MAANDAG 11 APRIL 1027. 47 Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt ver volgens met 17 tegen 14 stemmen aangenomen. Vóór stemmende heeren Reimeringer, Meijnen, van Hamel, Bergers, Eikerbout, Wilmer, van der Reijden, Huurman, Wilbrink, Coster, Deumer, van Rosmalen, Spendel, Heems kerk, van Tol, Splinter en Sanders. Tegen stemmen: de heeren Schüller, van Stralen, Verweij, Groeneveld, Baart, Knuttel, van Eek, Rooistra, Eerdmans, Dubbeldeman, Mevrouw Dietrichde Rooy en de heeren Ebbink, Schoneveld en Sijtsma. XV. Voorstel a. om niet aan te nemen de motie van den heer van Eek, in zake wijziging van de samenstelling en den werkkring van de Commissie van Financiën b. tot vaststelling van de verordening, houdende wijzi ging van de verordening van 31 Januari 1901 (Gem.- blad no. 3), betreffende de samenstelling en den werkkring der Commissie van Financiën. (Zie Ing. St. No. 67.) De algemeene beschouwingen over het voorstel in zijn geheel worden geopend. De heer van Eck zegt, dat zijn motie strekt om de Commissie van Financiën te maken tot een commissie krachtens art. 54, 2e lid der Gemeentewet, wier taak het is Burgemeester en Wethouders in het beheer der gemeente- financiën bij te staan. Burgemeester en Wethouders zeggen in hun praeadvies, waarin zij adviseeren de motie niet aan te nemen, dat spreker zijn motie niet had toegelicht. Spreker zou de motie wel van een toelichting hebben voorzien, wanneer zij dezer dagen was ingediend, maar zij dateert reeds van December 1924 en was toen wel duidelijk. Aan de geboorte van deze motie is een langdurige ge schiedenis verbonden. Reeds in 1920, tijdens het lidmaatschap van de Commissie van Financiën van mevrouw Dubbeldeman- Trago, is de grief in zake de overbodigheid van deze Commissie en van haar werk ter sprake gekomen. Mevrouw Dubbeldeman- Trago deelde mede er geen prijs op te stellen verder deel uit te maken van deze Commissie en geen verantwoordelijk heid meer te willen dragen voor hetgeen daar gebeurde, omdat gebleken was, dat de Commissie van nul en geener waarde was. Ook de heer Eerdmans verklaarde, dat de werk zaamheden zoo onbelangrijk waren, dat hij zich kon begrijpen, dat iemand zeide: laat een ander het maar doen. Spreker heeft later bij een vacature in deze Commissie uiteengezet, waarom zijn partij er geen deel van wenschte uit te maken. De heer de Lange schreef de overbodigheid van het werk toe aan de Commissie zelf en toen antwoordde de heer Huurman, dat hij het meer met den heer van Eck eens was en dat er een voorstel gedaan moest worden om het arbeids veld en den invloed van de Commissie van Financiën uit te breiden. De heer Huurman neemt hiervan geen woord terug. Spreker had niet anders verwacht. Spreker heeft geen voor stel ingediend, omdat er gewoonlijk toch niets van terecht kwam en men beter een voorstel van Burgemeester en Wethouders kon afwachten. Toen is er gezegd, dat de heer van Eck wel gemakkelijk critiek kon uitoefenen, maar dat het beter was om te probeeren iets tot stand te brengen. Spreker heeft aan dien wenk gevolg gegeven. Intusschen is er een conferentie gehouden tusschen ver schillende Raadsleden en den toenmaligen Wethouder van Financiën, den heer van der Pot; men is daar evenwel niet tot een resultaat gekomen. Bij die benoeming hebben toen de verschillende benoemden bedankt, o. a. de heer Sijtsma en eindelijk zeide de heer Splinter de benoeming aan te nemen, daar hij van terzijde gehoord had, dat in de werk wijze van de Commissie verandering zou komen. De werk wijze is, voorzoover spreker kan oordeelen, niet veranderd; men vindt de papieren van de Commissie wel op den tafel, maar daar trekt men zich nooit wat van aan. Dat is vol komen begrijpelijk, want het werk, dat de Commissie verricht, is in den tegenwoordigen tijd van zuinigheid geheel over bodig, daar de leidende kringen alleen de strikt noodzakelijke uitgaven voorstellen en wie zou zich ertegen verzetten, als Burgemeester en Wethouders komen met een voorstel en de Commissie van Financiën dat goedkeurt? Niet alleen sprekers fractie heeft bezwaren tegen de werkwijze der Commissie, vrij algemeen, ook door verschillende leden der Commissie zelf, wordt het werk, dat de Commissie thans doet, nutteloos geacht. Burgemeester en Wethouders zeggen geen behoefte te ge voelen aan een commissie van bijstand. Dat is wel mogelijk, maar spreker richt zich tot den Raad. Het is niet de vraag, of Burgemeester en Wethouders, maar of de Raad de instelling van zulk een commissie van bijstand noodzakelijk oordeelt. De Raad staat aan het hoofd van de gemeente en die heeft te beoordeelen, of bij de tegenwoordige werkwijze de gemeente- financiën wel behoorlijk worden behartigd. De Raad kan wel iswaar alleen op voordracht van Burgemeester en Wethouders besluiten tot het instellen van zulk een commissie van bijstand, maar