GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 149 INCiCKOIIEX MT1TKKEBT. N°- 211. Leideu, 2 September 1927. Bij de wet van 23 Juli j.l. S. 269 tot wijziging van de Lager-onderwijswet is o. m. bepaald, dat, zoolang gewezen onderwijzers op wachtgeld staan, de jaarwedde van in den vervolge te benoemen onderwijzers, die bij hunne benoeming niet in het genot waren van wachtgeld, op de Rijksvergoe- ding in mindering wordt gebracht. Aangezien de toestand der gemeente-financiën het niet wel mogelijk maakt met prijsgeving van de Rijkssubsidie op andere wijze dan door benoeming van op wachtgeld gestelden in de bij het openbaar lager onderwijs ontstane vacatures te voorzien, hebben wij aanstonds maatregelen getroffen, om zoo spoedig mogelijk voorstellen tot benoeming van op wachtgeld gesteld onderwijzend personeel bij U in te dienen. Daarmede zal echter eenige tijd gemoeid zijn. Inmiddels is gebleken, dat Mej. O. M. Hoekstra te Katwijk a/d Rijn, wier naam voorkomt op de lijst van in onze ge meente bij voorkeur benoembare onderwijzeressen, reeds eenigen tijd wachtgeld geniet en dat zij zeer spoedig elders voor benoeming zal worden voorgedragen. Aangezien Mej. Hoekstra evenwel de voorkeur geeft aan eene benoeming te Leiden, komt het ons, evenals den Inspecteur van het Lager Onderwijs in deze Inspectie, wiens advies in de Lees kamer ter inzage is gelegd, gewenscht voor Mej. Hoekstra, die ook zonder bovengenoemde wet eerlang voor benoeming te Leiden in aanmerking zou zijn gekomen, thans bij U ter benoeming voor te dragen en wel aan de o. 1. school op het Schuttersveld B. Ons in deze omstandigheid ontslagen achtende van het indienen van een voordracht van drie personen, stellen wij U mitsdien voor tot onderwijzeres aan de o. 1. school op het Schuttersveld B te benoemen Mej. C. M. HOEKSTRA te Katwijk a/d Rijn. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 212. Leiden, 2 September 1927. Onder mededeeling dat ons College zich met het hier onder afgedrukt voorstel van de Commissie van Beheer over de Gestichten „Endegeest", „Voorgeest" en „Rhijngeest" geheel kan vereenigen, geven wij Uwe vergadering in over weging genoemde Commissie te machtigen tot het doen aanleggen van een electrische verlichting in de paviljoens C en D voor mannen en vrouwen, zoomede op het terrein in de omgeving van de gebouwen van „Endegeest", voor de som van 20.000.-, te betalen uit de middelen van het afschrijvings- en vernieuwingsfonds dier inrichtingen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 31 Augustus 1927. Wij hebben de eer Uw College mede te deelen, dat een 4-tal paviljoens (de paviljoens C. en D. voor mannen en vrouwen) op het terrein van „Endegeest" nog van gasver lichting zijn voorzien, terwijl alle andere zich daar bevindende gebouwen electrisch worden verlicht. Met het oog op het aan gasverlichting verbonden grooter brandgevaar achten wij het noodig thans ook over te gaan tot het doen aanleggen van een electrische verlichting in bovengenoemde 4 paviljoens, terwijl wij van deze gelegenheid tevens gebruik willen maken om het gestichtsterrein in de omgeving van de gebouwen electrisch te doen verlichten. De kosten van aanleg en mon tage met bijkomende werken, die door den Directeur der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit op rond f 20.000.worden geraamd, kunnen uit de middelen van het Afschrijvings- en Vernieuwingsfonds worden betaald, zoodat naar onze meening uit financiëel oogpunt tegen uit voering van dit werk geen bezwaar bestaat. Op grond van het bovenstaande geven wij Uw College alsnu in overweging den Raad voor te stellen onze Commissie te machtigen tot het doen aanleggen van een electrische ver lichting in de paviljoens C en D voor mannen en vrouwen en op het terrein van „Endegeest" voor ƒ20.000.—, te betalen uit de middelen van het Afschrijvings- en Vernieuwings fonds der inrichtingen. De Commissie van Beheer voornoemd, Aug. L. Reimeringer, Voorzitter. Van Deventer, Lo. Secretaris.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 1