MAANDAG 14 MAART 1927. 31 Door de gevraagde verandering zal het aanzien van deze straat, die een hoofdstraat is, veel verbeterd worden. Er wordt gezegd, dat het werk reeds uitgevoerd is. Dus dan wordt er weder iets aan den Raad voorgelegd, wanneer het te laat is, wanneer er niets meer aan te veranderen valt. Spreekster moet verklaren, dat zulks niet in overeenstemming is met de waardigheid van den Raad. De heer Schüller acht het op grond van hetgeen in de Stukken te lezen is niet onmogelijk, dat binnenkort den Raad een voorstel bereikt om aan het verzoek te voldoen wat betreft het deel van de straat, dat langs het hofje en de firma Sijthoff ligt. De waarnemend Directeur deelt in zijn rapport mede, dat dit deel zeer zeker onder handen genomen behoort te worden. Is dit zoo, dan zou spreker er voor gevoelen, dat het materiaal van het eene gedeelte van de Doezastraat voorloopig werd gebruikt voor het genoemde stuk der straat, dat niet zooveel beloopen wordt, en de tegels werden gebezigd voor het ge deelte, waar winkels zijn. De heer Splinter doet opmerken, dat mevrouw van Jtallie ten onrechte den toestand erg slecht heeft genoemd. Spreker is ter plaatse gaan kijken, ook naat aanleiding van het rapport van den Directeur van Gemeentewerken, die de gevraagde verbetering niet urgent acht. Waar er een uitgave van f 5000. mede gemoeid zou wezen, zijn er wel meer urgente zaken. Het ter plaatse liggend trottoir is werkelijk voldoende. Indien het de bedoeling was, zooals de heer Schüller meent, in de eerstvolgende vergadering de verbetering van het door hem genoemde gedeelte aan de orde te stellen, dan zouden Burgemeester en Wethouders niet met dit praeadvies zijn gekomen. De trottoirbanden worden goed gelegd, en verder hetgeen slecht is vervangen door klinkers, waarvan de kosten uit den post voor gewoon onderhoud kunnen worden bestreden. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XVIII. Voorstel tot oriderhandsche verpachting van het recht van tolheffing aan de Leiderdorpsche brug, alsmede het koffiehuis met woning, stalling, wagenschuur en verder ge timmerte bij die brug gelegen, aan P. J. Ramaker. (Zie lng. St. No. 50.) Hierbij komt tevens in behandeling het desbetreffend verzoek van A. van Hartevelt. De heer Coster herinnert er aan, dat Burgemeester en Wethouders op 13 December j.l. hebben medegedeeld, dat binnenkort een openbare verpachting zou plaats hebben van de tolheffing aan de Leiderdorpsche brug, maar dat daarvan niets is gekomen. Op 8 Januari j I. is de heer van Hartevelt hij legt den nadruk op dien datum, omdat op 10 Januari de heer Ramaker een schrijven van Burgemeester en Wethouders heeft gekregen, dat zij aan den Raad zouden voorstellen de zaak aan hem te gunnen naar den Wethouder van Fabricage gegaan om te vragen, wanneer die openbare aanbesteding zou plaats hebben. De Wethouder antwoordde hem, dat van een openbare aanbesteding was afgezien en dat het hem goed deed, dat er een concurrent voor het pachten van deze brug kwam, en vroeg welk bod de heer van Hartevelt wilde doen. De heer van Hartevelt zeide, dat hij minstens ƒ2500.bood, maar zoo noodig nog hooger wilde gaan, waarop de Wethouder antwoordde: ga naar huis, ik zal de zaak voor u in orde maken! Toen de heer van Hartevelt er in drie weken niets van gehoord had, is hij op 28 Januari weer naar den Wethouder gegaan, van wien hij toen ten antwoord kreeg: het spijt mij, dat ik u niet kan inlichten, doe wat gij niet laten kunt! De heer van Hartevelt begreep daaruit, dat hij een bod bij Burgemeester en Wethouders moest inzenden, wat hij dan ook op 29 Januari heeft gedaan. De waarnemende Directeur van Gemeentewerken heeft hem daarop, op last van Burge meester en Wethouders, ontboden en bij die gelegenheid is hem alles afgevraagd, ook omtrent zijn gezin. De heer de Blauw zeide, dat het hem goed aanstond, en dat de heer van Hartevelt een goede kans maakte, omdat hij een hoog bod had gedaan. De waarnemende Directeur heeft ook nog gevraagd, waarom hij niet eerder zijn bod had ingediend, en toen heeft van Harte velt geantwoord, dat hij 3 weken geleden bij den Wethouder geweest was en deze had gezegd, dat hij er binnenkort meer van zou hooren, wat echter niet geschied is. Uit de Stukken heeft hij ten slotte gelezen, dat Burgemeester en Wethouders voorstelden om een en ander ondershands aan Ramaker te verpachten. Spreker is dan ook voornemens om een voorstel in te dienen om in te gaan op de aanbieding van den heer van Hartevelt. De heer Schüller kan het betoog van den heer Coster geheel onderschrijven. