MAANDAG 27 JUNI 1927.
117
delijk, een woning te krijgen bij de gemeentelijke woning
stichting. Een groot deel der onbewoonbaar verklaarde woningen
blijft bewoond, omdat er voor de bewoners geen andere huizen
te vinden zijn, waardoor wij, behalve de onbewoonbaar ver
klaarde woningen, ook een groep onverklaarbaar bewoonde
woningen krijgen. Men moet toch wel over veel durf beschik
ken om dan te zeggen, dat de woningnood voorbij is.
Is nu na de opheffing der Huurwetten huuropdrijving te
wachten? Burgemeester en Wethouders zeggen, neen. De
Commissie van Fabricage, behoudens een enkele gelukkige
uitzondering, zegt eveneens neen. Maar, wat hebben Burge
meester en Wethouders van Amsterdam op dit gebied te
zeggen, die zich ook met deze quaestie hebben beziggehouden
en wier woorden spreker gaarne tot de zijne maakt Wan
neer Burgemeester en Wethouders zich bij die woorden
aansloten, zou op dit gebied meer bereikt kunnen worden
dan nu. In het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
van Amsterdam staat, dat bij volkomen vrijheid van huur-
bepaling in Amsterdam met zijn groote verscheidenheid van
woningen onredelijke huurverhoogingen zijn te verwachten.
De verhuurders zullen trachten voor vóór den oorlog ge
bouwde woningen even hooge huurprijzen te bedinge'n als
moeten gelden, op grond van de bouwkosten, voor de later
gebouwde; zij zullen zich niet tevreden stellen met een zakelijk
rendement, maar zullen trachten een zelfde huuropbrengst
te krijgen als van de in de periode van hooge prijzen ge
bouwde woningen. Voor de eigenaren van huizen beteekent
dit een groote toevallige bate, doch voor vele burgers een
groote ongerechtvaardigde last, niet slechts voor de talrijke
huurders van oude woningen in de laagste huurklassen, maar
ook voor vele huurders van middenstandswoningen, in het
bijzonder voor die van winkels met woningen. Voor deze
laatste categorie, die zeer sterk aan haar woningen is ge
bonden, zal die last zelfs vaak fnuikend zijn.
Spreker acht dit praeadvies wel in buitengewone tegen
stelling met dat van Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Sprekers ervaring doet hem zeggen: wanneer de Raad onge
lukkigerwijze niet mocht besluiten tot de instelling van een
verordening als door spreker bedoeld, dan zullen er na 18
Juli in Leiden dingen plaats hebben, die Burgemeester en
Wethouders waarschijnlijk zullen doen zeggen, dat het beter ware
geweest om die te voorkomen. Spreker heeft gegevens over
andere plaatsen, die Leiden zijn voorgegaan; hij hoopt, dat
men zich daaraan zal spiegelen en er leering uit trekken.
In Utrecht zijn de huren van woningen in de Papaverstraat
eerst wettelijk verhoogd van ƒ2.60 tot ƒ4.12 en later tot
ƒ6.50, dus 2| x zooveel.
In Delft zijn eenige honderden bewoners getroffen met een
huurverhooging van 30 tot 35%. In Hengelo zijn na de
opheffing van de Huurcommissie vele huren met ƒ1.— a
ƒ2.per week verhoogd; vele woningen zijn van ƒ2.a
ƒ3.gebracht op ƒ5.en sommigen zelfs op ƒ6.—. Uit
Zwolle deelde de heer Schaad, Directeur van het Bouw- en
Woningtoezicht, mede, dat na de opheffing van de Huur
commissie op 29 September 1926, 246 verhuringen ter kennis
van de woningbeurs zijn gebracht. Van ongeveer 100 van
die verhuringen werden de huren verhoogd als volgt20 ver
hoogingen van 51 tot 60%, 23 van 61 tot 75%, 31 van 76
tot 100%, 10 van 101 tot 125% en nog een klein aantal
van nog grootere verhooging. Hierbij moet men in aanmer
king nemen, dat 50% boven de huurprijzen van 1 Januari
1916 wettelijk toegestaan is. Maar, dan komt een overzicht,
dat op het oogenblik nog van meer belang is: »Met de bij
de opheffing der Huurcommissie geoorloofde huur als grond
slag bedroegen de verhoogingen respectievelijk in 6 gevallen
tot 5%, in 9 gevallen van 6 tot 10%, in 27 gevallen van
11 tot 20%, in 26 gevallen van 21 tot 30%". Hieruit blijkt
duidelijk, hoe daar de opheffing van de Huurcommissiewet
heeft gewerkt; dadelijk daarna werden die verhoogingen er
op gelegd. Verder wordt nog medegedeeld: »Daar niet alle
verhuringen ter kennis van de woningbeurs komen is zonder
twijfel het aantal onredelijke huuropdrijvingen belangrijk
hooger. Toch ben ik overtuigd dat onmiddellijk na de ophef
fing der Huurcommissie de belangrijkste overschrijdingen
hebben plaats gegrepen. Er waren met name bekende huizen
exploitanten, die op de opheffing hebben gewacht om de
huren te verhoogen".
Nu kan men zeggen wat in andere plaatsen geschied is,
bewijst nog niets voor hetgeen in Leiden zal gebeuren. Er
zijn echter al feiten te constateeren, waaruit men de conclusie
kan trekken, dat het maar verreweg het veiligste is, en in
het belang van vele ingezetenen noodzakelijk, om maatre
gelen te treffen ter voorkoming van hetgeen zich in andere
plaatsen heeft voorgedaan.
