52 MAANDAG 11 APRIL 1927. gegaan tot het grijze verleden, toen met angst werd gezien dat het percentage van de inkomstenbelasting steeg van 2.5 tot 3 en 4 Het gaat thans over de vraag, of men van de Commissie van Financiën zal maken een commissie van bijstand. Meent de heer Eerdmans nu werkelijk, dat, indien de Commissie van Financiën instede van commissie van advies, commissie van bijstand ware, zij bij machte geweest zou zijn om de belastingverhooging, welke heeft plaats gehad in den loop der jaren, tegen te houden? Het gaat toch niet aan om de belastingverhooging uitsluitend aan Burgemeester en Wet houders te wijten. Wij leven thans in een geheel anderen tijd dan een kwart eeuw terug. De heer Eerdmans heeft toch ook zijn stem gegeven aan allerlei voorstellen tot verhoogingen van loonen, traktementen, enz. Het is wel gemakkelijk om te critiseeren en alles af te breken en te zeggen: ik heb er voor gewaarschuwd. Ja, als men achter een zaak staat, dan valt het lichter om er over te oordeelen dan wanneer men er voor staat. De heer Eerdmans zeide bij interruptie, dat hij dit jaar tegen de begrooting gestemd had, maar spreker wil opmerken, dat belastingverhoogingen toch het laatste jaar niet hebben plaats gehad. De heer Eerdmans heeft ook gezegd, dat men wat betreft het nieuwe terrein voor de veemarkt niet heeft voorzien, dat er bruggen, kanalen, enz. noodig waren. Het is voor een gemeente als Leiden niet zoo eenvoudig een terrein te vinden, dat voor veemarkt geschikt is, en vooraf een plan voor een veemarkt te gaan ontwerpen met alles wat er bij behoort. Er is lang over gesproken, of het terrein, dat aangekocht is met het doel om daarop een veemarkt te stichten, in zijn algemeenheid geschikt was, of het niet te ver van de stad en van het station af lag, enz. Men moet den aankoop van terreinen vooraf goed onder zoeken en wanneer het op de begrooting komt, zoodat ieder een weet, wat men er mede bedoelt, dan zouden zij onkoop- baar worden wegens den hoogen prijs. Nu zegt de heer Eerdmans dat het zoo'n dwaas besluit was, maar de meer derheid vond het voorstel, om dien grond te koopen, nog niet zoo dwaas; de financiëele gevolgen zijn ook onder de oogen gezien. Als het zoo dwaas was, dan begrijpt spreker niet, dat de heer Eerdmans niet meer zijn geluid heeft doen hooien en niet meer succes heelt gehad om zijn medeleden te bewegen die dwaasheid niet te begaan. Maar spreker heeft den heer Eerdmans niet hooren zeggen: dat voorstel is niet voldoende voorbereid. De geheele Raad trad bij de behandeling van dit voorstel als Commissie van Financiën op. Spreker vindt het te erg om te spreken, zooals de heer Eerdmans doet, en de schuld van de hooge belastingen op Burgemeester en Wethouders te schuiven. De heer Wilmer vreest bij de stemming over het amen dement van de Commissie voor de Huishoudelijke Verorde ningen een verwijt van zijn medeleden, dat hij toch niet verdient, omdat hun memorie hen op dit oogenblik in de steek laat. Spreker heeft met dit amendement voorloopig zijn instemming betuigd, maar wilde het oordeel van het College er over vragen en heeft reeds in de Commissie het terecht door den heer Eerdmans aangevoerde bezwaar geopperd. Men kan beter sub 8 de woorden, «welke aan haar oordeel worden onderworpen" doen vervallen, dan het amendement aannemen. Door aanneming zal een groote inconsequentie in de taak van de Commissie worden aangebracht; spreker zal hetzelfde voorbeeld geven als indertijd: wanneer er grond noodig is voor den bouw van een politiebureau, dan wordt voor den aankoop van dien grond de Commissie wel gehoord en voor den veel duurderen bouw niet. Men kan zeker het logischer amendement van den heer Eerdmans, om de woorden «welke aan haar oordeel worden onderworpen" te doen vervallen, aannemen; dan komt men te staan op de grondgedachte van den heer van Eek om alles, wat de financiën raakt, te be- behandelen in de Commissie van Financiën. Spreker zal zijn bezwaren daartegen niet herhalen, doch alleen opmerken, dat daaruit aan den eenen kant spreekt een groote zorg voor de financiën, maar aan den anderen kant zal men die in de praktijk meer verwaarloozen. Men zal daardoor, al wil men het niet uitdrukkelijk, de andere Commissies te veel onthef- fen van hun zorg voor de gemeentefinanciën. Spreker is en blijft van oordeel, dat elke Raadscommissie elk onderwerp, dat zij te behandelen krijgt, moet beschouwen in het licht van de gemeentefinanciën en, als ze niet voldoende gegevens heeft om dat te kunnen doen, dan moet zij naar die gegevens informeeren. De zorg voor de gemeentefinanciën moet in hare volle zwaarte ook blijven drukken op alle Raads- commissiën en moet ten volle ter harte genomen worden bij alle voorstellen, welke zij behandelen. Daarom blijft spreker gekant tegen de grondgedachte van het voorstel van den heer van Eek en ook van diens amen dement. De