in elk geval behoort het tot zijn bevoegdheid en is het zijn plicht om, als hij een andere werkwijze beter acht, de wenschelijkheid van de invoering daarvan uit te spreken. Dat Burgemeester en Wethouders geen behoefte gevoelen aan een commissie van bijstand, pleit tegen de democratische opvatting van het College. Was het College meer bezield met democratische gevoelens, dan zou het niet met financiëele besluiten komen zonder vooraf overleg te hebben gepleegd met de vertegenwoordigers van de verschillende Raadsfracties. Burgemeester en Wethouders motiveeren hun standpunt door te vragen: hoe komt gij er toe te zeggen, dat het niet goed gaat, zijn wij niet altijd zumig geweest, hebben wij niet ge zorgd, dat de belastingen niet zijn opgedreven en zijn wij niet gekomen met een voorstel tot afschaffing van de zakelijke bedrijfsbelasting? Het is een enghartig standpunt, dat het financiëel beleid moet worden beoordeeld naar de vraag of weinig is uitgegeven. De zuinigheid kan wel eens de wijsheid bedriegen. Als er weinig wordt uitgegeven, ligt daarin niet altijd een bewijs voor een goed financiëel beheer. Het verkeerde in het standpunt van Burgemeester en Wet houders is, dat zij meenen het alleen te weten. Het zou beter zijn, indien zij, alvorens met voorstellen te komen, overleg pleegden met een commissie van bijstand, waarin vertegenwoordigers zaten van de grootste Raadsfracties, die contact hielden met de leden van hun fractie, zooals spreker b. v. doet als lid van de Commissie voor de Lichtfabrieken. Het College zou op die manier tevoren bekend worden met de meening van den Raad. De democratische wijze van handelen zal in de toekomst van nog meer practisch nut blijken te zijn, omdat aan de draagkracht van de gemeente door den groei van de ge- meenschapszorg meer en grootere eischen gesteld zullen worden. Dan is het nog van veel meer belang, dat de financiëele voorstellen van Burgemeester en Wethouders worden besproken met een Commissie van Bijstand. Den laatsten tijd heeft spreker medegewerkt aan sympathieke besluiten, zooals aankoop van grond voor den Leidschen Hout en het stichten van een nieuw marktterrein; het zou toch wenschelijk zijn die voorstellen vooraf te overwegen in verband met de financiëele gevolgen en met den financiëelen toestand van de gemeente. De heer Huurman zegt, dat dit is gebeurd, maar die voor stellen zijn allemaal op zich zelf toegelicht. Het zou wenschelijk zijn die voorstellen en de financiëele gevolgen ervan onder de oogen te zien in het raam van den geheelen financiëelen toestand der gemeente. Men heeft nu wel een commissie, maar spreker wenscht overleg met de vertegenwoordigers van de voornaamste fracties, vóórdat een financiëel besluit publiek en dus aangenomen wordt. Dit is niet iets sociaal democratisch, maar bestaat reeds in verschillende gemeenten van ons land, Amsterdam, Gouda, Voorburg, Bussum, den Haag. Spreker begrijpt niet welke bezwaren tegen een der gelijke Commissie van Bijstand bestaan, In Amsterdam staat de Commissie Burgemeester en Wethouders bij in het beheer van de gemeentefinanciën en adviseert hen bij alle zaken, de financiën betreffende en doet zelfs alle voorstellen, die zij noodig acht in het belang van de geldmiddelen en in het belang van een goede toepassing van de belastingverordening; zij is zelfs bevoegd ambtenaren voor haar te doen verschijnen ook de andere Wethouders komen in haar midden om te vragen, of voorstellen van hen, in het raam van den finan ciëelen toestand bezien, aanbeveling verdienen. Zij heeft dus een zeer uitgebreide macht. Spreker weet wel, dat Burgemeester en Wethouders deze motie naast zich kunnen neerleggen en dat de Raad daaraan niets zou kunnen doen, maar spreker zou dat zeer ongewenscht achten, daar de Raad het hoofd der gemeente is. Spreker hoopt, dat Burgemeester en Wethouders zich zullen schikken, wanneer de Raad de wenschelijkheid uitspreekt. De Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen heeft zich er zeer terecht van onthouden een principiëel oordeel uit te spreken over de zaak zelf en geeft dat alleen over de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde wijzigingen, die spreker in het algemeen verbeteringen acht. Kan de Commissie gehoord worden ook over andere financiëele voorstellen dan de in de verordening genoemde en doen Burgemeester en Wethouders de toezegging de Commissie zoo tijdig op de hoogte te zullen stellen, dat deze vóór de Raadsvergaderingen haar adviezen kan uitbrengen, dan aanvaardt spreker die wijzigingen. Met den wensch van de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen, dat men niet zal laten vervallen de bepaling, dat de Commissie van Financiën advies zal uitbrengen over voorstellen betreffende het koopen, ruilen enz. van onroerend

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 9