GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
167
ISeeKWHES STUKKEN.
N°. 227. Leiden, 27 September 1927.
Gelijk Uwe Vergadering bekend is, zijn reeds sedert ge-
ruimen tijd bij ons College plannen voor den bouw van
een nieuwe Groote Havenbrug in overweging. Ook in Uw
midden werd de zaak eenige malen ter sprake gebracht,
hetgeen laatstelijk leidde tot een motie van Uw medeleden,
de heeren Huurman en Eikerbout, waarbij de wenschelijkheid
werd uitgesproken, om zoo spoedig mogelijk tot den bouw
van een nieuwe Groote Havenbrug over te gaan en ons
College werd uitgenoodigd een plan met begrooting daartoe
bij Uwe Vergadering in te dienen. Deze motie werd tijdens
de behandeling van de gemeentebegrooting voor het jaar
1925 in Uwe Vergadering van 3 December 1924 om prae-
advies in onze handen gesteld.
Aangaande de noodzakelijkheid van een nieuwe brug ter
plaatse kunnen wij kort zijn, aangezien daarover, naar wij
meenen, vrijwel eenstemmigheid zal bestaan. De tegen
woordige houten ophaalbrug ter breedte van 4.10 M. en
zonder trottoirs is èn wat haar capaciteit, èn wat haar
constructie betreft, totaal verouderd en niet meer in staat
het moderne verkeer, gelijk dit zich mede door aanbouw in
dit stadsgedeelte ontwikkeld heeft en in de toekomst ver
moedelijk nog verder ontwikkelen zal, te verwerken.
Wij zouden dan ook reeds eerder met plannen voor den
bouw van een nieuwe Groote Havenbrug bij Uwe Verga
dering zijn gekomen, indien niet de onderhandelingen met
de Haagsche Tramweg Maatschappij over de vraag, in hoe
verre deze maatschappij met het oog op de mogelijke
doortrekking van haar tramlijn over deze brug in de richting
van de Zijlpoort een bijdrage in de kosten van den bouw
wilde verleenen, tot belangrijke vertraging hadden geleid.
Hoewel de Maatschappij zich aanvankelijk tot het geven
van eene bijdrage bereid verklaarde, voor het geval en zoodra
zij voor hare tramlijn van de brug gebruik zou maken,
terwijl dezerzijds het standpunt werd ingenomen, dat vóórdat
tot het vaststellen van de vernieuwingsplannen werd over
gegaan, zekerheid moest bestaan, of al dan niet op eene
bijdrage van de tram gerekend kon worden, te betalen
zoodra de nieuwe brug voor het gewone verkeer geopend
zou zijn, kwam de maatschappij ten slotte bij schrijven van
28 Januari 1927 zelfs op hare vroegere toezegging terug,
voornamelijk in verband met de omzetting van de Haagsche
Tramweg Maatschappij in een gemengd bedrijf. De positie
van het gemengd bedrijf werd een andere geoordeeld, aan
gezien dit bedrijf in verband met de overeenkomst met de
gemeente 's-Gravenhage in de naaste toekomst nog een
zware taak te vervullen had ter voorziening in de behoeften
van het stadsverkeer te 's Gravenhage. Zoolang in de behoefte
van dat verkeer niet voldoende was voorzien, moest het
bedrijf, zoo meende men, niet dan in noodzakelijke gevallen
zijn taak gaan uitbreiden door op zich te nemen het com
munale verkeer in andere steden.
De onderhandelingen moesten hiermee als mislukt worden
beschouwd, zoodat bij de verdere uitwerking van de plannen
thans uitsluitend met de behoeften van het gewone verkeer,
dus zonder tram, rekening behoefde te worden gehouden.
Den Directeur van Gemeentewerken werd mitsdien op
12 Februari j.l. opdracht verstrekt tot het ontwerpen en
uitwerken van een plan in dien geest met den meest moge
lijken spoed over te gaan.
In de maand Juni bereikte ons het plan van den Directeur
en op 30 Juli d. a. v. het advies van de Commissie van
Fabricage, die zich, evenals ons College, daarmede bleek te
kunnen vereenigen.
