MAANDAG 21 FEBRUARI 1927.
17
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig bet voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VIII. Praeadvies op het schrijven van D. Roggeveen, om
eenige schilderijen in bruikleen af te staan aan het Stedelijk
Museum »de Lakenhal".
(Zie lug. St. No. 39).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
IX. Voorstel tot onderhandsche opdracht van het uitvoeren
der beton- en gewapend betonwerken met bijbehoorende
grondwerken, ten behoeve van de uitbreiding van de pavil
joens E en E1 voor onrustige mannen en vrouwen op het
terrein van »Endegeest", aan de N.V. Breda'sche Beton-
Maatschappij v/h H. Vriens te Breda.
(Zie Ing. St. No. 40.)
De heer van Stralen zou, indien het verschil tusschen de
inschrijvingssom van de N. V. Breda'sche Beton-Maatschappij
en die van de opvolgende Leidsche inschrijfster geringer was
geweest, een poging hebben gedaan om dit werk aan een
Leidsche firma te doen gunnen, omdat daaraan de zekerheid
vastzat, dat de betrokken werkzaamheden door de Leidsche
werklieden, van wie er velen werkloos zijn, werden uitgevoerd,
maar nu dat verschil ƒ1200.bedraagt, heeft hij een dergelijk
voorstel niet gedaan. Hij zou echter gaarne zien, dat in de
voorwaarden een bepaling werd opgenomen, waardoor kwam
vast te staan, dat de werkzaamheden toch door Leidsche
werklieden uitgevoerd werden. Nu blijkt uit de stukken, dat
volgens de voorwaarden voor de grondwerkzaamheden uit
sluitend Leidsche werkkrachten moeten worden gebruikt,
maar dat de aannemer vrij is om voor het eigenlijke betonwerk,
waarvoor vaklieden noodig zijn, zijn werklieden van buiten
mede te brengen. Spreker heeft tegen dit laatste bezwaar,
nu in Leiden een aantal ervaren en geschoolde betonwerkers
werkloos zijn, en vraagt, of het niet mogelijk is voor te schrijven,
dat voor alle werkzaamheden, welke uitgevoerd kunnen worden
door Leidsche werklieden, dezen te werk gesteld moeten
worden en alleen in gevallen, waarin te Leiden niet de noodige
werkkrachten zijn te verkrijgen, de firma vrij is haar men-
scben van buiten mede te brengen.
De heer Reimeringer zegt, dat getracht is de Leidsche
werklieden zooveel mogelijk te werk te stellen, maar dat de
firma vrij gelaten moet worden om het werk, waarvoor zij
verantwoordelijk is, uit te voeren met de menschen, die zij
daarvoor meent noodig te hebben. Deze Breda'sche firma
voert de werken goed uit.
De heer Mulder zegt, dat, als een werk als dit als resultaat
van een inschrijving in handen valt van een niet-Leidsche
firma, het in den aard der zaak ligt, dat zulk een firma haar
eigen vaste beton-werkers meebrengt en die vaklieden niet
grijpt waar zij ze krijgen kan. Geeft men die vrijheid niet,
dan krijgt men geen inschrijvers, tenzij tegen zeer hooge
prijzen. Geen enkele degelijke aannemer wil een dergelijk
werk, dat goed gedaan moet worden, met vreemde beton
werkers uitvoeren; hij zou dan moeilijk voor de deugdelijkheid
kunnen instaan. Bij bruggenbouw, bij ovenbouw en bij beton
werk hebben de werkgevers hun menschen in eigen dienst.
Dan zou men moeten zeggen: wij bepalen ons uitsluitend
tot Leidsche aannemers, maar dat zou spreker toch wel wat
te machtig vinden
De Voorzitter wil er nog aan toevoegen, dat het opnemen
van dergelijke bepaling allicht een tweesnijdend zwaard zou
blijken te zijn.
Leiden verheugt zich in de aanwezigheid van eenige beton-
bouworidernemingen, die ook niet gaarne zouden zien, dat,
wanneer zij in een andere gemeente gelukkig zijn geweest
bij een inschrijving, zij verplicht zouden zijn om werklieden,
die zij niet kennen, in dienst te nemen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
X. Voorstel tot vaststelling van een 2-tal plannen tot ge
deeltelijke herziening van het uitbreidingsplan der gemeente.
(Zie Ing. St. No. 29.)
De heer Schüller wijst er op, dat reeds meermalen aange
drongen is, om, ten einde in het verkeer op de Heerenstraat
verbetering te brengen, een anderen verkeersweg aan te
leggen, en met het oog daarop kan spreker zich er niet zoo
mede vereenigen om twee straten uit het Uitbreidingsplan te
doen vervallen, en met name de verbindingsstraat C tusschen
Heerenstraat en Duivenbodestraat.
