DINSDAG 6 DECEMBER 1927.
275
Armbestuur dan op het oogenblik bestaat. Elk jaar geeft het
Burgerlijk Armbestuur een zeer hoog bedrag uit, zonder dat
de Raad daarin medezeggenschap heeft. Het is geen goede
toestand, dat die uitgaven buiten den Raad om geschieden,
zonder medezeggenschap van den Raad. In de stukken is op
gemerkt, dat het opnemen van Raadsleden in het Burgerlijk
Armbestuur weinig zin zou hebben, omdat nooit gezegd is,
dat het Burgerlijk Armbestuur te hooge uitgaven deed, zoodat
controle niet bepaald noodig is. Inderdaad, zelfs het meest
conservatieve lid van den Raad heeft daarop nooit aanmerking
gemaakt. Zij vinden den steun niet te hoog. Spreker en zijn
partijgenooten vinden den steun te laag. De Raadsleden in
het Burgerlijk Armbestuur moeten gelegenheid hebben, op te
komen zoowel tegen te lage als tegen te hooge uitkeeringen.
In het algemeen schijnt de norm van het Burgerlijk Arm
bestuur te zijn, dat een gezin met 2, soms met 3 kinderen
krijgt f 7.50 per week. Er wordt ook wel 10.gegeven in
sommige gevallen, maar ook dat is te weinig om in de be
hoeften van een gezin te voorzien. Het systeem van het
Burgerlijk Armbestuur is zoo verkeerd. Wanneer de menschen
na een jaar werkloosheid worden afgevoerd van de crisis
ondersteuning en zij zich moeten wenden tot het Burger
lijk Armbestuur, dan zijn hun behoeften op dat oogenblik
niet verminderd, integendeel, zij zijn toegenomen, maar als
regel begint het Burgerlijk Armbestuur toch met een be
langrijk bedrag minder aan steun te geven dan de laatste
uitkeering van de Crisiscommissie was. Waarom moet dat
gebeuren? Een gemeentelijke instelling, de Crisiscommissie,
oordeelt een bedrag van f 14.of f 15.per week noodig,
in verband met het aantal kinderen, voor een bepaald gezin.
Na een jaar moet de man reglementair worden afgevoerd.
De man komt bij het Burgerlijk Armbestuur en dan krijgt
hij soms in het geheel niets. Het Burgerlijk Armbestuur zegt:
je moet maar probeeren werk te vinden. Of, als het Burgerlijk
Armbestuur iets geeft, geeft het soms de helft van hetgeen
de Crisiscommissie gaf.
Dat is toch niet behoorlijk, want de behoeften van het
gezin zijn gelijk gebleven en als men meent, dat een werklooze
werkschuw is, laat men dat dan ronduit zeggen en daartegen
maatregelen nemen, maar laat men niemand op deze wijze met
den hongerprikkel tot werken drijven. Nu merktdeheer Wilmer
op, dat spreker het toch met hem eens is, dat er een prikkel
behoort te blijven. Spreker was nooit voor het denkbeeld van
den heer Knuttel te vinden, dat aan de werkloozen het volle
loon moest uitbetaald worden, omdat een mensch altijd een
mensch blijft en niet gaat werken, als hij hetzelfde inkomen
kan krijgen zonder zijn handen uit te steken. Spreker is er
dus niet voor om te zeggen: nu ben je werkloos, maar je
krijgt toch je volle loon. Maar men moet dien prikkel niet
vergelijken met hetgeen het Burgerlijk Armbestuur doet;
dat gaat veel verder en drijft de menschen er toe elk soort
van arbeid, hoe vernederend ook, te aanvaarden, om buiten
het bereik van den honger te blijven. Spreker zal misschien
enkele gevallen bij de replieken ter sprake brengen. Dit
College moet noodzakelijk gereorganiseerd worden, zoodat
Raadsleden van verschillende richting daarin zitting krijgen,
omdat de Raad elk jaar een belangrijk bedrag voteert en er
contact moet blijven tusschen Raad en Armbestuurde Raad
voteert jaarlijks 200.000.en heeft daarover verder niets te
vertellen. Het Armbestuur is een voortzetting van hel vroegere
Steuncomité; het bestaat uit menschen, die uit liefhebberij
wat willen doen voor de gemeenschap en zich dan verbeelden,
dat zij daarvoor heel wat doen, als zij een in nood verkeerend
gezin met 7,50 steunen.