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat zij moreel ge bonden zijn aan de toezegging aan Ramaker, maar spreker wil er op wijzen, dat zij ook moreel gebonden waren aan hunne toezegging aan den Raad, van 13 December 1926, dat zij zouden overgaan tot openbare aanbesteding. Spreker acht den loop, dien deze zaak genomen heeft, eigenaardig. Toen bedoelde toezegging van Burgemeester en Wethouders in de bladen bekend werd gemaakt, is Ramaker gaan onder handelen; eerst heeft hij een pachtsom van 1300.geboden en vervolgens 1500.—. Onderwijl was de aanbieding van van Hartevelt binnengekomen; de verschillende voorwaarden zijn aan van Hartevelt voorgelegd; de verschillende bespre kingen met dezen zijn namens Burgemeester en Wethouders door den waarnemend Directeur gevoerd en deze heeft gezegd, dat van Hartevelt den volgenden dag vóór 10 uur v.m. zijn aanbieding op gezegeld papier, mede onderteekend door 2 borgen, moest indienen; dan zou de zaak hoogstwaarschijnlijk in orde zijn. Van Hartevelt heeft zoo gehandeld, maar verder heeft hij niets meer van de zaak vernomen. De heer Deumer vestigt er de aandacht op, dat Burge meester en Wethouders in lng. St. No. 270 van 1926 als hun voornemen te kennen geven om over te gaan tot een openbare verpachting van de heffing van tol- en bruggeld aan de Leiderdorpsche brug, opdat eindelijk eens uitgemaakt zou worden wat de juiste waarde van de tol c.a. is. In de laatste Raadsvergadering van December deelden Burgemeester en Wethouders mede, dat bij hen van den tegenwoordigen pachter was ingekomen een hooger bod, welke mededeeling de Raad voor kennisgeving heeft aangenomen. Terwijl er onder de gegeven omstandigheden, nu de tol een grootere waarde gaat vertegenwoordigen, aanleiding zou zijn een openbare aanbesteding te doen plaats hebben, wil len Burgemeester en Wethouders blijkens Ingekomen Stuk no. 50 aan den tegenwoordigen pachter de brug met tolhek verpachten voor de som van 1500..Bij het sectie-onderzoek der begrooting heeft spreker opgemerkt, dat de opbrengst der verpachtingen en tolheffingen te Leiden aan den lagen kant zijn, en toen heeft hij geen afdoend antwoord gekregen, zoodat het hem ten zeerste heeft verheugd, dat Burgemeester en Wethouders einde December in de Ingekomen Stukken mededeelden, dat zij zouden nagaan, welke de waarde der verpachtingsobjecten zijn. Bij deze verpachting komen 3 objecten voor verpachting in aanmerking: de brug, het tolhek en het koffiehuis. Vergeleken bij de pachtsom, welke vroeger werd betaald, is de verpachting van dat koffiehuis van weinig be- teekenis, wat hieraan is te wijten, dat de bediening wel wat te wenschen overlaat. De kilheid en Unheimlichkeit komen je tegemoet, wanneer je er eens voor een regenbui gaat schuilen. Men kan dan ook zeggen, dat er geen verdienste en geen brood in zit. Was de exploitatie handiger, beter en welwillender, dan zou zij voor derf pachter een betere bron van inkomsten zijn dan thans het geval is. Er staat nog iets anders tegenover. Als men nagaat de verpachtingen, welke eenige jaren geleden in de omgeving van Leiden zijn geschied, dan blijkt, dat de hier gevraagde pachtsom voor de Leiderdorpsche brug zeer laag is. Ook verwijst spreker naar hetgeen geschied is wat betreft de verpachting van een tol over een landweg, zonder koffiehuis of anderszins. Die verpachting bracht op een bedrag, dat spreker x wil noemen. Het gemeentebestuur meende, dat met dit bedrag geen genoegen genomen kon worden, en vroeg om een hooger bodde pachter schreef toen in voor een bedrag gelijkstaande aan 3V2 Xx* Daarop is het gemeentebestuur overgegaan tot openbare verpachting en toen was de opbrengst 12 X x- Nadat die tol eenige jaren door den pachter is beheerd, is de gemeente overgegaan tot eigen beheer en nu bedraagt de opbrengst van den tol 20 Xx plus kosten voor bediening. Op grond van een en ander meent spreker, dat de Raad verkeerd zou handelen in te gaan op het voorstel van Burge meester en Wethouders, doch dat gevolg moet gegeven worden aan het aanvankelijk voornemen van Burgemeester en Wet houders om over te gaan tot publieke verpachting van dezen tol c. a. De heer Bergers kan zich geheel vereenigen met het voorstel van Burgemeester en Wethouders om dezen tol weder aan Ramaker te verpachten. Het is nu reeds 14 Maart en als men tot openbare ver pachting overgaat, dan heeft de man geen tijd om een andere woning te zoeken. Er is overigens veel voor te zeggen om den tol weder te verpachten aan iemand, die zijn leven lang daar gesleten heeft en steeds naar behooren aan zijne ver plichtingen voldaan heeft. In het gewone leven gaat het toch ook niet aan, om, wan neer een zaak eenmaal zoo goed als haar beslag gekregen heeft en de prijs van iets bekend geworden is, nog een ander er in te halen. Als eenmaal de prijs bekend is, dan is het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 5