Voorzitter deelt mede ontvangen te hebben een amen dement van den heer van Eek op art II, strekkende om in art. 5, sub 4°, na «verpanden" in te voegen: «van onroerend goed, van". Het amendement van den heer van Eek wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad slaging uit. De heer Wilbrink wil uitspreken, dat de motie van den heer van Eek onmiddellijk zijne sympathie heeft gehad. Dat was in den tijd, toen men, de Commissie van Financiën inbe grepen, geheel onbevredigd was wat betreft de taak der com missie en hare verantwoordelijkheid ten opzichte van de ge meentefinanciën. Toen had dan ook de motie de volledige instemming van de commissie, in zoover dat zij ook hoopte op een grondige wijziging in deze. Hetgeen de Wethouder heden heeft aangevoerd heeft geen verandering gebracht in sprekers zienswijze, dat ook de Com missie van Financiën in deze meer verantwoordelijkheid moet hebben, in zooverre dat zij vooraf nagaat, welke financiëele gevolgen verbonden zijn aan voorstellen, welke door Burge meester en Wethouders gedaan worden. Er is gesproken over den aankoop van een terrein voor de nieuwe veemarkt. Spreker was het toen niet eens met den heer Eerdmans, die meende, dat de gemeente niet moest over gaan tot aankoop van dat terrein, omdat spreker meende, dat er in elk geval een nieuwe veemarkt moest komen en dat zij nergens anders kon komen dan op de plaats, welke Bur gemeester en Wethouders hadden uitgezocht. Als men nu meent, dat het algemeen belang medebrengt, dat de gemeente een voldoend marktterrein heeft, dan stuit het niet zoo spoedig op de financiëele bezwaren af, al kunnen die daarna nog komen. Die financiëele bezwaren kon men natuurlijk niet op dat oogenblik overzien en konden ook niet in hun geheel door het College in het licht gesteld worden, want als men vooruit het plan had uitgewerkt, dan zou er zonder twijfel zooveel van zijn uitgelekt, dat de eigenaar van dien grond zeker onhandelbaar zou zijn geworden. Het maakt natuurlijk een groot verschil of men plannen maakt en uitgaven voteert voor ook in financiëel opzicht nuttige doeleinden. Ieder zal het met spreker eens zijn, dat een bloeiende markt van onberekenbaar veel nut is voor Leiden en waar de markt zou verdwijnen, wanneer er geen ander terrein werd ingericht, was het voor spreker niet moeilijk om met het College in deze mede te gaan. In datzelfde tijdstip was echter een ander plan onderhan den genomen, dat reeds verscheidene malen door den heer Knuttel aan de orde was gesteld, maar altijd met een zeker glimlachen van de hand was gewezen, omdat het misschien voor den heer Knuttel een voor verwezenlijking vatbaar ideaal was, maar voor nuchtere menschen niet. Spreker doelt hiermede op den Leidschen Hout. Nu zegt men wel, dat de toestand is gewijzigd en dat de stichting een kapitaal van ongeveer 40.000.heeft; dat bedrag mag heel wat beteekenen voor een particulier, die een bedrijf wil exploiteeren, voor het aanleggen, bebosschen en onderhouden van een wandelpark is het het minimum. Men mag een der gelijk voorstel uit den Raad niet schouderophalend afwijzen en zeggen, dat het met 40.000.wel kan. Wanneer de Wethouder van Financiën 10 jaren blijft, zal Pij ontdekken, dat 40.000.daarvoor niet veel beteekenen. Het voorstel is aangenomen, zonder dat den Raad eenige gegevens daar omtrent zijn verstrekt. Wie er altijd voor is geweest, zegt natuurlijk het komt wel in orde, maar spreker verwondert er zich over, dat bijna niemand op de financiëele bezwaren gewezen heeft. Wanneer er toen een Commissie van Bijstand voor de Financiën was geweest, dan was dat doorjaagsys- teem niet gevolgd, maar dan was dat plan zoodanig verde digd, dat men ook voor de toekomst gerust kon zijn op den last, dien men op zich genomen had. 5 maanden na dit besluit had nog geen enkel Raadslid eenig idee wat het zou kosten. Spreker acht dit in de toekomst funest voor de gemeente financiën. Spreker is dan ook vóór een Commissie van Bij stand, die deze zaken terdege onderzoekt. De Wethouder zegt, dat alle commissiën van bijstand niet alleen de zaken uit practisch oogpunt beschouwen, met het oog op het doel, dat men er mede wil bereiken, doch ook terdege in het oog vatten de financiëele zijde ervan. Men kan echter niet verwachten, dat elk Raadslid, die in een commissie van bijstand zitting neemt, in staat is om te be- oordeeleri, of een plan, dat door de commissie beoordeeld moet worden, financieël gewenscht en mogelijk is. Spreker stelt zich voor, dat in die financiëele commissie in de aller eerste plaats zitting zullen nemen de personen, die door den aard van hun werkkring dan wel anderszins in staat geacht worden om de financiëele gestie van de gemeente te beoor- deelen, en daaronder valt uit den aard der zaak niet elk willekeurig lid van den Raad, dat voor een bepaald bedrijf

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 14