160 MAANDAG 25 JULI 1927. Voorts meent spreker vernomen te hebben, dat het prae- advies betreffende de woningbeurs al lang klaar is. Spreker is van oordeel, dat er gebrek is aan een woningbeurs, want die zou straks een prachtige statistiek kunnen geven in zake de opdrijving van de huren. De menschen, wier huren ver hoogd zullen worden, omdat zij prijs worden gegeven aan de heeren huiseigenaren, zullen zich wenden tot het woning bureau om te trachten een billijke woning te vinden. Bij hun aanvrage zal gevraagd kunnen worden naar de reden van hun vertrek uit hun woning. Zonder dat het veel kost krijgt de gemeente dan een prachtige statistiek. De Voorzitter antwoordt den heer Dubbeldeman, dat binnenkort met de vereeniging »de Molen" ten aanzien van den eersten molen, »de Valk", overeenstemming zal kunnen worden bereikt en ten aanzien van den tweeden molen, »De Stier" is de vereeniging nog in onderhandeling met den eigenaar, waarbij zich wat eigenaardige omstandigheden voordoen. De heer Dubbeldeman vraagt, of die molens op gemeente grond staan. De Voorzitter meent, dat dit wel het geval is met één molen; van den anderen weet hij het niet precies. De stukken in zake de Woningbeurs zijn thans in handen van de Commissie van Fabricage; het praeadvies is dus nog niet vastgesteld. De heer Sijtsma wil de aandacht vestigen op de volks concerten. Deze worden in het Van der Werfpark gehouden en daar is het in den regel een janboel. Bij de Korenbeurs is het niet veel beter en ook op de Lammermarkt is het meestal herrie. Het bestuur van Musis Sacrum is naar spreker vernam gaarne bereid deze concerten toe te laten in den tuin van Musis en liefhebbers van muziek ook toe te laten in den tuin. Spreker geeft Burgemeester en Wet houders in overweging een proef te nemen met ook daar de concerten te doen houden. Het publiek is dan verspreid in het Plantsoen en langs den Zoeterwoudschen Singel, waar door herrie wordt voorkomen. De Voorzitter verklaart dit in overweging te zullen nemen. De heer Bergers vraagt hoe het zit met het hek om het Heilige Geest Hofje, hoek Rapenburg en Doezastraat. Indertijd heeft daar een hek gestaan; dat is verbouwd en nu blijkt er een geschil te bestaan tusschen het gemeentebestuur en de eigenaars van dat hofje. Zij meenen vrij te zijn van het betalen van recognitie, wat tot 1880 plaats had en wat toen is afgekocht. Met de verbouwing is het hek weggenomen en nu staan er nog twee palen aan den kant van het Rapenburg. De Voorzitter antwoordt, dat de heeren, die den heer Bergers voorgelicht hebben, hem onjuist hebben voorgelicht. Het advies van den archivaris is tegenovergesteld aan de stelling van die heeren; de grond aldaar is eigendom van de gemeente, zoodat Regenten van het hof wel degelijk tot het betalen van recognitie verplicht zijn. De heer Huurman wil een vraag stellen in verband met hetgeen de heeren Heemskerk en van Hamel gezegd hebben over den toestand van het grachtwater. Spreker heeft met belangstelling gezien, dat er ernstig aan gewerkt wordt om het Levendaal schoon te maken, maar desondanks verkeert deze gracht in een erbarmelijken toe stand. Met het oog daarop wil spreker vragen, of het niet mogelijk zou zijn, dat gedurende eenige dagen gespuid werd. Dat heeft altijd buitengewoon goede resultaten opgeleverd en het spuien heeft dit jaar naar men hem verzekerde nog nimmer plaats gehad. Laat het eenig geld kosten; het voort durend werken in het water, dat men thans doet, kost ook veel geld. Het zou zijn in het belang van de volksgezondheid en ook in het belang van het aanzien der stad, want thans wordt het verfweik van de huizen door de uitwasemingen van het water aangeslagen. De Voorzitter antwoordt, dat men getracht heeft om aan het Levendaal te doen wat eraan te doen is. Wat betreft het spuien, de daarmede opgedane ervaring is niet altijd gunstig en het heeft menigmaal een averechtsch effect. Het gevolg is vaak, dat de waterstand tijdelijk zoo laag wordt, dat de riolen boven water komen, tengevolge waarvan de stank nog erger wordl. De eenige oplossing zal zijn, dat men versch water inlaat en spreker verklaart zich bereid om ter zake met Rijnland overleg te plegen. De heer Huurman zegt, dat men het altijd heeft voorgesteld, alsof het inlaten van versch water op de groote kosten afstuit. Up het oogenblik wordt met man en macht gewerkt om het Levendaal schoon te houden, maar men vergete niet, dat, behalve de fabrieken, ook tal van menschen voortdurend bezig zijn het water te vervuilen. Men zou een goeden toestand krijgen, wanneer men eens door spuien al het vuil naar zee kon brengen. De Voorzitter antwoordt nader, dat Burgemeester en Wet houders met de opmerkingen van den heer Huurman rekening zullen houden. De heer Kooistra vraagt, hoe het staat met de badhuis plannen van Tuinstadwjjk. Eenige maanden geleden heeft het College naar aanleiding van een vraag van spreker mede gedeeld, dat het plan bij Fabricage in onderzoek was, maar sedert is er blijkbaar geen verdere voortgang mede gemaakt. De Voorzitter antwoordt, dat het plan gereed is, maar dergelijke plannen circuleeren nog wel eens lang bij verschil lende commissiën. Het plan is thans bij de Commissie van Financiën of bij de Commissie van Fabricage. De heer KooistrA wijst erop, dat de Voorzitter den vorigen keer heeft medegedeeld, dat het plan bij de Fabricage-Com- missie was. Als het nog niet verder gekomen is, dan duurt het wel erg lang. De heer Huurman deelt mede, dat het plan nog niet bij de Commissie van Financiën is. De Voorzitter kan de verzekering geven, dat deze zaak binnen zeer korten tijd in het College zal behandeld worden. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Buiten de agenda om werd nog behandeld een interpellatie van den heer Heemskerk in zake de beslissing van Burge meester en Wethouders op een verzoek van de bewoners van woonschuiten in den Rijnsburgersingel, om voorziening inde behoefte aan duinwater (blz. 159). Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 16