36 „250 K.G.", terwijl na b. wordt toegevoegd een nieuw lid, luidende „c. voor vleesch en vleeschwaren, niet begrepen onder a. en b., per 25 K.G. of gedeelte daarvan, per etmaal of gedeelte van een etmaal „ƒ0.25". Sub V A. onder a. en sub V B. onder a. wordt telkens in plaats van „225 K.G." gelezen: „250 K.G." Sub YII onder a. wordt in plaats van „ƒ80.gelezen: 50.—". Sub VII onder b. wordt in plaats van „ƒ20.gelezen: 15.-". Sub XII onder a. wordt in plaats van „225 K.G." gelezen „250 K.G.". Sub XIV A. onder a. wordt in plaats van „borst- en buikingewanden en koppen" gelezen: „borst- en buikinge wanden, kluiven, pooten en koppen", terwijl achter XIV sub B. wordt toegevoegd: „C. voor vleesch en vleeschwaren, ingevoerd door of ten behoeve van hier ter stede gevestigde fabrikanten van ver duurzaamde levensmiddelen, indien het betreft: a. vleesch, al of niet verduurzaamd of toebereid, per K.G. 0.02; b. varkensvleesch, ingevoerd bij geheele dieren, per K.G. 0.011; c. spek, al of niet verduurzaamd of toebereid, per K.G. 0.01; d. borst- en buikingewanden, koppen en pooten, al of niet verduurzaamd of toebereid, per K.G. 0.01. Bij betaling wordt een onderdeel van een cent voor één cent berekend. Met betrekking tot een of meer der vleeschsoorten, sub C. onder a. tot en met d. genoemd, door de Commissie van Beheer aan te wijzen, gelden bovenstaande tarieven uit sluitend voor de hier ter stede gevestigde fabrikanten van verduurzaamde levensmiddelen, voor zoover en zoolang zij op grond van den aard en omvang van hun bedrijf, ter beoordeeling van de Commissie van Beheer, als zoodanig door haar zijn en worden erkend, het bewijs leveren, dat het vleesch of de vleeschwaren voor verwerking in hunne fabrieken bestemd zijn en daarin ook inderdaad verwerkt worden, ook andere door de Commissie van Beheer nnodig geachte gegevens verstrekken en bovendien de door haar ter voorkoming van fraude gegeven of te geven voorschriften stipt opvolgen." Artikel II. Deze verordening treedt in werking op den eersten dag der maand, volgende op die, waarin de Koninklijke goed keuring is verkregen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 31 Maart 1927. Zooals Uw College zich zal herinneren, heeft onze Com missie in 1925 (Zie Ingek. Stukken No. 68 van dat jaar) eene verlaging van de slachttarieven, waarom een tweetal slagersvereenigingen hier ter stede den Gemeenteraad had verzocht, moeten ontraden. Naar hare meening was de tijd voor zoodanige verlaging niet gekomen, zoolang de exploi tatietekorten over de jaren 1918, 1919 en 1920 niet door batige saldi van volgende jaren waren gedekt en zoolang het afschrijvings- en vernieuwingsfonds niet voldoende mid delen bezat, om daarmede de verwachte groote en kostbare herstellingen, in het bijzonder aan de vloeren der bedrijfs- lokalen, te bekostigen. Wij verklaarden ons evenwel bereid eene verlaging van eenige bijkomstige rechten als weeg-, stal-, sterilisatierechten, rechten voor het verblijven van voertuigen enz. te overwegen. In zijne vergadering van 6 April 1925 besloot de Gemeenteraad overeenkomstig ons advies afwijzend te beschikken op de adressen van de beide slagersvereenigingen, terwijl de door ons toegezegde ver laging van de bovenbedoelde bijkomstige rechten haar beslag kreeg door vaststelling van de verordening van 22 Maart 1926 (Gemeenteblad No. 3). Xaar aanleiding voorts van een door een lid van den Baad bij de behandeling van de gemeente-begrooting voor 1926 in de Sectiën uitgesproken wensch tot verlaging van de slachttarieven, deelden wij Uw College mede, dat, indien de financiëele omstandigheden dit toelieten, bij het opmaken van de bedrijfsbegrooting voor 1927 met eene eventueele verlaging van deze tarieven zou kunnen worden rekening gehouden (Zie de Memorie van Antwoord, gemeente-begroo ting voor 1926, volgnr. 