46 MAANDAG 11 APRIL 1927. geen lans voor zal breken evenmin als de Wethouder en de andere raadsleden. Het is nu alleen de vraag, hoe men die woningen zoo spoedig mogelijk weg zal krijgen. Spreker denkt over die vraag blijkbaar anders dan de meerderheid van den Raad, hetgeen hij afleidt uit de nare en stumperige argumenten, die van andere zijden zijn aangevoerd. Volgens den heer Deumer zijn er op het Rapenburg en in de Breestraat ook wel huizen, waarvan de daken niet be schoten zijn. Vooreerst behoeft daaronder wellicht niet ge slapen te worden, maar, al is dat wel het geval, dan is die ruimte zoo groot, dat men voor een lekkage op zij kan gaan, wat in deze kleine huisjes niet mogelijk is. Op het geval van die 82-jarige vrouw gaat spreker niet in. Als men dat »lieve" huisje aan den Haagweg kon zetten, zou spreker zeggenlaat het er zoo lang mogelijk staan Hetgeen verder is gezegd door den heer Deumer, die het op prijs stelt in de gelegenheid te zijn met een hart vol goeds met den Wethouder mede te gaan, laat spreker verder rusten, want het had niet veel om het lijf. De heer Wilmer is begonnen met een opmerking, welke hij altijd maakt, n.l. dat deze kwestie voor hem een moeilijke is. Er is tusschen de rechterzijde en de linkerzijde een ver schil. De leden van de linkerzijde kunnen alleen praten en betrekkelijk weinig maatregelen nemen, omdat zij dan den steun van de rechterzijde noodig hebben, maar de leden der rechterzijde, die de macht hadden, hadden het College een weinig kunnen aansporen, doch zij hebben juist het tegen deel gedaan; wanneer van de zijde van sprekers fractie tot Burgemeester en Wethouders een aansporing werd gericht, werd van de overzijde gezegd: maak je niet zoo druk, wij zijn het wel niet met jelui eens, maar er zijn huizen te weinig! Dat spreker de huiseigenaren in bescherming zou hebben ge nomen, is niet juist. Hij neemt die niet in bescherming, maar kan begrijpen, van welk standpunt de heeren huis eigenaren uitgaan. Spreker heeft zelf lang geleden de huur voor iemand opgehaald, en werd terdege aan den tand ge voeld, wanneer hij een reparatie noodig achtte, omdat het nu eenmaal geld kost. Spreker raadt aan het voorstel te verwerpendat is de meest radicale oplossing en men bereikt er precies hetzelfde mede wat het College wil. Niemand wil die woningen houdeniedereen wil ze afbreken. Door de eerste aanschrijving te handhaven kunnen zij onbe woonbaar verklaard worden en dat zou een aandrang zijn om voor andere woningen te zorgen. Nu zegt de heer Huurman, dat Gedeputeerde Staten dat niet willen, maar dan begrijpt spreker van het rapport van den Directeur niets; dan is dat niet de rechte man op de rechte plaats. Dan zou men die eischen gesteld hebben zonder dat er een macht was om te zorgen, dat zij verwezenlijkt konden worden. De vorige Burgemeester was toch geen kind en wist toch wat hij deedDan zou men toch op een ongerijmde manier te werk zijn gegaan! Spreker is den heer Schoneveld dankbaar voor diens ge ringen steun, maar als deze de beschieting van de daken en het leggen van den vloer handhaaft, dan bedoelt hij hetzelfde als spreker. De heer Huurman geeft toe, dat de woningen opgeruimd moeten worden, want hij zegt: de verbeteringen mogen niet te veel kosten, want dat staat opruiming in den weg. Spreker is het met den heer Huurman eens, dat er voortgegaan moet worden met het bouwen, maar intusschen zegt deze, dat het beschieten van de daken een eisch is, die niet valt te verantwoorden. Dit doet spreker volharden bij zijn aan drang om het voorstel te verwerpen. De heer Wilbrink heeft niet begrepen, dat het, wanneer spreker het heeft over de niet malschheid van het College, iets anders is dan dat voor de sociaal-democratische raads fractie. Als de sociaal-democraten iets in het College te zeggen hadden gehad, zouden zij waarschijnlijk in hooger beroep zijn gegaan van de beslissing van Gedeputeerde Staten, omdat zij van meening waren, dat de woningen wel degelijk onbewoonbaar waren. Als men aanvankelijk niet sterk in zijn schoenen had gestaan, zou men toch zulke krasse maat regelen niet hebben mogen opleggen. Dat doet men niet, als men van tevoren weet, dat men er later 9/10 van af doet. Spreker noemt dat onverklaarbaar, te meer, omdat het College niet noemenswaard in samenstelling is veranderd. Aan den heer Wilbrink doet spreker opmerken, dat ook hij onder de pannen heeft geslapen, maar wat zegt dat? Wat het antwoord van den heer Splinter betreft, het was een vlot antwoord, maar de Raad heeft geen verklaring gekregen waarom het eerste optreden van het College