208 MAANDAG 20 ST: EP TEM BER 1927. omdat door ziekte geen huur, voldoende voor een behoorlijke woning kon worden opgebracht. Waren de gegevens, die nu bekend zijn, toen beschikbaar geweest, dan zou zeker gezorgd zijn, den nu betreden weg in te slaan. Het onderzoek door den Armenraad moge voor sommigen onaangenaam zijn ge weest, het is mogelijk, doch er was geen andere weg, en de betrokkenen dienen zich bewust te zijn, dat zij jarenlang van een goedkoope woning hebben geprofiteerd op kosten van anderen, die het aan het allernoodigste ontbrak." De Stichting heeft aan de hand van de ontvangen gegevens aan de bewoners van 17 woningen verzocht naar een ander huis uit te zien van huuropzegging is geen sprake en daarbij is medegedeeld, dat er woningen beschikbaar zouden komen aan den Haagweg. Hiermede zijn alle feiten opgesomd. De heer van Stralen heeft enkele speciale gevallen naar voren gebracht, maar spreker kan hem daaromtrent geen inlichtingen geven, omdat hij geen namen heeft genoemd en dus een onderzoek onmo gelijk was. Spreker kan alleen zeggen, dat door de Stichting met alle omstandigheden van de menschen is rekening ge houden. Sommige menschen met groote inkomens zijn onge moeid gelaten teneinde te voorkomen, dat het bedrijf, dat zij uitoefenen, gevaar zou loopen, maar het spreekt van zelf, dat men, als men wenscht, dat de gemeentewoningen ter beschik king van de allerarmsten komen, tracht degenen, die een hoogere huur kunnen verwonen, door overreding of zachten dwang naar een ander huis te doen verhuizen. Het kan dikwijls heel onaangenaam zijn, maar aan den anderen kant is het toch niet zoo heel verschrikkelijk, wanneer die menschen langen tijd ergens gewoond hebben, dat zij moeten uitzien naar een woning elders, terwijl bij het zoeken daarvan ook de noodige steun wordt verleend. Hiermede is aan de interpellatie alle eer bewezen. Ofschoon de gestelde vragen ontkennend moesten worden beantwoord, heeft spreker er prijs op gesteld den Raad volledig in te lichten, opdat hij zoo noodig zich kan uitspreken over de gevolgde politiek. Echter heeft de heer van Stralen, zooals hiervoren reeds werd opgemerkt, verklaard, dat hij zich wel vereenigen kan met het beginsel, dat aan het besluit van Burgemeester en Wethouders ten grondslag ligt. De heer van Stralen dankt den Voorzitter voor de inlich tingen, die hij, uit medelijden voor spreker, aan den Raad heeft verstrekt. Ook zonder dat medelijden zouden die mede- deelingen wel zijn gedaan, want als de Voorzitter daartoe in de gestelde vragen geen aanleiding had gevonden, zouden nadere vragen niet zijn uitgebleven. Intusschen is het toch gelukkig, dat de Raad nu is ingelicht. De Voorzitter heeft er sterk den nadruk op gelegd, dat spreker het eens zou zijn met het beginsel, dat men op deze wijze verschillende gezinnen brengt in woningen, waarvan de huurprijs overeenkomt met het gezinsinkomen. Zoo gezegd is dat niet volkomen juist. Spreker kan zich er mede vereenigen, dat ieder woont in een woning, die hij kan betalen, maar hoogstwaarschijnlijk zal hij daaraan hebben toegevoegd: over de geheele linie. Hij wenscht dit niet alleen te laten gelden voor arbeiders, maar ook voor menschen met hoogere inkomens. De Wethouder Splinter heeft bij de behandeling van de Huur- verordening, evenals thans de Voorzitter, een lijstje voorge lezen van de inkomens van arbeidersgezinnen met de door hen verwoonde huren, maar men moet dergelijke gegevens nu ook eens verschaffen omtrent de beter gesitueerden. Het is eigenaardig, dat men ten aanzien van de arbeiders altijd nagaat, welke inkomsten zij hebben, en dat dan wordt gezegd hoe zij die moeten besteden. Er blijft voor den mensch toch altijd een zekere vrijheid om te doen wat hem belieft. Er kunnen menschen zijn, die genoegen willen nemen met een sobere woning tegen lagen prijs, en die voor andere dingen meer geld over hebben, en er kunnen anderen zijn, die wat meer voor hun woning willen besteden. Op deze vrijheid wenscht spreker niet al te zeer inbreuk te maken. Wat nu de zaak zelve betreft, men kan zich voorstellen, dat Burgemeester en Wethouders pogen, de goedkoope wonin gen, die in het bezit van de gemeente zijn, ter beschikking te stellen van diegenen, die het minste kunnen betalen, maar, als dat zoo is, dan vindt spreker niet goed, dat daarmede zoo plompverloren wordt begonnen. Hij heeft het idee gehad, dat de genomen maatregel eigenlijk is geboren uit de discussie over de huurverordening, waarbij Wethouder Splinter een lijst heeft voorgelezen van hooge inkomens van arbeiders en van lage huren. Wilde de gemeente het beginsel gaan toepassen, dat de menschen een huur moesten verwonen, evenredig met hun inkomen, dan had zij daartoe reeds jaren geleden de gelegenheid gehad, b.v. in een tijd, toen het nog niet zoo moeilijk was als thans om, indien men een huuropzegging heeft gekregen, een andere woning te vinden. Het feit, dat men geen andere woning weet te vinden, brengt de onrust, waarvan spreker in zijn vragen heeft gewaagd. Wat betreft het lijstje van die inkomsten en die