GEMEENTERAID VAN LEIDEN.
ii'.ivon i:> su it k i:\.
173
N°. '236. Leiden, 19 October 1927.
Tegen inwilliging yan nevensgaand verzoek van Mevrouw
C. J. W. WisseVerburgt bestaat bij ons College geenerlei
bezwaar.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering, overeenkomstig het
advies van het College van Vrouwen-Kraammoeders, in over
weging aan Mevrouw C. J. W. WisseVerburgt, op haar
verzoek, eervol ontslag te verleenen als lid van dat College.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 24 Sept. '27.
Aan den Baad der Gemeente Leiden.
Ondergeteekende heeft hiermede de' eer Uw Edelachtbaar
College beleefd te verzoeken haar eervol te willen ontslaan
als Lid van het College van Vrouwen-Kraammoeders alhier.
Met verschuldigde hoogachting
Uwe dw. drsse.
C. J. W. WisseVerburgt.
N°. 237. Leiden, 20 October 1927.
De afdeeling Leiden van het Nederlandsche Werklieden
verbond Patrimonium heeft tot Uwe Vergadering het verzoek
gericht, maatregelen te willen nemen, dat het bellen en
slaan op de gong van de zoogenaamde IJsco's, waardoor
inzonderheid de godsdienstoefeningen menigmaal gehinderd
worden, op den Zondag wordt verboden. Het verzoek werd
met de adressen, tot Uwe Vergadering gericht, waarbij de
Baad der Gereformeerde Kerk alhier, de Leidsche Christelijke
Besturenbond en de Kerkeraad der Christelijk Gereformeerde
Gemeente, zoomede een tot Burgemeester en Wethouders
gericht adres, waarbij de Kerkeraad der Ned. Hervormde
Kerk alhier adhaesie betuigden, om praeadvies in handen
gesteld van Burgemeester en Wethouders, die onze Commissie
verzochten de behandeling te willen overnemen.
Het komt ons voor, dat er voor het maken van een
dergelijke bepaling in het belang der openbare orde wel
aanleiding bestaat. Waar het hier intusschen niet de Zondags
heiliging kan betreffen, aangezien dit onderwerp reeds in
de Zondagswet geregeld is, meenen wij, dat het verbod niet
den geheelen Zondag, noch ook de geheele stad moet gelden,
doch alleen van kracht behoort te zijn voor den tijd, ge
durende welken en de plaats, in de onmiddellijke omgeving
waarvan godsdienstoefeningen gehouden worden. Ook het
verzoek beoogt uitsluitend het ongestoord verloop dier gods
dienstoefeningen te verzekeren, waardoor vanzelf de beide
genoemde beperkingen gegeven zijn. Anderzijds schijnt er
alleszins reden, het verbod uit te breiden tot alle geraas
bij het venten en tot alle dagen, dus ook niet-Zondagen,
waarop godsdienstoefeningen worden gehouden. Voorts
achten wij het gewenscht, het verbod eveneens betrekking
te doen hebben op de ziekenhuizen, en ook op de scholen,
waarvan de leerlokalen aan den weg gelegen zijn, gedurende
de schooltijden.
Wij geven U mitsdien in overweging de navolgende ver
ordening vast te stellen:
VERORDENING,
houdende wijziging van de Verordening van 2 Mei 19 72
(Gem. Blad No. 17), op de Straatpolitie, laatstelijlc
gewijzigd bij verordening van 25 Juli 1927
(Gem. Blad No. 10).
Artikel I.
Ka artikel 51 van bovengenoemde veiordening wordt
ingevoegd een nieuw artikel 51 bis, luidende:
„Het is verboden op of aan den openbaren weg bij het
venten te roepen, te schreeuwen, of ander geraas te maken
binnen 50 M. afstand vaD kerken gedurende de tijden, dat
daarin godsdienstoefeningen worden gehouden, van scholen,
waarvan leerlokalen aan den weg gelegen zijn gedurende de
schooltijden, en van ziekenhuizen".
Artikel II.
De aanhef van artikel 52 wordt gelezen als volgt:
„Onverminderd het bij de beide vorige artikelen bepaalde
zijn de venters verplicht" enz.
Artikel III.
In artikel 66, eerste lid, zesde zinsnede wordt achter „51
litt. a, b en c" ingevoegd: 51 bis".
