58 MAANDAG 11 APRIL 1927. waar hij zegt, dat de omstandigheden voor het subsidie aan de vereeniging «Ziekeahuisverpleging" gunstiger zijn geweest dan die voor het subsidie aan Vooruit". Spreker laat daarbij geheel rusten wat de heer Groeneveld fantaseert over den Wethouder, die er niet aan wil en tijd zoekt te winnen, omdat spreker zich daar niets van heeft aan te trekken; dat is fantasie en misschien wel insinuatie. Het adres van de Coöperatie »Vooruit" om subsidie voor haar afdeeling «Ziekenhuisverpleging" is ingekomen 24 Juli 1925. De dezerzijds opgevraagde statuten ontving Dr. Horst 5 Augustus; zijn advies gaf hij op 6 Augustus. Verzoek en advies, door Burgemeester en Wethouders gesteld in handen van de Commissie voor den Geneeskundigen Dienst, werden behandeld in haar vergadering van 8 September. Op 19 Sep tember kwam haar advies met andere adviezen in bij Bur gemeester en Wethouders, die in hun vergadering van 24 September besloten, de stukken bij de leden van hun College te doen circuleeren. Ondertusschen had Dr. Horst vernomen, dat de «Onder linge" zich meer en meer uitbreidde en dat haar reserves van dien aard waren, dat een gemeentelijk subsidie niet meer noodig was, waarom hij op 26 October voorstelde om de intrekking van die bijdrage te bevorderen en het verzoek van «Vooruit" af te wijzen. Daarna komt de secretaris van de «Onderlinge" aan den Secretaris der Commissie voor den Geneeskundigen Dienst vragen om het voorstel van Dr. Horst aan te houden, omdat de «Onderlinge", alvorens voor het subsidie te bedanken, nog het 4e kwartaal wilde afwachten. Aan een verzoek om van die vraag om uitstel schriftelijk mededeeling te doen, wordt op 8 Maart 1926 voldaan. De «Onderlinge" bedankt niet voor het subsidie. Dr. Horst vraagt echter uitstel van de behan deling, totdat zal zijn beslist omtrent, het voorstel tot heffing van een bijdrage in de kosten der ziekenhuisvei pleging, het z.g. «tarief van bijdragen". Dit voorstel toch hangt ten nauwste samen met het subsidie aan de beide vereenigingen. Dr. Horst wil na aanneming van het tarief komen met een nieuw voorstel ten opzichte van de bijdragen aan de beide vereenigingen. Het z.g. «tarief" wordt vastgesteld in de raadsvergadering van 25 October 1926. Op 19 November 1926 komt zijn nieuw voorstel in. Het wordt gesteld in handen der Commissie, die het in afschrift zendt aan hare leden. Op 29 Januari zendt de heer Groeneveld, naar aanleiding daarvan, een nota aan alle leden der Commissie. De verga dering der Commissie was reeds uitgeschreven tegen 1 Februari, doch er waren 2 redenen, waarom de Voorzitter meende, dat de vergadering uitgesteld moest worden1°. de nota van den heer Groeneveld, die een andere richting aangeeft dan het voorstel van den Directeur; 2°. de vraag: is subsidie- verleening, gelet op de groote reserves, nog wel noodig? Dit laatste kon eerst worden beoordeeld na kennisneming van de rekeningen der beide vereenigingen, welke rekeningen sedert ingekomen zijn, die der «Onderlinge" over 1924 en 1925 op 1 Februari, en over 1926 op 1 Maart j. 1.; die van «Vooruit" over 1925 en '1926 op 24 Maart j.I. Thans is de vergadering der Commissie voorloopig bepaald op 21 April a. s. Wat betreft het adres van de «Onderlinge Verzekering" kan medegedeeld worden, dat de Directeur bij zijn schrijven van 13 September 1923 het voorstel deed om aan die ver eeniging 1.per verpleegdag toe te kennen. Hij deed dat op verzoek van het bestuur, waarin hij destijds zitting had. Zeer terecht is toen opgemerkt, dat er toch een schriftelijke aanvrage van het geheele bestuur behoorde te komen. Dat is toen ook geschied. Het advies van de Commissie is van 24 October 1924 en het Raadsbesluit van 26 November. De Commissie treft dus geen verwijt. Het adres van de «Onder linge" is van 13 September 1923 en werd behandeld 23 October, dat van «Vooruit" is van 24 Juli 1925, kwam met advies van Dr. Horst bij de Commissie in op 6 Augustus, en is 8 September 1925 in de Commissie behandeld. Bij het eerste adres verliepen er dus tusschen de ontvangst en de behandeling door de Commissie 41 en bij het laatste 33 dagen; het laatste is dus door de Commissie nog 8 dagen vlugger behandeld. De lange duur is dus niet de schuld van den Wethouder, «die er van af wil en tijd wil winnen", maar alleen toe te schrijven aan verschillende omstandigheden, die met deze zaak in zeer nauw verband staan. De heer Groeneveld heeft te dezer zake een twaalftal data opgeschreven en zal dan het drama in 12 bedrijven geheel moeten behandelen. Op 9 April 1923 werd opgericht de «Onderlinge Vereeniging voor Ziekenhuisverpleging". Een van de bestuursleden was Dr. Horst, Directeur van den Genees kundigen Dienst. Spreker heeft volstrekt geen antipathie tegen dien Directeur,integendeelspreker acht hem een zeer bekwaam man met sociaal gevoel, die zeer hoog bij hem staat aange schreven. Wederkeerig zal sprekers partij ook bij hem wel hoog staan aangeschreven, wegens den steun, waarop