110 MAANDAG 27 JUNI 1927. Aan den Raad van de Gemeente Reiden. Geven eerbiedig te kennen ondergeteekenden J. H. Nijhuis en W. C. H. van Kesteren, resp. Voorzitter en Secretaris van den Ned. R. K. Volksbond atd. Leiden dat zij van meening zijn dat tengevolge van de opheffing van de huurcommissie op 18 Juli a.s. het gevaar niet denk beeldig is, dat belangrijke huurverhoogingen zullen plaats hebben, niet het minst van de lagere huren; dat hun eenige gevallen bekend zijn van huurverhooging die slechts worden uitgesteld tot den dag dat bedoelde ophef fing feit zal zijn; dat ook in andere plaatsen b.v. te Utrecht waar blijkens de daar gehouden woningtelling geen woningnood meer bestond, men toch kans zag toen daar de huurcommissie was opgeheven, de huren van goedkoopere woningen vooral belangrijk te verhoogen dat zij van oordeel zijn dat een verordening in het leven dient geroepen te worden waardoor het mogelijk wordt dat huren van woningen beneden een huurprijs van f 6.of 7.per week niet kunnen woiden verhoogd zonder dat hiertoe vergunning wordt verleend door een gemeentelijke commissie en dat die commissie zoo noodig huurverlenging kan toestaan; dat zij voorts van meening zijn dat een dergelijke verordening zal voorkomen een verhooging van huur voor hen die zeker thans niet zwaarder kunnen worden belast, terwijl de huis eigenaren die niet voornemens zijn ongemotiveerde huurver hoogingen toe te passen tegen een dergelijke commissie toch geen bezwaren behoeven te hebben. Reden waarom zij er bij Uw College ten sterkste op aan dringen een, als door hen bedoelde verordening in het leven te roepen. Hetwelk doende enz. J. H. Nijhuis, Voorzitter. W. C. H. van Kesteren, Secretaris. Zal worden behandeld bij punt 13. 12°. Amendementen van den heer Sijtsma op de ontwerp verordening, houdende aanwijzing van de dagen, uren en plaatsen voor het houden van de markten en op die tot wijziging van de verordening op het Marktgeld. Zullen worden behandeld bij de punten 11 en 12. De Voorzitter deelt alsnog mede: dat op 22 Juni j.l. heeft plaats gehad de opneming van de boeken en kas van den Gemeente-Or/tvanger, waarvan proces verbaal in duplo is opgemaakt en dat één exemplaar daarvan aan de Gedep. Staten is toegezonden en een in de Leeskamer ter inzage nedergelegd. Aan de orde is alsnu I. Benoeming van een Stads-geneesheer, voor het tijdvak 1 Juni 19271 Januari 1928. (Zie Ing. St. No. 129.) De Voorzitter verzoekt den heeren Eikerbout, Coster, Deumer en Baart het stembureau te vormen. Wordt benoemd, voor het tijdvak 1 Juni 1927—1 Januari 1928, met algemeene (28) stemmen de heer J. A. Schreuder. II. Benoeming van een Stads-geneesheer, voor het tijdvak 1 Juli 19271 Januari 1928. (Zie Ing. St. No. 129.) Wordt benoemd, voor het tijdvak 1 Juli 19271 Januari 1928, met algemeene (28) stemmen de heer Dr. J. C. M. Timmermans. De Voorzitter dankt de leden van het stembureau voor de genomen moeite. III. Praeadvies op het verzoek van R. van Kammen, om eervol ontslag als onderwijzer aan de school Haverstraat B. (Zie Ing. St. No. 130.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. IV. Voorstel tot verhuring van het perceel land gelegen achter »Pomona" kad. bekend Sectie P. No. 657, aan de Vereeniging sAjax-Sportnoan-Combinatie". (Zie Ing. St. No. 131.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het. voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. V. Voorstel tot inbreng in het gemeentelijk grondbedrijf van den niet voor de centrale rioleering benoodigden grond benoorden den Maresingel, deel uitmakende van de perceelen Sectie K Nis. 34, 35 en 2462. (Zie Ing. St. No. 132.