De Commissie voor de Strafverordeningen,
V oorzitter.
van Deventer, Secretaris.
Aan den Gemeenteraad.
K°. 238. Leiden, 24 October 1927.
Zooals Uwe Vergadering bekend is, werd het tijdelijk
gemeentelijk Waschbureau indertijd ondergebracht in het
vroegere gebouw der Centrale Keuken, staande op het terrein
van het Openbaar Slachthuis. Voor het gebruik vergoedt
het Waschbureau thans f 400.per jaar.
Aangezien eenerzijds dat gebouw slechts op zeer onvol
doende wijze aan het bureau huisvesting kan bieden en
anderzijds het met het oog op de belangen van het Slachthuis
wenschelijk is, dat dit laatste weder de beschikking over de
ingenomen ruimte verkrijgt, heeft ons College een onder
zoek doen instellen, of het perceel aan de Gasstraat, aan
vankelijk bestemd voor badhuis en behoorende tot het 2e
bouwplan van de vereeniging „de Goede Woning", door het
Waschbureau zou kunnen worden gebruikt.
Met betrekking tot dit perceel van „de Goede Woning"
brengen wij U in herinnering (zie het aan Uwe Vergadering
medegedeelde bij Ingekomen Stukken Kis 10 van 1923 en 56
van 1925), dat het bestuur dier vereeniging ons College
machtiging had verzocht het gebouw, met het oog op de
inmiddels gebleken minder gunstige exploitatie-vooruitzich
ten, als badhuis voorloopig niet af te bouwen. Ons College
had de gevraagde machtiging verleend, onder voorwaarde,
dat omtrent de aan het gebouw te geven bestemming en
zijne exploitatie met ons College vooraf overleg moest wor
den gepleegd en dat veranderingen in het gebouw niet
zonder onze voorafgaande goedkeuring mochten worden
aangebracht.
Bij ons voorstel inzake verhooging van de rijksvoorschotten
voor het 2e bouwplan der vereeniging (zie het genoemde
Ingek. Stuk Ko. 56 van 1925) wezen wij er ook op, dat te
zijner tijd nog een som zou zijn benoodigd voor de afwer
king van het pand. „Aangezien daarvan thans", zoo schreven
wij, „niet meer dan de romp met de binnenmuren aanwezig
„is, kan het in zijn tegenwoordigen staat voor geen enkel
„doeleinde worden gebezigd. In de onderwerpelijke verhoo-
„ging van het voorschot kunnen de kosten van de voltooiing
„echter niet worden opgenomen. Eerst wanneer de bestem-
„ming van het perceel vaststaat, kan een aanvrage om
„meerder voorschot voor dit doel in overweging worden
„genomen".
Hoewel met het bestuur der vereeniging herhaaldelijk
overleg werd gepleegd inzake het geven van een bestemming
aan het perceel, teneinde dit rendabel te maken, mocht het
nog niet gelukken een huttig doel te vinden.
Thans doet zich echter, meenen wij, een uitstekende ge
legenheid voor, om aan het gebouw een goede bestemming
te geven; zoowel de belangen van de vereeniging, als die
van de gemeente zijn daarmede gediend. Het ingestelde
onderzoek heeft n.l. uitgewezen, dat het perceel, mits vol
tooid, zeer goed door het Waschbureau kan worden gebruikt.
Werd de bestaande huisvesting van het Waschbureau be
stendigd, dan zou het terrein niet aan het Slachthuis kunnen
worden toegevoegd, en bovendien zouden, in verband met
den staat, waarin het tegenwoordige gebouw verkeert, vrij
belangrijke uitgaven wegens herstel en onderhoud niet achter
wege kunnen blijven.
Intusschen moet, gelijk wij reeds zeiden, het voormalige
badhuisgebouw nog worden afgewerkt. Voor de voltooiing
wordt, voor welk doel het gebouw ook wordt gebezigd, een
bedrag van 4.700.vereischtbovendien is, om het speciaal
ten behoeve van het Waschbureau geschikt te doen maken,
een bedrag van ƒ500.noodig, tezamen derhalve een bedrag
van ƒ5.200.
Waar het Bijk niet bereid werd bevonden deze som op
den voet van de Woningwet als voorschot te verstrekken,
zal de gemeente uit eigen kas het bedrag aan de vereeniging
A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN,