GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 63 OeEKOME^ iTEKKEX. N°. 117. Leiden, 9 Juni 1927. De Commissie van Financiën heeft de eer U te berichten, dat het onderzoek der navolgende stukken haar tot geene opmerkingen aanleiding heeft gegeven: 1°. Suppletoire begrooting, dienst 1926, van de Stedelijke werkinrichting. 2°. Kekening en verantwoording van deze inrichting over 1926. Zij geeft U derhalve in overweging bovengenoemde stukken goed te keuren. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 118. Leiden, 10 Juni 1927. Op 22 November 1926 heeft Uwe Vergadering overeen komstig ons voorstel (Ingek. Stukken No. 234) op een ge deelte van het Kapenburg aan weerszijden éénrichtingverkeer ingevoerd. Deze maatregel had betrekking op motorrijtuigen (art. 24bis der verordening op het Rijden) en op voertuigen (art. 7 dier verordening), waarbij valt op te merken, dat ingevolge art. 1 der verordening onder voertuig wordt ver staan elk vervoermiddel, uitgezonderd motorrijtuigen, rij wielen, tramrijtuigen, kruiwagens en kinderwagens; dus niet alleen met paarden bespannen vervoermiddelen, doch ook b.v. hand wagens. Deze uitgebreide strekking der voorgestelde bepaling sloot zich geheel aan bij de bestaande bepalingen, betreffende het éénrichting verkeer in deze gemeente, welke, uitgezonderd een speciale bepaling van tijdelijken aard in art. 8 der ver ordening in het belang der Kaasmarkt, alle het ruime begrip „voertuigen" betreffen. Intusschen werd bij de uitvoering van Uw besluit gevreesd, dat het verbod in zake het Kapenburg tot veel bezwaren voor de handwagens aanleiding zou geven, bezwaren, waaraan slechts ten deele zou kunnen worden tegemoet gekomen door een eenigszins ruim gebruik van de aan Burgemeester en Wethouders verleende dispensatie-bevoegdheid, nog daar gelaten de vraag, of een zoodanig ruim gebruik met den geest van het verbod in overeenstemming te brengen zou zijn geweest. Onder deze omstandigheden werd het wenschelijk geacht, een proef te nemen met een voorloopige toepassing der nieuwe bepaling alleen voor motorrijtuigen en rijtuigen, teneinde na te gaan, of een verbod daarnaast voor hand wagens feitelijk niet zou kunnen worden gemist. Deze proef kan als geslaagd worden beschouwd; ten aanzien der hand wagens heeft de politie geen moeilijkheden ondervonden en wij stellen Uwe Vergadering mitsdien voor, thans de ver ordening met de gevolgde praktijk in overeenstemming te brengen door vaststelling der volgende VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 23 Mei 1912 (Gem.- blad No. 18) op het Rijden, laatstelijk gewijzigd hij ver ordening van 22 November 1926 (Gem.blad No. 20). Artikel I. Uit artikel 7 van bovengenoemde verordening vervallen de twee volgende alinea's: „het Kapenburg Westzijde tusschen de Nonnensteeg en het Noordeinde in de richting naar het Noordeinde; het Kapenburg Oostzijde tusschen de Breestraat en de Kloksteeg in de richting naar de Kloksteeg;" Artikel II. Tusschen artikel 7 en artikel 8 wordt ingevoegd een nieuw artikel 7bis, luidende: „Het is den bestuurders van rijtuigen verboden, tenzij met schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders, de navolgende straten in de daarbij aangegeven richting te berijden het Rapenburg Westzijde tusschen de Nonnensteeg en het Noordeinde in de richting naar het Noordeinde; het Rapenburg Oostzijde tusschen de Breestraat en de Kloksteeg in de richting naar de Kloksteeg." Artikel III. In de tweede zinsnede van artikel 62 wordt tusschen ie cijfers „7," en „8," ingevoegd het cijfer „7bis". De Commissie voor de Strafverordeningen, A. van de Sande Bakituyzen, Voorzitter. van Deventer, Secretaris. Aan den Gemeenteraad. N°. 119. Leiden, 13 Juni 1927. Gelijk Uwe Vergadering bekend is, werden in de laatste jaren aan hen, die ter gelegenheid van de 3 Octoberviering wilden deelnemen aan den straatverkoop, meer dan vroeger gebruikelijk was, vaste standplaatsen aangewezen. Deze aanwijzing geschiedde in overleg met den Commissaris van Politie door den Directeur van den Markt- en Havendienst, welke hiertoe bewijzen van vergunning uitreikte, waaraan in- het belang van de goede orde eenige voorwaarden wer den verbonden, terwijl mede door de zorg van den Markt en Havendienst de voor het innemen van de standplaatsen verschuldigde belasting werd geïnd. Dit systeem heeft goed voldaan, zoodat wij meenen, dat thans de proef zou kunnen worden genomen met een ver dere uitbreiding in dien zin, dat de kramen e.d., aan welke tot dusverre standplaatsen aangewezen werden op den Stationsweg, den Rijnsburgersingel, de Rijnsburgerbrug en de Steenstraat, thans worden samengebracht tot een daar voor bijzonderlijk in te stellen 3 Octobermarkt. Immers, de genoemde singels en straten moeten door het steeds toe nemend verkeer hoe langer hoe meer ongeschikt worden geacht voor de opstelling van kramen en wagens. Laatstelijk werden dan ook reeds personen in het gedrang onwel, terwijl hekwerken beschadigd werden. Als marktterrein hebben wij het oog doen vallen op de Beestenmarkt, de Nieuwe Beestenmarkt en de Is Binnen vestgracht. Aldus wordt eenerzijds de hoofdverbindingsweg door de Steenstraat vrijgehouden, terwijl anderzijds door hen, die zich vanuit het centrum der stad naar het Schut tersveld, of in omgekeerde richting willen begeven, daar naast desgewenscht van een tweede doorloopende verbinding kan werden gebruik gemaakt, welke over het marktterrein voert. Het veel te lage marktgeld ad ƒ0.15 per M2 ware voor de 3 Octobermarkt te verhoogen tot 1.per M2 per dag. Gelijk wij reeds opmerkten, is een en ander be doeld als een proefneming voor dit jaar, na afloop waarvan aan de hand van de opgedane ervaring kan worden nage gaan, of er reden is de nieuwe regeling te bestendigen. In overeenstemming met het gevoelen van de Commissie voor den Markt- en Havendienst en van de Commissie van Financiën stellen wij Uwe Vergadering mitsdien voor te be sluiten tot vaststelling van de navolgende verordeningen A. VERORDENING, tot wijziging van de verordening van 15 Mei 1922 (Gem.blad No. 38), houdende aanwijzing Pan de dagen, uren en plaatsen voor het houden van de verschillende markten en van veilingen van ooft, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 26 Januari 1925 (Gem.blad No. 2). Eenig artikel. Aan artikel 1 van bovengenoemde verordening wordt het volgende toegevoegd: „11° een z.g. 3 Octobermarkt op een of meer door Burge meester en Wethouders te bepalen werkdagen op of omstreeks 3 October van des voormiddags 8 uur tot middernacht, op de Beestenmarkt, Nieuwe Beestenmarkt en le Binnenvest gracht." B. VERORDENING, tot wijziging van de verordening van 17 Mei 1920 (Gem.blad No. 23), regelende de heffing van een belasting onder den naam van „Marktgeld"''1 in de gemeente Leiden, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 7 April 1924 (Gem.blad No. 17). Eenig artikel. Aan artikel 2 aan bovengenoemde verordening wordt het volgende toegevoegd: „VIII. Op de z.g. 3 Octobermarkt: per ingenomen vierkanten Meter, of gedeelte daarvan ƒ1. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. t

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 3