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. VI. Praeadvies op het verzoek van J. II. Teeuwen en C. W. van Heel, om opheffing van de onbewoonbaarverklaring van het hun toebehoorende perceel 2e Kamperpoort No. 1. (Zie Ing. St. No. 133.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. VII. Voorstel om goed te keuren, dat over het jaar 1926 wegens normale uitbreidingen der Gasfabriek 35.000.— en der Electriciteitsfabriek 112.000.is besteed. (Zie Ing. St. No. 134.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. VIII. Voorstel tot wijziging van de begrooting, dienst 1926, in verband met de kosten van pensioenen, wachtgelden, ongevallenverzekering van ambtenaren, enz. (Zie Ing. St. No. 127). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. IX. Voorstel tot verhooging van verschillende posten der begrooting, dienst 1926, waarvan de raming te laag is gebleken en tot toevoeging van eenige nieuwe posten aan die begrooting. (Zie Ing. St. No. 128). De heer Schüller heeft nergens kunnen vinden waar de Raad zijn toestemming heeft gegeven tot het voeren van een proces tegen van Luiing, over liet storten van bagger in de Braassemermeer. De Voorzitter kan op deze vraag antwoorden, dat inderdaad aan den Raad geen vergunning is gevraagd dit proces te voeren, en spreker zal uiteenzetten, hoe de geschiedenis van deze zaak verloopen is. In Maart 1924 vroeg E. van Luiing, aannemer te Woubrugge, vergunning tot het storten van 7000 M3. bagger in de Braassemermeer. Overeenkomstig het advies van de Commissie van Fabricage werd hem bericht bij schrijven van 16 April d.a. v., dat hij vergunning kon krijgen, mits betalende aan de gemeente ƒ520. plus de gewone vergoeding voor den pachter van het vischwater en de kosten van toezicht van gemeentewege. Verder moesten de gebruikelijke voorschriften bij de grondstorting in acht worden genomen. Van Luiing ging hierop niet in. Van de vergunning van Rijnland, die ook vereischt was, maakte hij vóór 1 October 1924 geen gebruik. Op zijn verzoek kreeg hij echter op 5 November 1924 opnieuw vergunning van Rijnland. De reeds bij Rijnland in verband met de le vergunning gestorte waar borgsom van f 200.zou ook dienen voor de nieuwe vergun ning. In die vergunning werd van Luiing, evenals bij de le vergunning, weder te kennen gegeven, dat van het gemeente bestuur van Leiden mede vergunning werd vereischt. Van Luiing vroeg die vergunning toen echter niet, niet tegenstaande hij daartoe van gemeentewege herhaaldelijk werd aangezocht, doch liet wel bagger storten, weshalve op 17 November 1924 tegen den kapitein van zijn sleepboot proces-verbaal werd opgemaakt door den opzichter van Gemeentewerken de Haan. De opzichter bracht van een en ander uitvoerig rapport uit aan den Directeur van Gemeentewerken, die op Woensdag 3 December 1924 tijdens de behandeling van de gemeente- begrooting rapport uitbracht aan Burgemeester en Wethouders en daarbij 't rapport van den opzichter overlegde. Besloten werd toen onmiddellijk het gevoelen van Mrs.Cosman en Trapman in te winnen, met wie de aangelegenheid na het opmaken van het proces-verbaal reeds voorloopig door Ge meentewerken was besproken, als gevolg waarvan door bemid deling van Mr. Cosman van Luiing per deurwaardersexploit werd aangezegd onmiddellijk het storten van baggerspecie in de Leidsche Vroonwateren te staken, hetgeen dan ook na 19 November 1924 niet. meer is geschied.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 2