202 MAANDAG 26 SEPTEMBER 1927. De heer Heemskerk acht het onnoodig om 6 stadsgenees- heeren te hebben. Spreker vindt den teruggang in belooning, dien Burgemeester en Wethouders voorstellen, te straf en daarom zal hij bij artikel 30 voorstellen om alsnog boven de jaarlijksche ver goeding, welke de stadsgeneesheeren zullen krijgen, zooals door de besturen der ziekenfondsen is vastgesteld, een vaste toelage van ƒ250.te geven. De algemeene beschouwingen worden gesloten. De artikelen 1 tot en met 21 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter deelt mede, dat Burgemeester en Wethou ders een wijziging aanbrengen in artikel 22. Aangezien de verordeningen, genoemd in b en c van de eerste alinea van het artikel niet meer in werking zijn, kunnen b en c vervallen, zoodat het artikel zal luiden: »Zij zijn belast met het onderzoek van adspirant-gemeente- ambtenaren en -werklieden. Dit onderzoek geschiedt volgens regelen, door den Direc teur van den Geneeskundigen Dienst aangegeven." Het aldus gewijzigde artikel 22 en de artikelen 23 tot en met 29 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Op artikel 30 dient de heer Heemskerk een amendement in, hetwelk, nader gewijzigd, strekt om de eerste alinea van het artikel te lezen als volgt »De stadsgeneesheeren ontvangen een jaarlijksche bezoldi ging van 250.—, benevens voor iederen te hunnen name door den Geneeskundigen Dienst ingeschreven onvermogende een vaste jaarlijksche bezoldiging, waarvan het bedrag gelijk is aan dat, hetwelk door de besturen der te Leiden gevestigde ziekenfondsen is vastgesteld." Het amendement van den heer Heemskerk wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad slaging uit. De heer Wilmer gelooft niet, dat het amendement zal worden aangenomen, maar rekening houdend met de moge lijkheid, dat dit wel zal gebeuren, wijst hij er op, dat de heer Heemskerk, als het werkelijk zijn bedoeling is te voorkomen, dat de stadsgeneesheeren zooveel in salaris achteruitgaan, zijn amendement in dien zin zal moeten aanvullen, dat die jaarlijksche bezoldiging van 250.alleen zal worden toege kend aan de thans in dienst zijnde stadsgeneesheeren, niet aan de toekomstige. De Voorzitter zegt, dat de heer Heemskerk, indien dat inderlaad zijn bedoeling is, een overgangsbepaling zal moeten voorstellen, volgens welke de tegenwoordige functionarissen, zoolang zij in dienst zijn, jaarlijks een extra toelage zullen krijgen van 250. De heer Heemskerk zal het advies, hem door den Voorzitter gegeven, opvolgen en trekt zijn amendement in. Aangezien de heer Heemskerk zijn amendement heeft inge trokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer Wilbrink zegt, dat men toch niet weet, hoe de omstandigheden zullen veranderen. Men zou zich nu vast leggen. Zoolang de tegenwoordige doktoren in dienst zijn, zullen zij dan onder alle omstandigheden die hoogere bezol diging behouden en spreker zou niet daarvoor zijn. De Voorzitter zegt, dat dit straks aan de orde zal komen. Artikel 30 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming onveranderd aangenomen. De artikelen 31 tot en met 33 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter deelt mede van den heer Heemskerk ont vangen te hebben een voorstel, luidende: «Öndergeteekende stelt voor aan de in functie zijnde stads geneesheeren een tijdelijke toelage te geven per jaar van Het voorstel van den heer Heemskerk wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad slaging uit. De heer Heemskerk meent, dat het aantal patiënten per stadsgeneesheer gemakkelijk kan opgevoerd worden en dat dus de bedoeling is, dat, als er een vacature komt onder de stadsgeneesheeren, die voorloopig niet vervuld wordt, totdat Burgemeester en Wethouders van oordeel