Volgens dit plan is de nieuwe brug ontworpen op een
breedte van 14.50 M., en wel een rijvlak van 10.80 M. en
twee trottoirs ieder breed 1.85 M. Deze breedte is die van
de Blauwpoortsbrug, en werd destijds aldaar met inbegrip
van dubbel tramspoor voldoende geacht. Thans en op deze
plaats wordt een breedte van 14.50 M. noodzakelijk geacht
voor een brug zonder tramspoor.
De doorvaartwijdte, welke bij de oude brug 10 M. bedraagt,
wordt, in het bijzonder met het oog op de kolenschepen
voor de Lichtfabrieken in verband met de ongunstige ligging
van de brug ten opzichte van de toegangswateren, op 11 M.
gebracht, uit welken hoofde een gedeelte van de kosten
van de nieuwe brug ten laste van de Lichtfabrieken zal
komen. De ligging is voorts aldus gekozen, dat de N.W.
zijkant van de nieuwe brug samenvalt met den FT.W. zijkant
van de oude brug, zoodat de verbreeding geheel naar den
Z.O. kant gezocht is. Aldus wordt de beste ligging, zoowel
ten opzichte van de scheepvaart als ten opzichte van de
toegangswegen, Oude Vest, Haarlemmerstraat, Oude Rijn,
Heerengracht, Kalvermarkt en Havenkade (de beide laatste
over de Kleine Havenbrug) ten Z.W., en Haven en Oude
Heerengracht ten K.O. van de brug, verkregen. Als type is
gekozen de rolbasculebrug met electrische beweegkracht.
Behalve de eigenlijke brug met uitloopende trottoirs
omvat het plan een omlegging van de Kleine Havenbrug
en voorts den bouw van een brugwachtershuisje en een
politieposthuis op het trottoir aan den Westelijken vleugel,
waartoe een hoek van de Oude Heerengracht ter plaatse
moet worden gedempt. Onder het brugwachtershuisje be
vindt zich een bergruimte, welke toegang geeft tot de
bruggekelders. Het tegenwoordige brugwachtershuisje nabij
de Kleine Havenbrug en het politieposthuis met rijkstele-
phoonkast en transformator op het Havenplein zullen
worden afgebroken.
De kosten van uitvoering van het geheele plan worden
geraamd op 235.000.uitgezonderd de bezwaarlijk met
eenige juistheid vooraf te ramen kosten voor het verleggen
of vernieuwen van kabels; laatstbedoelde kosten zijn derhalve
pro memorie uitgetrokken.
In de kosten van uitvoering zal door de Lichtfabrieken
uit hoofde van het belang, dat deze fabrieken hebben bij
een grootere doorvaartwijdte, eene bijdrage worden verleend
tot een bedrag van 25.000.— in maximum, zoodat een
bedrag van ƒ210.000.— uit leening zal moeten worden ge
vonden.
Ouder mededeeling, dat de Provinciale Waterstaat geene
principieele bedenkingen tegen het ontwerp heeft, geven
wij Uwe Vergadering onder verwijzing naar de ter visie
liggende teekeningen en verdere stukken alsnu in overweging:
a. ten behoeve van den bouw van een nieuwe Groote
Havenbrug met bijkomende werken door vaststelling van
den hierbij overgelegden begrootingsstaat, model D., een
bedrag van ƒ235.000.te onzer beschikking te stellen,
waarvan een bedrag van ten hoogste 25.000.ten laste
van de Lichtfabrieken zal worden gebracht;
b. de motie van de heeren Huurman en Eikerbout, alsmede
een indertijd bij U ingediend adres van de Federatie van
te Leiden gevestigde woningbouwvereenigingen, waarin ook
op verbreeding van de Groote Havenbrug werd aangedrongen,
hiermee als afgedaan te beschouwen.
De Commissie van Financiën kan zich blijkens haar mede
in de Leeskamer liggend advies met het plan uit financieël
oogpunt vereenigen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
i