Die verbindingsstraat zal uitstekend dienst kunnen doen
voor de kinderen van de school aan de Duivenbodestraat, die
thans viermaal per dag de drukke Heerenstraat moeten pas-
seeren, en ook voor de bewoners 'van de daarachter liggende
huizen.
De heer Mulder meent, dat de heer Schüller de drukte
in de Heerenstraat wel wat hoog aanslaat. Het is wel geen
stille straat, maar er zijn daar voldoend breede trottoirs aan
beide zijden; de straat is breed.
Als men verbindingsstraat G niet uit het uitbreidingsplan
laat vervallen, dan beteekent dit, dat men den eigenaars van
den grond ter plaatse de gelegenheid ontneemt om den grond,
die indertijd voor slraataanleg bestemd was, te bebouwen.
Het is feitelijk niet de moeite waard om tusschen Heeren
straat en Schelpenkade, die vlak bij elkaar liggen, nog een
tusschenstiaat in te voegen. Het is terrein verknoeien. Dit
zelfde geldt ook van de ontworpen straat tusschen Singel en
3 Octoberslraat. Dat zou ook beteekenen nutteloos grond
verdoen.
Dien weg moet men niet op en spreker hoopt dan ook,
dat de Raad zich zal verklaren voor het voorstel van het
College, als zijnde het meest practische.
De heer Schüller wil den Wethouder, die nu spreekt van
terrein verknoeien en grond verdoen, er op wijzen, dat dan
toch indertijd voorgesteld is door het College om op die
gronden een bouwverbod te leggen als zijnde bestemd voor
openbare straat.
Voor spreker is de verbindingsstraat C in de toekomst
noodig, in het belang van de daarachter wonende personen
en speciaal in het belang van de kinderen, die dan niet meer
de drukke Heerenstraat zullen behoeven te passeeren.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met
24 tegen 8 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: de heeren Reimeringer, Sanders, van
Hamel, van der Reijden, Wilbrink, Splinter, Wilmer, Bergers,
Sijtsma, van Rosmalen, Huurman, Knuttel, Schone veld,
Eerdmans, Heemskerk, Deumer, Mevr. Dietrichde Rooy,
de heeren van Tol, Spendel, Eikerbout, Coster, Mevr. van
Itallievan Embden en de heeren Mulder en Meijnen.
Tegen stemmen: de heeren van Stralen, Baart, Groeneveld,
Kooistra, van Eek, Verweij, Dubbeldeman en Schüller.
XI. Voorstel tot ruiling met de Leidsche Bouw-Maatschappij,
van een gedeelte berm langs de Poelwetering Sectie L
no. 534 ged. tegen een strook grond aan den Rijnsburger-
weg, Sectie L nis. 905, 1116 en 1117, alle ged.
(Zie Ing. St. No. 41.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XII. Voorstel tot aankoop van een gedeelte tuin hoek Stille
Rijn en Stille Mare, Sectie H no. 2940 ged. en tot beschik
baarstelling v4n de voor dien aankoop benoodigde gelden.
(Zie Ing. St. No. 32.)
De heer Groeneveld is bij het opnemen van den toestand
ter plaatse tot de ontdekking gekomen, dat de tuinmuur aldaar
binnenkort wel van zelf zal omvallen. Het is wellicht de taak
van de bouwpolitie te zorgen, dat het zoover niet komt.
De heer Splinter voegt spreker toe, dat, als die muur om
valt, de gemeente den grond nog niet heeft. In elk geval zal
de gemeente dan een deel van den grond krijgen, omdat volgens
de bouwverordening die muur alleen met een schuinen hoek
mag worden opgebouwd.
Spreker ziet niet in, waarom de gemeente dien grond tegen
een zoo buitengewoon hoogen prijs moet koopen. De prijs van
80.per Mz voor grond op dezen hoek van den Stillen Rijn
is tienmaal te duur. In dien tuin is een rijwielstalling gevestigd
voor de bezoekers van de Roomsche kerk in die buurt, maar
die zaak schijnt niet erg voordeelig te gaan, want de geheele
tuin heeft te koop gestaan. Thans is hij niet meer te koop,
zooals van zelf spreekt, omdat de gemeente voor een stuk veel
meer wil betalen dan de geheele tuin waard is.
Bovendien is het niet noodig ter plaatse in het belang van
het verkeer een verbetering aan te brengen. Vooral nu de
Raad heeft besloten het rij verkeer daar slechts in één richting
toe te laten, is er voldoende gelegenheid om te draaien. De
ruimte is niet overdadig, maar toch voldoende; en het urinoir,
dat min of meer in den weg staat, zou ook nog verplaatst
kunnen worden naar den uitersten hoek aan den waterkant.