zijn, dat zij moeten komen met een voorstel om de vacature weder te vervullen, omdat het aantal te beperkt zou zijn. Automatisch krijgt men de bezuiniging. Door sprekers amendement wordt bereikt, dat de menschen, die nu in functie zijn en altijd op deze inkomst gerekend hebben, niet zoo erg in inkomsten achteruitgaan als het geval zou zijn bij aanneming van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter wijst er op, dat volgens artikel 30 de be taling aan de stadsgeneesheeren per patiënt gebonden is aan hetgeen de doktoren van de ziekenfondsen krijgen. Het is mogelijk en zelfs niet onwaarschijnlijk, dat de doktoren van die fondsen verhooging van betaling zullen krijgen en dat zal dan automatisch ten goede komen aan de stadsgenees heeren. De heer Heemskerk zegt, dat deze verordening niet voor eeuwig wordt vastgesteld. Als de omstandigheden veranderen, dan kunnen Burgemeester en Wethouders weder met een voorstel tot wijziging der verordening komen. De heer Meijnen wenscht te vragen, of hetgeen de heer Heemskerk voorstelt nu ook zal gelden voor den stadsge neesheer, die pas in functie is getreden. De heer Huurman wijst er op, dat de Raad 3 weken geleden een nieuwen gemeente-arts benoemd heeft, voor dezen kan toch het motief niet gelden, zoo langen tijd in dienst te zijn geweest, en de billijkheid betracht moet worden. Toch zal die arts deelen in het voordeel, dat de andere heeren even tueel zouden krijgen. Hieruit blijkt wel, hoe ondoordacht het amendement van den heer Heemskerk is. De heer Wilbrink zal zijn stem aan het voorstel van den heer Heemskerk geven, niet omdat hij aan de stadsgenees heeren, wat het verleden betreft, een extra toelage wil toe kennen, maar omdat de bezoldigingen, welke de Fondsdoktoren genieten, als minimaal zijn te beschouwen en de stadspatiënten, die de stadsgeneesheeren krijgen, de slechte risico's vormen, omdat zij, die niet bij een fonds terecht kunnen, bij de gemeente komen. Het voorstel van den heer Heemskerk wordt in stemming gebracht en met 28 tegen 4 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Verweij, Kooistra, Parmentier, Bergers, Sijtsma, Bosman, Spendel, van Tol, Meijnen, Val- lentgoed, Kuivenhoven, Romijn, Wilmer, Schüller, Tepe, Splinter, Goslinga, van Stralen, Baart, Burgerjon, van der Reijden, van Rosmalen, Huurman, Groeneveld, van Eek, Mevr. Braggaarde Does en de heeren Eikerbout en van Es. Vóór stemmen: de heeren Mandeis, Wilbrink, Heemskerk en de Reede. De verordening in haar geheel wordt ten slotte zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. De Voorzitter zegt, dat reeds van af 1923 het verrichten van vaccinaties is opgedragen aan de stadsgeneesheeren en daardoor de betrekking van geneesheer, belast met de inenting, kan worden geschrapt uit den staat van betrekkingen, die als nevenbetrekkingen worden beschouwd. Voorstel sub b dient dus aldus te worden gewijzigd, dat in den vierden en den vijfden regel de woorden: «vervalt de betrekking van stads geneesheer en de daaraan verbonden jaarwedde" worden vervangen door het volgende: «vervallen de betrekkingen van stadsgeneesheer en van geneeskundige, belast met de inenting, en de aan die betrekkingen verbonden jaarwedden". Het aldus gewijzigd voorstel sub b wordt zonder beraadsla ging of hoofdelijke stemming aangenomen. XIII. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 10 Juli 1913 (Gem. blad No. 21), op de Winkelsluiting. (Zie Ing. St. No. 213.) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artikelen I en II worden achtereenvolgens zonder be raadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening eveneens zonder beraadslaging of hoof delijke stemming wordt vastgesteld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 8