hij bij die partij altijd kan rekenen bij zijn voorstellen in het belang der volksgezondheid. In deze quaestie kan spreker hem echter niet sparen, want daarbij heelt hij zich doen kennen van den kleinen kant. Als oprichter van de «Onderlinge", die heel goed ging, was het niet naar-zijn zin, dat het Verplegingsfonds «Vooruit" werd opgericht; hij betreurde dat, wat spreker wat kleingeestig vindt. Dat is kruidenierspolitiek, van een winkelier, die boos is, omdat een paar straten verder ook een winkel wordt opgericht. Hij had het moeten toejuichen, dat een groep arbeiders, die door de «Onderlinge" niet zoo gemak kelijk bereikt worden, zich verzekeren tegen ziekenhuisver pleging en dus deden wat de Wethouder zoo toejuicht altijd, n.l. niet meer leunen op de Overheid. Hier begon een groep arbeiders, die door «Vooruit" waren te bereiken, door middel van een fonds in hunne verplegings- kosten te voorzien, welke anders de gemeente zou moeten betalen. Dit had door den Wethouder en door den Directeur van den Geneeskundigen Dienst toegejuicht moeten worden, maar dat was niet zoo; althans de Directeur betreurde dat. De Wethouder vergist zich als hij zegt, dat er langer tijd noodig is geweest om het verzoek van de «Onderlinge" bij de Commissie te behandelen dan het verzoek vari «Vooruit". Korter dan bij de «Onderlinge" kan het niet. Op 13 September 1923 kwam in het rapport van den Directeur van den Genees kundigen Dienst, waarbij hij voorstelde om aan de «Onderlinge" een subsidie toe te kennen, en op 2.3 October 1923 werd het rapport behandeld in een vergadering der Commissie, en in die vergadering deelde de Directeur op sprekers vraag mede, dat het verzoek van de «Onderlinge" om subsidie juist op dien dag was ingekomen, liet verzoek was geteekend door den Directeur, als loco-secretaris der vereeniging. Het antwoord van den Directeur was er 6 weken eerder dan het verzoek zelf. In de Raadsvergadering van 26 November 1923 is het verzoek der vereeniging ingewilligd. Spreker heeft nooit het minste bezwaar gehad om die ver eeniging te steunenhet is een zeer nuttige vereeniging, werk zaam in het belang der bevolking en in het voordeel van de gemeente. Voor zoover spreker heeft kunnen nagaan heeft deze vereeniging in den loop van den tijd van de gemeente ongeveer ƒ5000.subsidie gehad. Spreker heeft daartegen niet de minste bedenking, maar wel heeft hij er bezwaar tegen, dat die vereeniging dat bedrag niet goed heeft aan gewend. Spreker stelt zich voor, dat een vereeniging subsidie krijgt om de tekorten te dekken, die zij heeft bij haar wei ken in het belang van de bevolking. Dat is hier niet gebeurd, want de «Onderlinge" heeft dat subsidie nooit noodig gehad en het ook niet uitgegeven in het belang van de bevolking; zij hield belangrijke bedragen over en heeft op het oogenblik een reserve van 18.000.met inbegrip van het subsidie van ƒ5000.De «Onderlinge" had haar arbeidsveld moeten uitbreiden en zooveel voor de bevolking moeten doen, dat zij niet dergelijke belangrijke bedragen in kas kreeg. Dat subsidie had zij in ieder geval niet noodig. Ook de financiëele toestand bij „Vooruit" is wel zoo gunstig, dat zij er ook zonder gemeentesubsidie zou komen, maar spreker stelt zich voor, dat zij dat subsidie nuttig zou be steden in het belang van de bevolking. De Voorzitter verzoekt den heer Groeneveld zich te willen beperken tot het onderwerp van zijn interpellatie en niet te spreken over de mérites van de zaak zelf. De heer Groeneveld zegt, dat dit alles toch in verband staat met de vertraging in de behandeling van deze zaak. Op 6 Juli 1925 heeft de coöperatie «Vooruit" opgericht haar afdeeling Verplegingsfonds. Haar verzoek om subsidie is in de Raadsvergadering van 3 Augustus 1925 naar Burgemeester en Wethouders gezonden om praeadvies. Op 6 Augustus had de Directeur van den Geneeskundigen Dienst daarover reeds rapport uitgebracht, waarin hij adviseerde, en hierbij heeft hij zich van den kleinen kant doen kennen, om aan «Vooruit" subsidie te verleenen onder voorwaarde, dat de verzekering van «Vooruit" op dezelfde basis werd geregeld als bij de «Onderlinge". Nu beweert de Directeur wel, dat er geen statistieken bestaan; dat is ook zoo, maar omtrent de zieken huisverpleging zijn toch wel gegevens te verkrijgen! «Vooruit" meende, dat de verzekeringsvoorwaarden van de «Onderlinge" te duur waren en had daarom een lagere contributie en hief ook geen inschrijvingsgeld. De Directeur wilde, dat de contri butie verhoogd werd en dat er inschrijvingsgelden geheven werden. Het nieuwste streven van het gemeentebestuur schijnt dus prijsopdrijving te zijn, terwijl spreker meent.dat het de taak van het gemeentebestuur en van den Directeur van den Geneeskundigen Dienst is om er voor te zorgen, dat de bevolking niet te veel betaalt; hier was hel echter andersom. De ledenvergadering van de «Onderlinge" zou dus uitmaken, hoe het bij «Vooruit" zou gebeuren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 20