Spreker wil nog vragen, of Burgemeester en Wethouders
het plan hebben om dit jaar een uitkeering op Kerstmis
voor de ondersteunden voor te stellen; het vorige jaar hebben
zij dit uit eigen beweging toegezegd.
Thans nog een opmerking aan dat deel van de rechterzijde,
dat voortkomt uit de kringen der vakbeweging. Vroeger
hebben de sociaal-democraten meermalen getracht, met deze
leden tot een compromis te komen, ten einde de aanneming
te verkrijgen van voorstellen, in het belang van de arbeiders
klasse. In de laatste jaren is de medewerking van die recht-
sche leden al minder en minder geworden. De heer Heemskerk
kon in zijn goede jaren terecht aanspraak maken op den
naam democraat. Met de medewerking van den heer Heems
kerk kon spreker meermalen slagen in het verkrijgen van
verbeteringen. Met zijn steun was het mogelijk, de werkloozen
los te maken van het Burgerlijk Armbestuur en de Crisis
commissie in te stellen, en een norm te verkrijgen van 15.
De heer Heemskerk is echter veranderd, in ongunstigen zin.
Hij voelt blijkbaar niet meer zooals vroeger de belangen van
zijn klasse. Al zijn de sociaal-democraten vrij talrijk, zij
zullen practisch toch niets kunnen totstandbrengen zonder
medewerking van de overzijde. Van de fabrikanten en den
middenstand valt niets te verwachten. De heer Bergers zegt,
dat hij bereid is voor goede voorstellen te stemmen, maar
onder de vele voorstellen van de sociaal-democraten moeten
toch ook wel goede voorstellen zijn, en toch komt het slechts
zelden voor, dat men tot de aanneming er van medewerkt.
Den laatsten tijd schijnt het echter, dat de Christelijke
vakbeweging pogingen doet, zij het dan nog maar heel
schuchter, om haar zelfstandigheid te hernemen. Het schijnt,
dat haar vertegenwoordigers er genoeg van beginnen te
krijgen, steeds de slippendragers te zijn van hun partijge
nooten, die een andere klasse vertegenwoordigen. Het is al
begonnen met een adres van den R. K. Volksbond omtrent de
cokesprijzen, maar geen enkele Katholieke vertegenwoordiger
in den Raad heeft daaraan ook maar één woord verspild. Men
heeft het adres eenvoudig genegeerd, alsof de R. K. vakbewe
ging in Leiden totaal niets te beteekenen had.
De voorzitter van den Christelijken Besturenbond, de heer
Grotenhuis, heeft zich buitengewoon kwaad gemaakt bij de
raadsverkiezingen. Zoowel in zijn eigen blad als in andere
couranten heeft hij geschreven, dat met de Christelijke arbei
ders werd gesold, dat voor hun belangen niets werd gedaan.
Bij de candidaatstelling waren de Christelijke arbeiders zoozeer
ten achter gesteld, dat dit voor hem aanleiding was om een open
brief te richten tot het bestuur van de anti-revolutionnaire
kiesvereeniging »Nederland en Oranje". Hij deelde daarin mede,
dat hij, na overleg met een vooraaustaand anti-revolutionnair
arbeider, na rijp beraad besloten had zich van de anti-revo
lutionnaire candidatenlijst te laten schrappen. Ernstig hadden
zij overwogen een advies te geven omtrent voorkeurstemmen,
waartegen het bestuur der kiesvereeniging geen bezwaar had,
maar zij zijn daarop teruggekomen. Zij wenschten niet, dat de
arbeiders zouden worden misleid en dat zij door voorkeur
stemmen de anti-revolutionnaire lijst zouden versterken.
