32 MAANDAG 14 MAART 1927. gemakkelijker om hooger te gaan, maar het is geen nette manier van doen en de gemeente allerminst moet er zich toe leenen om dergelijke practijken te huldigen. De Voorzitter deelt mede het volgende voorstel van den heer Schüller ontvangen te hebben «Ondergeteekende stelt voor punt 18 van de agenda af te voeren en over te gaan tot openbare aanbesteding van de pacht van de Leiderdorpsche brug, alsmede het koffiehuis met woning, stalling, wagenschuur en verder getimmerte bij die brug gelegen". Het voorstel van den heer Schüller wordt voldoende onder steund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadslaging en stemming uit. De heer Heemskerk meende bij het ontvangen van dit praeadvies, dat Rurgemeester en Wethouders den juisten weg hadden bewandeld, maar sindsdien zijn er zooveel dingen aan het licht gekomen, dat hij, alvorens zijn standpunt te bepalen, gaarne eenige nadere inlichtingen zou willen hebben. Hij zou het niet in overeenstemming met de waardigheid van den Raad achten om thans tot openbare verpachting over te gaan, waar de Raad op 20 December op het denk beeld, om een openbare verpachting te doen houden, is terug gekomen. Bovendien zou het gevaarlijk zijn dat te doen, nu de bedragen, door de beide gegadigden geboden, bekend zijn. Een andere vraag is, of de gunning aan den heer Ramaker moet plaats hebben. Bij de eerste kennisneming van het praeadvies meende spreker, dat die vraag in bevestigenden zin moest worden beantwoord, ook al zou die gunning in het nadeel der gemeente zijn, maar bij een nader onderzoek is hem gebleken, dat er tal van tegenstrijdigheden aan den dag zijn gekomen. Zooals de heer Deumer heeft medegedeeld, heelt de heer van Hartevelt op 8 Januari aan Fabricage een bod gedaan en nu is het onbegrijpelijk, hoe Burgemeester en Wet houders op 10 Januari aan den anderen gegadigde hebben kunnen schrijven, dat zij voornemens waren aan den Raad voor te stellen de zaak aan hem te gunnen. Maar nog erger is, dat, terwijl de heer van Hartevelt later nog een bod heeft gedaan, daarop niet is ingegaan en men hem toen niet heelt gezegd, dat hij te laat was. Men heeft hem op het sleeptouw gehouden en nu heeft hij uit de pers kennis moeten nemen van het voorstel om de zaak aan den heer Ramaker te gunnen. Het is een gekke samenloop van omstandigheden en zonder een speciale verklaring van de zijde van Burgemees ter en Wethouders moet spreker aannemen, dat de fout ligt bij het College, niet bij den heer van Hartevelt. Spreker kan vooralsnog zijn stem niet aan dit voorstel geven. De heer Wilbrink zegt, dat de zaak eenigszins ingewikkeld is geworden door de houding van den betrokken Wethouder, die wegens den schijn, aan de menscheri", met wie hij heeft gesproken, toezeggingen heeft gedaan, welke hij later waar schijnlijk vergeten was. De eene gegadigde meent in zijn aanspraken te kort te zijn gedaan, omdat hij niet in de gelegen heid is gesteld mede te dingen, maar ook ten opzichte van den heer Ramaker, die van Burgemeester en Wrethouders de toezegging heeft, dat hij de brug met toebehooren kan blijven pachten, is de beslissing een moeilijke, te meer waar reeds over 6 weken het pachtcontract eindigt. De zaak is om uit deze impasse te geraken en een oplossing te vinden, welke voor alle partijen bevredigend is. Nu zou spreker ook zijn voor een openbare aanbesteding. Een tol is een object, welks waarde men niet zoo op zich zelf kan beoordeelenop gezette tijden moet eens een open bare aanbesteding plaats hebben, zoodat aan de werkelijkheid getoetst worde of de totnogtoe betaalde pachtsom inderdaad juist is. Het doet spreker leed, dat Burgemeester en Wethouders thans niet doorgezet hebben en niet tot publieke verpachting zijn overgegaan; thans is het daartoe echter te laat; de pachtvoorwaarden moeten eerst gepubliceerd wordendan moet na eenigen tijd de inschrijving plaats hebben, want de menschen moeten zich behoorlijk kunnen voorberei den er moet eerst ook nog komen de goedkeuring van Gedeputeerde Statenook zal het voor den tegenwoordigen pachter niet wel doenlijk zijn om tijdig het door hem betrokken perceel te ontruimen. Daarom zou spreker in overweging willen geven om het hier bedoeld recht van tolheffing niet voor den tijd van 5 jaren wederom te verpachten aan Ramaker, maar voor slechts 1 jaar. De gemeente zal dan volgend jaar kunnen overgaan tot openbare aanbesteding. De tolheffing te geven aan vau Hartevelt acht spreker ook niet juist; dat zou niet billijk zijn tegenover anderen, die anders ook wel zouden hebben willen mededingen en daarvan afgezien hebben, omdat zij in de meening verkeerden, dat er een openbare aanbesteding zou komen. De juiste oplossing is die, welke spreker aangeeft: het