256 MAANDAG 5 DECEMBER 1927. 9°. Voorstel van den heer van Eek, in zake de invoering van eene belasting op bouwterreinen. Zullen worden behandeld bij de algemeene beschouwingen over de begrooting. 10°. Voorstel van den heer van Eek, in zake verhooging van het aantal opcenten op de Vermogensbelasting. Zal worden behandeld bij volgnummer 139 der Ontvangsten. 11°. Voorstel van den heer van Eek, in zake wederinvoering van de zakelijke belasting op het bedrijf. 12°. Voorstel van den heer van Eek, in zake de instelling van een Levensmiddelendienst. 13°. Motie van den heer van Eek, in zake het houden van optochten met muziek en banieren op Zondagnamiddag. Zullen worden behandeld bij de algemeene beschouwingen over de begrooting. 14°. Motie van den heer van Eek, in zake uitbreiding van het ledental der Commissie van Fabricage en van die voor het Grondbedrijf. Deze motie luidt als volgt: »De Raad acht het gewenscht, dat het ledental der Commissies van Fabrikage en voor het Grondbedrijf worde uitgebreid, ten einde daardoor te bereiken, dat zooveel mogelijk alle politieke richtingen in deze belangrijke commissies worden vertegenwoordigd.'' De Voorzitter stelt namens Burgemeester en Wethouders voor om deze motie in hunne handen te stellen om praead vies. De heer van Eck kan zich hiermede niet vereenigen, liet kan zijn, dat Burgemeester en Wethouders noodig achten om omtrent deze zaak praeadvies uit te brengen, de Raad is echter voldoende voorbereid op de behandeling ervan. Deze zaak is in de secties besproken. Als de Raad mocht besluiten om de motie in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om praeadvies, dan stelt sprekers fractie dat gelijk aan een verwerping. Spreker dringt er krachtig op aan, dat deze motie bij de algemeene beschouwingen over de begrooting behandeld wordt. De Voorzitter meent, dat men het moeilijk kan beschouwen als een verwerping, als oen voorstel of motie in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies gesteld wordt. Er pleiten wel eenige argumenten voor om omtrent deze zaak praeadvies uit te brengen. De quaestie van uit breiding der Fabricage-Commissie kan in de oogen van den heer van Eck politieke beteekenis hebben, zij is zeker ook van invloed op de werkwijze van het gemeentebestuur, en de vraag, hoe deze Commissie in het geheele gemeente bestuur werkt, heeft meermalen een punt van overweging in het College uitgemaakt. Ook thans is weder gebleken, dat het betreft een zaak, welke van verre strekking en veel omvattend is. Burgemeester en Wethouders doen hun voorstel volstrekt niet uit politieke overwegingen, maar eenvoudig om te zorgen, dat niet door een overijld en niet goed voorbereid besluit de zaak verkeerd zal loopen. De Raad moge van de politieke zijde van deze quaestie kennis genomen hebben, er zit ook nog aan een kant van het gemeentelang en het College zou er bijzonder prijs op stellen om daaromtrent eenige voorlichting aan den Raad te verstrekken. Waar Burgemeester en Wethouders inzien, dat er ook een politieke kant aan deze zaak zit, willen zij gaarne toezeggen, dat het praeadvies uiterlijk in Februari of Maart in handen van den Raad zal zijn, maar spreker wil ontraden om deze zaak te behandelen, zonder dat het College van Burgemeester en Wethouders daarnaar een onderzoek heeft ingesteld en er nog eens een rapport over uitgebracht heeft. De heer Heemskerk, geeft toe, dat, waar deze zaak reeds een paar keer is besproken, er misschien voor onmiddellijke behandeling van dit voorstel iets te zeggen zou zijn, maar omdat de zaak tot dusverre juist vertroebeld is door er de politiek aan te verbinden, zouden spreker en vele andere leden gaarne zien, dat Burgemeester en Wethouders het praeadvies uitbrachten, opdat op die wijze de Raad een zakelijke be schouwing zou krijgen over de vraag, of uitbreiding der Com missie al dan niet gewenscht is. In tegenstelling met den heer van Eck, die meent, dat het vragen van praeadvies aan Burgemeester en Wethouders