GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 35 INeEKOXEK STUKKEN. N°. 77. Leiden, 11 April 1927. De Commissie van Financiën kan zich vereenigen met het in de Ingek. Stukken onder nummer 70 opgenomen voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot opnieuw-vaststelling van de verordening van 13 Juli 1925 (Gem.blad No. 14) tot heffing van schoolgeld voor het Lager Onderwijs in de gemeente Leiden. Ook gaat de Commissie accoord met de begrootingsstaten, dienst 1926 en 1927, gevoegd bij het voorstel van Burge meester en Wethouders (Ingek. Stukken No. 69), inzake de nadere vaststelling van de vergoeding bedoeld bij art. 101 der Lager Onderwijswet 1920, voor de besturen van ver schillende bijzondere scholen, over 1922. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 78. Leiden, den 31en Maart 1927. Onder toezending van de stukken der sollicitanten voor de met 1 September a.s. openvallende betrekking van Rector van het Gymnasium, hebben wij de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dat wij na nauwgezette overweging tot de overtuiging zijn gekomen, dat de keuze behoort te worden bepaald tusschen de heeren Dr. M. Engers, Rector van het Gymnasium te Zwolle en Dr. D. E. Bosselaar, Rector van het Gymnasium te Gouda, welke beide sollicitanten bewezen hebben zeer goede docenten te zijn en ten volle de vereischte hoedanigheden te bezitten om aan het hoofd van een Gymnasium te staan. In het bijzonder in aanmerking nemende, dat de te be noemen persoon de uitoefening van een krachtig gezag moet weten te verbinden aan een rustig en tactvol optreden, en in overeenstemming met den Inspecteur der Gymnasia, wiens advies wij hierbij overleggen, hebben wij de eer Uwe Ver gadering aan te bevelen voor een benoeming tot Rector van het Gymnasium: 1. Dr. M. Engers, Rector van het Gymnasium te Zwolle, 2. Dr. D. E. Bosselaar, Rector van het Gymnasium te Gouda. Curatoren van het Gymnasium te Leiden, D. C. Hesseling, Voorzitter. Van Deventer, Secretaris. Aan den Gemeenteraad van Leiden. N°. 79. Leiden, 12 April 1927. Aangezien de Hooge Raad bij arrest van 22 Januari 1926 heeft beslist, dat de uitvoering van burgerrechtelijke hande lingen van den Gemeenteraad niet wordt beheerscht door de voorschriften van de artt. 70 en 179a der Gemeentewet, is het noodig een regeling te treffen, om te voorkomen, dat die handelingen door den rechter ongeldig zouden worden verklaard. Blijkens het door Prof. Mr. E. M. Meijers aan de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten uitgebracht advies, waarvan een afdruk in de Leeskamer ter visie is gelegd, kan de op lossing worden gevonden in het geven door Uwe Vergadering van een uitdrukkelijke machtiging aan ons College tot uit voering van de burgerrechtelijke raadsbesluiten. En uit een administratief oogpunt is het het eenvoudigst ons, in navolging van vele andere gemeenten, daartoe een algemeene machtiging te verstrekken. Ook verdient het, overeenkomstig genoemd advies, aan beveling dat Uwe Vergadering de reeds door ons College verrichte handelingen ter uitvoering van vroegere burgerrech telijke raadsbesluiten alsnog bekrachtigt. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging: I. Ons College voor zoover noodig te machtigen: a. tot het aangaan van overeenkomsten ter uitvoering van alle raadsbesluiten betreffende burgerrechtelijke handelingen, alsmede tot het verrichten van alle verdere handelingen ter uitvoering der aangegane overeenkomsten, een en ander met inachtneming der artikelen 113114 bis der Gemeentewet; b. zich in de uitvoering van zijn taak, sub a bedoeld, te doen vervangen door een of meer door ons aan te wijzen ambtenaren; II. te bekrachtigen: 1°. alle overeenkomsten, door ons College tot op heden gesloten, ter uitvoering van raadsbesluiten betreffende burger rechtelijke handelingen. 2°. alle verdere handelingen, door ons College ter uitvoering der onder 1°. genoemde overeenkomsten verricht, alles voor zoover deze overeenkomsten en handelingen niet in strijd zijn met de artt. 113114 bis der Gemeentewet. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 80. Leiden, 12 April 1927. Met het hieronder afgedrukt voorstel van de Commissie van Beheer over het Openbaar Slachthuis tot verlaging van de slachttarieven, tot herziening van het speciale slacht- tarief ten behoeve van hier ter stede gevestigde fabrikanten van verduurzaamde levensmiddelen en tot verlaging van het keurloon voor door hen ingevoerd vleesch kan ons College zich volkomen vereenigen. Onder verwijzing mede naar de door genoemde Commissie overgelegde, in de Leeskamer ter inzage liggende, memorie van toelichting, geven wij Uwe Vergadering alsnu in over weging, over te gaan tot vaststelling van de navolgende verordening: VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van den 22en Januari 1923 (Gemeenteblad No. 4), regelende de heffing van belastingen voor het gebruik van het Openbaar Slachthuis te Leiden, gewijzigd bij veror dening van den 22en Maart 1926 (Gemeenteblad No. 3). Artikel I. In artikel 2 van bovengenoemde verordening worden de volgende wijzigingen gebracht: Sub I A. onder a. en sub I B. onder a. wordt telkens in plaats van „225 K.G." gelezen: „250 K.G.". Sub II onder a. wordt in plaats van „225 K.G" gelezen: „250 K.G." en in plaats van 10.8.50". Sub II onder b. wordt in plaats van 5.60" gelezen c. d. Sub Ila. III 2:40" „f 1-20" 15-—" „f 9.-" 1 4. 2.50" 3.—" ,f 1.60" 4.75". 2.—". f i 12.50". 7.50". 3.25". 2.—". 1.50". 0.80". Sub lila. wordt in plaats van„Het onder III omschreven tarief geldt ook" gelezen: „Het dubbele van het onder III omschreven tarief geldt". Sub IIIó. wordt gelezen als volgt: IIIö. Voor het gebruik maken door of ten behoeve van hier ter stede gevestigde fabrikanten van verduur zaamde levensmiddelen van de gelegenheid tot slachten, voor het gebruik maken van penserij en darmwasscherij, voor het keuren van het slachtvee, vóór en na de slachting en voor het gedurende de in de verordening op het gebruik van het Openbaar Slachthuis bepaalde tijden laten verblijven van vleesch in de slachthallen a. voor een stier, os, koe, vaars, pink of kalf zwaarder dan 250 K.G. levend gewicht6.50 b. voor een gras- of vet kalf3.75 c. voor de eerste 500 varkens per jaar geslacht, per varken3.20 d. voor ieder varken boven de 500 per jaar geslacht 1.60 Met betrekking tot een of meer der dieren, onder a tot en met d genoemd, door de Commissie van Beheer aan te wijzen, gelden bovenstaande tarieven uitsluitend voor de hier ter stede gevestigde fabrikanten van verduurzaamde levensmiddelen, voor zoover en zoolang zij op grond van den aard en omvang van hun bedrijf, ter beoordeeling van de Commissie van Beheer, als zoodanig door haar zijn en worden erkend, het bewijs leveren, dat de dieren voor ver werking in hunne fabrieken bestemd zijn en daarin ook inderdaad verwerkt worden, ook andere door de Commissie van Beheer noodig geachte gegevens verstrekken en boven dien de door haar ter voorkoming van fraude gegeven of te geven voorschriften stipt opvolgen." Sub IV onder a. wordt in plaats van „225 K.G." gelezen:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 23