Spreker vindt het jammer, dat deze menschen weer zoo
spoedig den moed in de schoenen hebben laten zakken; het
schijnen personen te zijn zonder eenige ruggegraat. De heer
Grotenhuis heeft buitengewoon hoog van den toren geblazen
ten aanzien van de quaestie van het bureau voor beroeps
keuze; hij keurde het af, dat niemand van de anti-revolution
naire raadsfractie hem verdedigd had tegen de aantijgingen
van den Voorzitter en zeide, dat aldus gedane beloften worden
ingelost en dat hij op loyale medewerking schijnbaar niet
mocht hopen. Maar later blijkt de heer Grotenhuis weer een
knieval te doenhij loopt weer in het gareel en het is weer
koek en ei. Spreker heeft laatst in een ingezonden stuk in de
Leidsche Courant gelezen, dat de arbeiders zich er over
beklaagden, dat de arbeidersbeweging in de Christelijke kies
verenigingen het vijfde rad aan den wagen was. Dat bewijst,
dat er ontevredenheid is en spreker twijfelt er niet aan of op
den langen duur zal dat verder gaan, omdat zijn partij geen
gelegenheid zal laten voorbijgaan om den menschen duidelijk
te laten zien, dat zij in één partij zitten met hun eigen tegen
standers.
De heer van der Reijden wil iets zeggen naar aanleiding van
de bewering van den heer Schüller, als zou spreker als eindrap-
porteur eenige opmerkingen van den heer Schüller niet in het
verslag hebben opgenomen. Spreker had in de derde sectie de
eer met 6 sociaal-democratische Raadsleden te vergaderen. Elk
Raadslid weet wat het zeggen wil, als 6 leden dezer partij elk
persoonlijk zijn opdrachten, alle mogelijke en onmogelijke zaken
betreffende, ter sprake brengt. De aan spreker door het ge
meentebestuur toegevoegde Secretaris, de heer van Deventer,
wien spreker bij deze hulde brengt, heeft alles wat gesproken
is, op zeer juiste wijze samengevoegd: wanneer iets vergeten
is, dan is dat waarlijk geen wonder, doch zeker ook niet van
veel waarde; het is geen stenografisch verslag. Spreker heeft
het stuk nagelezen en voor accoord geteekend, aangezien alles
duidelijk en klaar was weergegeven. Dat de heer Schüller
hem verantwoordelijk stelt, laat hem koud, maar wel dacht
hij ten slotte: wanneer alles wat de heer Schüller voorstelt
gebeuren moet in korten tijd, liefst dadelijk, dan mag de
belasting in Leiden wel verdubbeld worden.
Dat spreker niet veel zegt, is waar, maar zijn fractie volgt
een andere methode dan de S. D. A. P., waar allen er maar
op los kakelen en de debatten uitrekken als kauwgom. Het
Leidsch Dagblad wijst hierop menigmaal.
Dat spreker niet veel doet is misschien waar, ten minste,
als de heer Schüller bedoelt, dat het veel doen gelegen is in
het vertoon voor de publieke tribune van allerlei grappen en
kunsten.
De Voorzitter verzoekt den spreker zich te matigen en
dergelijke uitdrukkingen niet te bezigen.
De heer van der Reijden vraagt, wat de arbeiders hebben
aan al die schoone woorden en beloften, immers niets! Spreker
doet veel voor alle Leidsche ingezetenen, wanneer hij Burge
meester en Wethouders steunt in hun oprecht streven om de
gemeente met beleid te besturen en Leiden te behoeden voor
een bankroet, dat het gevolg zou zijn van het aannemen van