MAANDAG 27 JUNI 1927.
123
eenigingen aan te sporen toe te treden tot den Leidschen
Verhuurdersbond (dat wil De Goedé Woning!) of minstens
die bouwvereenigingen in overweging te willen geven geen
woningen meer te verhuren aan die personen, welke niet
aan hun verplichtingen ten opzichte van vorige verhuurders
hebben voldaan.
In een blaadje van Volkshuisvesting vond spreker een aan
sporing aan de huurders, om toch geregeld elke week de
huur te betalen. Spreker las daar »Met bijzondere omstandig
heden heeft het Bestuur steeds rekening gehouden, en het
zal dit ook in den vervolge blijven doen, mits hiervan geen
misbruik wordt gemaakt. En dat is helaas het geval.'Hoe is
het anders te verklaren dat sommigen, met één ot twee weken
schuld, beweren door beroerde tijdsomstandigheden
niet te kunnen aanzuiveren, maar wel bijv, een duur radio
toestel kunnen aanschaffen. Hoe rijmt men dit te zaam?
Elke bewoner heeft tot taak en plicht te zorgen, dat de huur
op tijd betaald wordt. Dat is een eisch die elk zich moet stellen.
Voldoet gij hieraan, dan zal het geen huisbaas iets kunnen
schelen, of gij al of geen radiotoestel koopt. Maar om hem te
laten wachten op de huur met het motief: »het past mij zoo
slecht'', gaat eenvoudig niet op. Tegen dergelijke huurders
dienen andere maatregelen te worden genomen."
Nu vraagt Mevrouw van Itallievan Embden: hoe krijgt
men die menschen er uit? Dat moet geschieden door opschui
ving. Wanneer deze menschen, die het kunnen betalen, huren
gaan verwonen van meer dan 6.dan gaat de bouwnij
verheid weer opleven, want boven de 6.—huur is te bouwen.
Het feit, dat deze menschen blijven zitten in huizen, waar zij
niet behooren, houdt de geheele zaak tegen. Als er aandrang
wordt uitgeoefend, of als die menschen vanzelf zouden zeggen
wij willen gaan wonen in huizen van meer dan 6.—, dan
komen er woningen van particulieren.
Dit is nu juist een mooi arbeidsveld voor de S. D. A. P.
Wat beteekenen nu eigenlijk die 252 door de Huurcom
missie behandelde zaken in 1926 op 12.000 huurwoningen?
Voor 200 woningen werd de gevraagde huurverhooging
geheel toegestaan en dus door de Huurcommissie billijk ge
vonden. Het is dus een onjuiste voorstelling van zaken om
van aandrang tot huurverhooging te spreken. In aanmerking
komen dus alleen 65 gevallen op 12.000 huurwoningen,
waarvan nog een aantal gedeeltelijk werd toegestaan en slechts
een enkele geheel werd afgewezen. In de laatstgenoemde
gevallen is het soms een quaestie van marchandeerenvraagt
men niet wat meer, dan krijgt men niets. Nu heeft de heer
van Stralen gesproken over het aantal gevallen, dat toege
staan en dat geweigerd is, maar hij geeft daarvan een geheel
verkeerde voorstelling; hij noemt alleen die65gevallen, maar
hij moet het getal 252 nemendan krijgt men28.5 ge
vraagd, 21.5% toegestaan en 7 geweigerd, terwijl hij zegt:
7% toegestaan.
Voor deze 252 woningen was de huur in 1926 nog niet
met 50°/o verhoogd, hoewel daartoe vrijheid bestond. En nu
werd boven den in 1926 geldenden huurprijs een verhoo
ging gevraagd van 28.5%. Een groot aantal andere woningen
was in 1926 vermoedelijk ook nog niet met 50% verhoogd,
hoewel do vrijheid daartoe bestond.
De Huurcommissie zegt trouwens zelf, dat de geheele ver
hooging met 50% niet is toegepast. Tenslotte blijkt in totaal
dat een verhooging is toegestaan van 2717, terwijl de ge
heele opbrengst van de huurwoningen in de stad is 3.500.000
per jaar, een zeer klein bedrag, dat weinig of geen invloed
heeft.
De huurverhoogirigen kunnen het gevolg zijn van allerlei
omstandigheden. In de eerste plaats van het vrijwillig ont
ruimen door de oude huurders van een woning, die sinds
lang niet in huur was verhoogd, waarvan de huur dus op
peil werd gebracht, van verhui en over een langdurig tijdvak,
van het om verschillende redenen te laag in huur staan van
woningen, en ook van het onderhoud, dat ook een voorname
factor is.
Er is vanmiddag gesproken over verschillende andere ge
meenten, en meer bepaaldelijk over den wethouder Smulders
te Utrecht. Spreker heeft ook informaties genomen in ver
schillende gemeenten en dezelfde wethouder Smulders schrijft
o. a.»Voorzoover ik heb kunnen nagaan heeft de opheffing
van de Huurcommissie te dezer stede geen ongemotiveerde
huurverhooging op groote schaal veroorzaakt. Het College
van Burgemeester en Wethouders is thans nog niet voor
nemens te bevorderen, dat tegen dien tijd een gemeentelijke
huurverordening worde vastgesteld. Ik verwacht dat deze in
Utrecht niet zal tot stand komen". En dezelfde wethouder
Smulders heeft in den Raad medegedeeld: »A1 kan thans nog
niet worden gezegd dat de woningvoorraad zoo ruim is als
wenschelijk zou zijn en al is thans nog niet in voldoende
mate voorzien in de bestaande behoefte aan woningen van
geringe huurwaarde, zoo is toch naar onze meening het tijd
stip aangebroken om voor deze gemeente de Huurcommis-
siewet grootendeels buiten werking te stellen, en met de ge
volgen van dien ook voor de Huuraanzeggingswet. Naar onze
overtuiging behoorde met de opheffing der Huurcommissie
niet te worden gewacht totdat een economische toestand zou
zijn ingetreden, welke elke poging tot huuropdrijving vrijwel
onmogelijk zou maken. De terugkeer tot de vrije woning
markt, welke onmiskenbare voordeelen met zich brengt, diende
zoo spoedig mogelijk te worden bevorderd".