zoo strak is geweest. Spreker stelt de vraag, welke waarde de Raad in het vervolg moet toekennen aan rapporten van de ambtenaren. Het zou wenschelijk zijn een raadscommissie te benoemen, welke die rapporten bestudeerde, alvorens deze naar het College gingen. Spreker gelooft, dat de Directeur van Bouw en Woningtoezicht, die in zijn rapport heeft neergelegd wat hij gevoeld en gezien heeft, gelijk heeft. Die huisjes zijn niet te repareeren. Spreker handhaaft zijn eenmaal ingenomen standpunt om af te wijzen hetgeen Burgemeester en Wethouders willen verslechteren. Komt het voorstel van den heer Knuttel het eerst in stemming, dan zal hij daaraan zijn stem geven. De heer Knuttel zegt na de woorden van den heer Huurman niet zoo vast overtuigd meer te zijn, dat het aanbrengen van cementen vloeren noodzakelijk is, en waar meerdere stemmen zich hebben doen hooien tegen de on- beschoten daken, meent hij, dat de eischen van het aan brengen van luchtroosters en van beschoten daken in het bijzonder dienen te worden gehandhaafd, maar die van het aanbrengen van cementen vloeren en van betingelingen aan de binnenzijde der buitenmuren kunnen vervallen. Daardoor krijgen de heer Dubbeldeman en spreker eenige kans om te bereiken hetgeen zij wenschen. Die huisjes moeten öf zoo volledig mogelijk worden opgeknapt of onbewoonbaar worden verklaard en verdwijnen. Spreker meent, dat men, om de kans op vei betering giooter te doen worden, speciaal de handhaving moet eischen van a, 1° en 2°. De heer Deumer meent het gezegde van den heer Dubbel deman, dat hij de manier van den vorigen Burgemeester heeft gebruikt, als een hulde te kunnen aanvaarden. Dat de heer Dubbeldeman zeide, dat het niet veel om het lijf had, was ook een compliment. Wat de heer Dubbeldeman gezegd heeft, was erg veel, maar spreker gelooft niet, dat de belangen van de burgerij er mede gediend zijn. De heer Dubbeldeman heeft tegen die menschen gezegd: stemt ons, dan krijgt gij betere woningen; spreker belooft nooit iets, omdat hij te veel rekening houdt met de werkelijkheid. De heer Wilmer zegt, dat na deze discussie voor hem de vraag is of men met kans op succes den eisch tot het maken van een dakbeschot kan handhaven, omdat het zonder dat heel moeilijk zal zijn om op den zolder een slaapgelegenheid te maken. Is het de meening van den Wethouder, dat dit te veel zal kosten en dat daardoor van het geheele plan niets terecht zal komen? Spreker meent, dat dit niet zoo duur is Wanneer de "Wethouder meent, dat de sub 2 genoemde verbetering niet noodig is en op te groote financiëele lasten zou stuiten, dan wil spreker de verbetering sub 2 laten vervallen en die sub 3 handhaven, gedeeltelijk dus in overeenstemming met het amendement van den heer Knuttel. De heer Schoneveld zal geen amendement indienen, aan gezien een dergelijk voorstel reeds door den heer Knuttel is gedaan, dat ongeveer hetzelfde beoogt als spreker. Spreker blijft van meening, dat de verbeteringen sub 1,2 en 3 gehand haafd moeten blijven. De heer Splintee zegt, dat z. j. de eisch van het dakbeschot onuitvoerbaar is. Men moet het geheele dak afbreken, nieuwe goten leggen, de pannen gedeeltelijk vernieuwen en dan blijft er, kan men wel zeggen, van het geheele huis niet veel meer over. Spreker ontraadt het, om dit uit het voorstel te schrappen. Die luchtroosters geven niets, omdat er geen voldoende luchtruimte onder den bestaanden houten vloer zal zijn; wil dit resultaat hebben, dan moet men den vloer uitbreken, de noodige ontgraving doen en een nieuwen vloer leggen. De heer Huurman zegt, dat men een dak op verschillende manieren beborden kan. Als men het doet zooals het behoort en zooals de Wethouder het uiteen zet, kan men het huis wel afbreken, maar spreker bedoelt met beborden het spijkeren van planken tegen de bestaande borden, en niet tegen de pannen. Dan kost het veel minder. Wil men niet tegen de pannen zien en brengt men be- bordingen aan, dan worden de lekken onzichtbaar. Men kan lekkages beter opsporen, als men de pannen ziet dan bij een beschoten dak. Het amendement van den heer Knuttel wordt met 16 tegen 15 stemmen verworpen. Tegenstemmen: de heeren Reimeringer, Meijnen, van Hamel, Bergers, Wilmer, van der Reijden, Huurman, Wilbrink, Coster, Deumer, van Rosmalen, Spendel, Heemskerk, van Tol, Splinter en Sanders. Vóór stemmen: de heeren Schüller, van Stralen, Verweij, Eikerbout, Groeneveld, Baart, Knuttel, van Eek, Kooistra, Eerdmans, Dubbeldeman, Mevrouw Dietrichde Rooy en de heeren Ebbink, Schoneveld en Sijtsma.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 8