150). Zooals wij in ons schrijven van 16 Augustus 1926, No. 13/5, ten geleide van de concept-bedrijfsbegrooting voor 1927, Uw College berichtten, lieten toen de financiëele omstandigheden naar onze meening inderdaad verlaging van de slachttarieven toe; immers de nadeelige saldi over de jaren 1918, 1919 en 1920 waren door batige saldi van volgende jaren gedekt, terwijl een voldoend bedrag voor herstellingen was gere serveerd. De door ons aanvankelijk ingediende concept- begrooting hield dan ook, overeenkomstig het voorstel van den Directeur, rekening met eene verlaging van de slacht tarieven van ongeveer 20 J), hetgeen een mindere opbrengst beteekende van 25.500.zoodat met de boven ver melde, reeds plaats gehad hebbende herziening der overige rechten in totaal aan inkomsten zou" worden gederfd een bedrag van 25.500.1- 6.000.— 31.500.—. Niettemin was het mogelijk de begrooting van het eigenlijke slachthuis- bedrijf te doen sluiten met een batig saldo van ƒ17.200. Uw College was evenwel, blijkens zijne missive van 12 October 1926, No. I 20/21 B., van meening, dat eene ver laging van de slachttarieven tot een bedrag van ƒ25.500. gelet op den financiëelen toestand der gemeente en gezien de slachttarieven in andere gemeenten, van de gemeente een te groot offer zou vergen, in verband waarmede ons werd verzocht de verlaging te beperken tot een bedrag van ongeveer 15.500.— en, tot het sluitend maken van de gemeente-begrooting, de winst ƒ10.000.— hooger te ramen. Aan dit verzoek heeft onze Commissie voldaan. Onder dagteekeniug van 3 November j.l., No. 13/10, konden wij U mededeelen, dat wij, in overleg met den Directeur, er in geslaagd waren de winst 10.000.hooger te ramen door eene hoogere raming van eenige ontvangstposten en door de oorspronkelijk gedachte verlaging van de slachttarieven ad 20% te beperken tot 15%, terwijl het tevens mogelijk was een speciaal slachttarief voor te stellen ten behoeve van hier gevestigde vleescliwarenfabrikanten, ten einde voor hen de concurrentie met elders gevestigde fabrikanten ge makkelijker te maken. De aldus gewijzigde bedrijf sbegrooting werd door den Gemeenteraad in zijne zitting van 29 November j.l. goed gekeurd, waarmede ook dit College geacht kan worden zich in beginsel met eene verlaging van de slachttarieven te hebben vereenigd. Onder verwijzing naar de hierneveus gaande memorie van toelichting, geven wij Uw College alsnu beleefd in over weging den Gemeenteraad ter vaststelling aan te bieden de navolgende verordening: De Commissie van Beheer over het Openbaar Slachthuis, Aug. L. Beimeringer, Voorzitter. J. A. v. d. Stok, Secretaris. Aan ïïeeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. ®°- 81. Leiden, 12 April 1927. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij zich kan vereenigen met de door de Commissie van beheer over het openbaar Slachthuis voorgestelde ver laging van de slachttarieven van het openbaar Slachthuis. Zij geeft U derhalve in overweging overeenkomstig dit voorstel te besluiten tot wijziging van de verordening van den 22en Januari 1923 (Gemeenteblad No. 4), regelende de heffing van belastingen voor het gebruik, van het openbaar Slachthuis te Leiden, gewijzigd bij verordening van den 22en Maart 1926 (Gemeenteblad No. 3). Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 82. Leiden, 26 April 1927. Ten behoeve van de centrale rioleering is het noodigecn installatie te maken voor een beweegbare afsluiting van de Slaaghsloot met een ijzeren valschut. Gelijk in dergelijke gevallen, waarin aan speciale eisehen moet worden voldaan, gebruikelijk is, werd voor het leveren en monteeren van den bovenbouw van deze installatie prijsopgave gevraagd aan een 13-tal firma's, welke geacht kunnen worden voor zoodanig werk in het bijzonder geoutilleerd te zijn. Onder verwijzing naar de ingekomen offertes deelen wij U mede, dat met den laagsten inschrijver, de Alkmaarsche IJzer-en Metaalgieterij te Alkmaar, in nadere onderhandelingen werd 9 Hieronder was tevens begrepen eene verlaging van het keurloon voor vleesch, ingevoerd door hier ter stede gevestigde fabrikanten van verduur zaamde levensmiddelen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 24