Uit DeUt heeft spreker een brief ontvangen van den sociaal-
democratischen wethouder Baart, waarin staat, dat de vraag
of het gewenscht moet worden geacht voor die gemeente een
zoogenaamde huurverordening tot stand te brengen, wordt in
studie genomen. Liever verwijst spreker naar den Minister, die
bij onderzoek gezegd heeft, en wat ook in den Haag is uitge
sprokenWat Delft betreft heeft de meerderheid van Bur
gemeester en Wethouders haar inlichtingen van den woning-
dienst aldaar gekregen via den woningdienst hier en die
inlichtingen klopten met de mededeelingen van den Minister,
üp dat kompas wil spreker liever zeilen dan op de mede-
deeling van wethouder Baart.
Verder is een beroep gedaan op Zwolle. Daar hebben 246
herverhuringen plaats gehad. Hiervan moeten 60 worden afge
trokken, waarin geen vergelijking kan worden gemaakt met
de vroegere huurwaarde, blijft 186. Hiervan zijn 89 in huur
verhoogd. Voor 12 woningen is de verhooging minder dan
10%) voor 72 woningen 10 tot 50 en voor 5 woningen
meer dan 50%. Van de 246 woningen zijn 97 niet verhoogd,
en de wethouder van Zwolle concludeert: dat ingrijpen van
de overheid wenschelijk was geweest, kan niet worden gezegd.
Bij de gemeente Hengelo, waarvan de heer van Stralen
sprak, heeft spreker geen inlichtingen ingewonnen, maar wel
bij verschillende andere gemeenten. Zooals de heer van Hamel
reeds heeft gezegd, hebben verscheidene gemeenteraden een
huurverordening afgestemd, omdat voor ingrijpen van de
Overheid geen aanleiding bestond. Leeuwarden heeft spreker
geantwoord, dat het niet in de bedoeling ligt een huurver
ordening in het leven te roepen; de Raad moet daar nog
beslissen. Den Bosch heeft spreker medegedeeld, dat er geen
ongemotiveerde huuropdrijvirigen zijn, en dat dus een huur
verordening daar niet noodig is. Dordrecht heeft precies
hetzelfde geantwoord. Dit zijn alle gemeenten, die ongeveer
even groot zijn als Leiden.
Nu zegt men wel: er staan geen vereenigingswoningen
leeg. Dat zou nog niets bewijzen, want dan kunnen er wel
particuliere woningen leegstaan. Spreker heeft echter nog
eens laten nagaan, of er werkelijk geen enkele vereenigings-
woning leegstond. Van Januari tot April 1927 hebben echter
in Tuinstadwijk leeggestaan 10 woningen gedurende totaal 31
weken, met huren van 5.10, f 7.25 en 8.en enkele
hooger. Laten de menschen opschuiven en naar die duurdere
woningen gaan. Bij »Ons Belang" hebben 4 woningen leeg
gestaan gedurende totaal 10 weken, huur 3.95, 5.10 en
5.20. Bij »de Goede Woning" hebben leeggestaan 21
woningen gedurende totaal 105 weken. Nu is de huur in
doorsneê wel boven de 4.maar toen er werkelijk woning
nood was, stonden er geen leeg.
Wat den invloed van het aantal vereenigingswoningen
betreft, deze woningen met stationnaire huur zullen een ver
stij venden invloed doen blijven gelden, ook op de woningen
beneden 4.per week.
De huurwetten zijn nadeelig voor een goed onderhoud,
omdat vele huizen worden uitgewoond zonder dat nu de
eigenaar machtsmiddelen bezit om daaraan paal en perk te
stellen.
De huiseigenaren, die de huren onmatig zouden willen
opdrijven, moeten er rekening mede houden, dat de gemeente
hen op andere wijze tot rede zou kunnen brengen, Men zou
door het voorschrijven van een behoorlijk onderhoud krachtens
de Woningwet of de bouwverordening kunnen zorgen, dat
de meerdere huur aan het onderhoud ten goede komt en
mogelijk kan men ook, als de woning al te veel te wenschen
over laat, tot onbewoonbaarverklaring overgaan.
Burgemeester en Wethouders hebben inderdaad het advies
van de Huurcommissie gevraagd, maar dat advies was natuur
lijk, zooals te voorzien was met het oog op de samenstelling
der Huurcommissie, twee voor en twee tegen. Het advies is dus
niet eenstemmig, maar het is ook niet warm voor een huur
verordening, zooals uit verschillende passages blijkt.
Eigenaardig is, dat, naar aanleiding van verschillende vragen,
die in den Raad waren gesteld, den 3den Augustus 1925
reeds aan de Huurcommissie is gevraagd, of opheffing dier
Commissie gewettigd was. Toen was de Commissie van meening,
dat zij nog niet kon worden opgeheven, maar dat haar werkings
sfeer zou kunnen worden beperkt tot woningen met een
maximum van f 5.per week. Twee jaar later zegt de heer
van Stralen, die tot dat advies heeft medegewerkt: ƒ5.is
te laag, het moet nu ƒ6.— zijn.
In het advies van de Huurcommissie staat: »Meer komt
het voor, dat tot dusverre niet de volle verhooging van
50 pCt. boven den huurprijs van 1 Januari 1916 is verlangd.