nog 1 jaar aan Ramaker te laten en dan tot openbare aanbesteding over te gaan. De Voorzitter vraagt den heer Wilbrink, of hij voorne mens is om zijn denkbeeld in een amendement te belichamen. De heer Wilbrink wil daarmede wachten. Wanneer in de eerste plaats in stemming komt het voorstel-Schüller en dit wordt verworpen, dan zou het College vervolgens ook een voorstel van spreker kunnen helpen verwerpen en daarom wil spreker eerst eens afwachten, hoe het College er over denkt. De heer Sciioneveld wenscht het denkbeeld van den heer Wilbrink te ondersteunen. Het is thans niet meer de tijd om een publieke aanbesteding te houden, maar men verlenge de pacht voor Ramaker met 1 jaar en dan noude men een publieke aanbesteding. Dan kan iedereen mededingen. De heer Sanders zal in de eerste plaats beantwoorden den heer Schüller, die voor Burgemeester en Wethouders een soort van doolhof heeft geconstrueerd, zoodat Burgemeester en Wethouders, welken weg zij ook in dien doolhof bewandelen, steeds tegen een muur zotoden looperi. Deze opzet zal door iemand, die de stukken goed leest, absoluut onjuist moeten worden genoemd. Einde December hebben Burgemeester en Wethouders voorgesteld dien tol openbaar te verpachten, omdat zij vermoedden, dat hij dan iets meer zou opbrengen. De Raad heeft zich vroeger vereenigd met het standpunt van het College, dat, als iets verpacht was, er bijzondere redenen moesten zijn b.v. het verwaarloozen van het object of de wenschelijkheid om de waarde van het object nog eens te peilen om na afloop van het contract tot openbare ver pachting over te gaan. Dus om een nieuw inzicht in de zaak te krijgen hebben Burgemeester en Wethouders dat voorstel gedaan, lntusschen is door den heer Ramaker een verhoogde pachtsom geboden, welke, in vergelijking met het bod van den heer van Hartevelt, zeer gering wordt genoemd, maar, als men in aanmerking neemt, dat het hoogere bod van den heer van Hartevelt hierop is gebaseerd, dat hij de bediening van de brug cum annexis met een mannetje minder wil doen geschieden, dan volgt daaruit, dat de pachtsom van ƒ1500 niet laag is. Volgens den heer Schüller zijn Burgemeester en Wethouders tegenover den Raad moreel gebonden, maar het College heeft op 20 December 1920 uitdrukkelijk in de stukkengezegd.dat het zijn bedoeling was om zonder openbare verpachting de gunning weer te doen plaats hebben aan Ramaker op grond van diens hooger bod. Nu is daaromtrent bij Burgemeester en Wethouders een beslissing gevallen ongeveer op 8 Januari en op '10 Januari is aan Ramaker medegedeeld, dat op zijn nader aanbod zou worden teruggekomen. Spreker zal niet gaan uitweiden over het dramatisch verhaal, hier door den heer Coster opgehangen, en door anderen be vestigd, omtrent een bezoek van den heer van Hartevelt aan den Wethouder van Fabricage, omdat hij niet weet wat bij die gelegenheid is gesproken en toegezegd, maar vaststaat, dat de heer van Hartevelt uit de stukken wi>t, dat de zaak ondershands zou worden behandeld, en iemand, die ter zake kundig was, wel kon veronderstellen, dat de zaak aan den ouden pachter zou worden gegund, aangezien het voorstelom tot openbare verpachting over te gaan was ingetrokken. Tegen het voorstel van den heer Schüller om alsnog tot een openbare verpachting over te gaan, moet spreker zich verzetten, niet alleen omdat Burgemeester en Wethouders, gelijk zij uitdrukkelijk in de stukken hebben gezegd, zich tegenover den heer Ramaker gebonden achten, maar ook omdat de termijn daarvoor verstreken is. Up 1 Mei loopt de pacht af en de tijd is te kort dan dat daarin nog een openbare aanbesteding zou kunnen plaats hebben. Iets anders is het wat betreft het denkbeeld van den heer Wilbrink. Burgemeester en Wethouders voelen zich natuurlijk moreel gebonden tegenover Ramaker, maar anderzijds kunnen zij we! begrijpen, dat de Raad een andere meening is toegedaan en daarom zouden Burgemeester en Wethouders, indien zij te kiezen hadden,de voorkeur geven aan het denkbeeld van den heer Wilbrink, om de verpachting nog 1 jaar te doen doorgaan en vervolgens tot openbare verpachting over te gaan. De heer Coster wil er op wijzen, dat, wanneer er nog maar zoo weinig tijd is voor het verpachten, dit toch geenszins de schuld is van van Hartevelt. Deze is er bijtijds bij geweest, maar men heeft met de zaak getraineerd. De Wethouder zegt, dat van Hartevelt die hooge pachtsom zal kunnen geven, omdat hij het personeel met 1 man zal verminderen. De heer van Hartevelt wil zwart op wit geven, dat hij het personeel op dezelfde sterkte zal houden; alleen wil hij een ongehuwde vervangen door een gehuwd persoon. De heer Schüller wenscht te constateeren, dat thans voor

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 6