practisch op verwerping van zijn motie neerkomt, zou spreker vreezen, dat, indien deze zaak a bout portant bij de begrooting werd behandeld, deze motie uit politieke overwegingen werd gekelderd. De heer van Eck wil een bemiddelingsvoorstel doen en wel in dezen zin, dat over de vraag of zijn voorstel in handen van Burgemeester en Wethouders zal worden gesteld om praeadvies, na afloop van de algemeene beschouwingen zal worden beslist. Handhaaft de Voorzitter zijn voorstel, dan zal spreker verplicht zijn het standpunt van Burgemeester en Wethouders te bestrijden en dan kiijgt men algemeene be schouwingen, voordat de algemeene beschouwingen aan de orde zijn. Burgemeester en Wethouders kunnen, na afloop der algemeene beschouwingen, nog voorstellen het voorstel in hun handen te stellen om praeadvies. De Voorzitter zegt, dat, waar de heer van Eck bij de alge meene beschouwingen de zaak zal ter sprake brengen, Burge meester en Wethouders met het oog daarop geen bezwaar hebben om na afloop van de algemeene beschouwingen over de wijze van behandeling van deze motie te doen beslissen. 15°. Motie van den heer van Eck, in zake het verleenen van toegang aan de Raadsleden tot gemeente-inrichtingen en terreinen, welke in geval van brand worden afgezet. Zal worden behandeld bij de algemeene beschouwingen over de begrooting. 16°. Voorstel van den heer Schüller, in zake het aanleggen van trottoirs en rijwielpaden op den Lagen Rijndijk. Zal worden behandeld bij volgnummer 289 der Uitgaven. 17°. Voorstel van den heer Schüller, in zake het aanleggen van een bestrating op een gedeelte van den Maresingel. Zal worden behandeld bij volgnummer 291 der Uitgaven. 18°. Voorstel van den heer Schüller, in zake de demping van het geheele Levendaal. De Voorzitter stelt namens Burgemeester en Wethouders voor dit voorstel tegelijk met dat van den heer Sqtsma bij de herziening van het uitbreidingsplan te behandelen. De heer Schüller moet bezwaar maken, indien de be doeling is, dat zijn voorstel niet bij de begiooting zal worden behandeld. Hij zou gaarne zijn voorstel bij de algemeene be schouwingen nader toelichten en verdedigen, temeer waar hij ook in de sectie deze zaak bij de algemeene beschouwingen heelt ter sprake gebracht. De Voorzitter meent, dat er geen bezwaar tegen bestaat om bij de algemeene beschouwingen over de begrooting over deze aangelegenheid te spreken, maar moet ten stelligste aan den Raad ontraden om het voorstel van den heer Schüller thans te behandelen en daaromtrent een beslissing te nemen. Nog zeer onlangs heeft de Raad na ampele bespreking besloten om een gelijkluidend voorstel van den heer Sijtsma te behandelen bij de herziening van het uitbreidingsplan en het zou dus zeer zonderling zijn om nu dit voorstel van den heer Schüller te willen afdoen. De heer Schüller kan geen genoegen nemen met het voorstel van het College, aangezien de argumenten, welke Burgemeester en Wethouders aangevoerd hebben voor hun voorstel betreffende de behandeling van het voorstel-Sijtsma, geheel anders waren. Spreker blijft er dan ook op staan, dat zijn voorstel thans behandeld zal worden. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 20 tegen 7 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Spendel, van Tol, Romijn, van Es, Sijtsma, Wilmer, Manders, de Reede, Reimeringer, Tepe, Goslinga, Parmentier, Heemskerk, van der Reijden, Kuiven- hoven, Bergers, Meijnen, Wilbrink, Bosman en Eikerbout. Tegen stemmen: de heeren van Stralen, van Eck, Vallent- goed, mevr. Braggaar—de Does, de heeren Verweij, Kooistra en Schüller. De heer Schüller wenscht een woord van protest te uiten tegen de Raadsleden, die op deze manier trachten het werk van zijn fractie onmogelijk te maken. Spreker geeft den Raad en het College ernstig in over weging om op deze wijze niet voort te gaan, want daartegen zou van den kant van spreker en de zijnen het scherpst ver zet te verwachten zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 2