Voor een perceel aanduiding van namen blijft achter
wege, maar alle gewenschte inlichtingen kunnen worden ver
strekt werd aan de Huurcommissie een huurprijs gevraagd
van 4,75 per week, toegestaan werd 3,60. Vooreen aantal
perceelen werd gevraagd 5,25, toegestaan 4.25. Er werd
1 een verhooging gevraagd tot 6,— per week, toegestaan
werd 4,50 per week; en in een ander geval 4,95. Aan
gevraagd werd 9,toegestaan 6,90; en in andere ge
vallen resp. 6,25 en 5,25; 8,— en 5,25; 8,— en
4,65; 10,- en 4,50.
De heer Spendel meent, dat deze cijfers geen waarde
hebben. Men vraagt zooveel mogelijk, om zooveel mogelijk
te krijgen.
De heer van Stralen antwoordt, dat voor het perceel,
waarvan hij juist sprak, niet alleen 10,— werd gevraagd,
maar dat ook buiten de wet om f 10,was bedongen.
Toen eindelijk de Huurcommissie achter deze zaak kwam
en een ^schatting plaats had, werd de huurwaarde getaxeerd
op 4,50. De verhuurder was vreeseiijk boos over dezen gang
van zaken en zei: ik zal je wel krijgen; na 18 Juli moet je
15,betalen.
Er is natuurlijk geen sprake van, dat hij 15,zal ont
vangen, maar het teekent de mentaliteit.
De volgende gevallen zijn ook frappant. Er zijn eenige
perceelen met een huur van 3,97. In den laatsten tijd heeft
eenige wisseling van eigenaren plaats gehad en de laatste
eigenaar meende, dat de huurprijs 5,50 moest worden. De
menschen betalen dat al eenigen tijd, zonder dat er goed
keuring voor gevraagd is. Voor een perceel in de Lange-
straat, goedgekeurde huurprijs 3,15, bedong de verhuurder
4,50, en bovendien nog ƒ50.— sleutelgeld; men dacht
misschien, dat het bedingen daarvan niet meer voorkwam.
De bewoner heeft 16,— betaald, vond het toen welletjes
en weigerde meer te betalen; toen zeide de eigenaar, dat hij
er zoo gauw mogelijk uit moest gaan.
Om te laten zien hoe verbazend gewaagd het zou zijn om
het maar eens te probeeren met de goedgunstigheid en het
vertrouwen, dat de verhuurders in het algemeen voor zich
opeischen, deelt spreker mede, dat de eigenaar van een aantal
perceelen in de Julianastraat, die meer dan 100 perceelen
bezit, nog pas aan de Huurcommissie verhooging heeft ge
vraagd van 2,25 tot 3,50, terwijl werd toegestaan 2,50.
Niet alleen de woningen met lagere huurprijzen moeten
beschermd worden, ook de winkelhuizen. Een paar weken
geleden werd voor een winkelhuis verhooging aangevraagd
van 6,— tot 9,—. De Huurcommissie heeft die verhoo
ging geweigerd. Het gevolg van het onbeschermd laten zou zijn,
dat binnen den kortst mogelijken tijd na 18 Juli voor dat
perceel 9,— zal moeten worden betaald. Spreker heeft nog
genoteerd een paar huurprijzen van grootere woningen, waar
door de Huurcommissie schatting heeft plaats gehad.
Voor een perceel in de Breestraat werd gevraagd aan de
Huurcommissie 600— per jaar, de huur werd vastgesteld
op 435,Voor een perceel in de Steenstraat werd gevraagd
5000,— per jaar, de huur werd vastgesteld op 4125,—.
Voor een perceel op het Rapenburg werd gevraagd ƒ720,—,
de huur werd vastgesteld op 650,—. Voor een ander perceel
in de Steenstraat werd 1560,— gevraagd, de huur werd
vastgesteld op 1100,per jaar.
Blijkens de door spreker gegeven cijfers is er groot gevaar,
dat na 18 Juli de huurders in die groepen van woningen,
waaraan groote schaarschte bestaat, zullen worden overge
leverd aan de ergste willekeur. Van de huurverhoogingen,
die door de Huurcommissie in 1926 geheel of gedeeltelijk zijn
afgewezen, werd gevraagd een verhooging van 24% gemid
deld, en daarvan is toegestaan gemiddeld 7 Weer een
bewijs, van hoe groot belang het is, dat een lichaam bestaat,
hetwelk op die dingen toeziet.
In de stukken is door Burgemeester en Wethouders opge
merkt, dat slechts voor een heel klein deel van het totaal
der woningen in Leiden een huurverhooging werd gevraagd.
Dat is juist, maar hierbij moet men in aanmerking nemen,
dat vele huurders geen verhooging vroegen, omdat zij haast
wiskunstig zeker wisten, dat zij die toch niet zouden krijgen.
Als er geen termen zijn voor verdere verhooging dan 50%,
overeenkomstig de wet, worden aanvragen nagelaten.
Bij de woningtelling van verleden jaar is ook een onder
zoek ingesteld naar de betaalde huren. De directeur van het
Bouw- en Woningtoezicht heeft uit het materiaal een greep
gedaan van 19 perceelen, waarvan hij de huurprijzen ter
controle gaf aan de Huurcommissie. Toen bleek, dat voor 7
van die 19 perceelen clandestien een huur werd betaald,
hooger dan de Huurcommissiewet toeliet. Klachten over het
heffen van huren, hooger dan de wet toelaat, zijn er dan
ook dagelijks, en in groot aantal. Wat nu nog clandestien
gebeurt en te achterhalen is, geschiedt later in grooter omvang
en openlijk.
Wat zeggen nu de verhuurders? Met hand en tand verzet
ten zij zich tegen gemeentelijk ingrijpen in deze. In Haarlem
hebben de huiseigenaren een circulaire gericht tot de leden
van hun organisatie om toch na de opheffing der Huurwetten
vooral niet over de schreef te gaan. Misschien hadden zij wel