huurprijzen, dat de Voorzitter heeft voorgelezen, het is een beetje eigen aardig, dat meermalen is gebleken, dat als spreker en diens partijgenooten op onderzoek uitgaan, hun ervaringen geheel anders zijn dan die van het College. Spreker heeft de gevallen, door hem genoemd, niet uitgezocht; hij is hier en daar heen gegaan en kwam toen tot een conclusie, welke hem aanleiding gaf' te spreken van de ontactische wijze, waarop te werk zou zijn gegaan. Spreker heeft, evenals de Voorzitter, zijn inlich tingen van derden en nu is het maar de vraag of zijn inlich tingen onbetrouwbaar en die van den Voorzitter volkomen overeenkomstig de waarheid zijn. De menschen, die bij spreker kwamen, zeiden, dat de huur wel niet was opgezegd, maar dat zij een dringende aanmaning hadden gekregen om hur. woning te ontruimen, waarbij werd medegedeeld, dat woningen, die aan den Haagweg werden gebouwd, met September beschikbaar kwamen, dat zij tegen dien tijd moesten vertrekken en dat zij, als zij dat niet deden, een dagvaarding tot ontruiming zouden krijgen. Van meerdere zijden heeft spreker dat als inlichting gekregen en zelfs in die mate, dat, toen hij had gezegd de zaak te zullen bespreken, enkele menschen bij hem zijn geweest om te vragen of dat werkelijk zou gebeuren, omdat bij hen telkens op ontruiming van de woningen werd aangedrongen. Spreker zal enkele gevallen noemen. Hij zal geen namen noemen, maar wil de gegevens ter beschikking van den Voor zitter of van den Wethouder stellen. Het eerste geval is dat van een meubelmaker in de Schoolstraat. De man is 63 jaar oud en verdient 27.— per week. Zijn vrouw lijdt aan een hartkwaal. Hij heeft reeds 40 jaar in dat huisje gewoond. Dat is meer dan een halve menschenleeftijd. Dat gezin is aan gezegd, dat het zijn woning moest verlaten, het zou een woning kunnen betrekken aan den Haagweg. De vrouw mag geen trappen loopen, zij kan dus geen bovenwoning accepteeren, maar zij moet een benedenhuis hebben, maar het gezin moet er uit. De man is 63 jaar, hij is vrijwel op, en na korten tijd zal hij wel van zijn patroon de boodschap krijgen, dat hij naar huis kan gaan. Wanneer dergelijke menschen worden ver dreven uit een woning van 1,75 en gedwongen worden, 4.of 4.50 te verwonen, zullen Burgemeester en Wet houders zich dan ook later met hen bemoeien, als de man werkloos wordt en hij de huur niet meer kan betalen? Een tweede geval, eveneens in de Schoolstraat, is de vorige maal al besproken. Deze man verdient 18.a 19.per week. Hij heeft drie jonge kinderen, het oudste is 7 jaar. Ook hem is aangezegd, dat hij zijn woning moet verlaten. In dit geval is door den Armenraad een onderzoek ingesteld, zoodat de patroon meende, dat de man onderstand had gevraagd. In de Susanna Klinkerstraat woont een gezin van vier personen. De man is werkloos geweest van 1922 tot 1926 en is nu, nog geen vol jaar, werkzaam als schipper in de bin nenvaart. Hij verdient 29.per week, maar aangezien hij voortdurend buitenshuis moet vertoeven (hij komt eenmaal per week thuis) heeft hij 10.noodig vior zijn eigen kost. Spreker heeft de postwissels gezien, die hij zijn vrouw zendt. Dit gezin woont daar 14 jaar en heeft ook een dringende aanzegging gekregen om te verhuizen. Eveneens in de Susanna Klinkerstraat woont een los werk man bij de Lichtfabrieken, die met October werkloos wordt. Ook dat gezin moet de woning verlaten. In dezelfde straat woont een gezin, dat ongeveer een jaar geleden door de gemeente aan die woning is geholpen. Te voren woonde dat gezin in een woonwagen, maar ter wille van het onderwijs van de kinderen wenschte het een vaste woning. Deze menschen hebben ook een aanzegging gekregen om te verhuizen. In de Schoolstraat woont een weduwe met vier kinderen. Het totaal-inkomen van dat gezin bedroeg 30.maar een jongen was weer werkloos geworden. De heer Eikerbout zal zich misschien herinneren, dat die vrouw ook met hem heeft gesproken. Zij woont daar veertien jaar, maar zij moet nu verhuizen. Zoo zijn er nog enkele gevallen, die spreker hebben geleid tot het stellen van zijn vragen; niet, om daartegen nu eens fel te keer te gaan, maar om te trachten de toezegging te verkrijgen, dat in deze toch vooral met tact zal worden opge treden. Hit de mededeelingen van den Voorzitter is wel ge bleken, dat het de bedoeling is geweest, dat met tact zou worden opgetreden, maar dan is die opdracht toch niet uit gevoerd. Spreker is daarvan overtuigd, gehoord de verschillende klachten, die hem hebben bereikt omtrent het optreden van den ambtenaar, die met deze zaak is belast. Spreker kan zich er mede vereenigen, dat, gelijk Burge meester en Wethouders aan de Stichting hebben geschreven, de zaak zoo tactisch mogelijk en zonder dwang wordt behan deld en de opschuiving door minnelijk overleg plaats heeft. Hij betwijfelt echter, of die opschuiving wel alleen verband houdt met het klaar komen van die 40 woningen aan den Haagweg en het ontruimen van krottenhem is medegedeeld, dat de eigeidijke aanleiding tot het treffen van dezen maat-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 14