MAANDAG 21 FEBRUARI 1927.
25
Die vereeniging zal ongetwijfeld geen gemakkelijke taak
hebben. Spreker geeft den Raad in overweging het voorstel
van den heer Kooistra niet aan te nemen.
Op de vraag van den heer Schoneveld, of in het feit, dat
sommige controle-bepalingen in dit geval niet zoo zijn aan
gedikt als tegenover andere woningbouwvereenigingen, een
teeken ligt dat de gemeente in dit opzicht wat soepeler is
geworden, moet spreker in ontkennenden zin antwoorden.
Voor de andere vereenigingen blijft de toestand onveranderd;
misschien wordt hij ook zoo voor deze vereeniging; dat
hebben Burgemeester en Wethouders altijd nog in de hand.
Men vraagt, of deze vereeniging beter is dan de andere,
maar spreker kan daarop moeilijk antwoorden. Burgemeester
en Wethouders hebben niet voor hun pleizier die strenge
bepalingen voor de woningbouwvereenigingen gemaakt; de
omstandigheden hebben daartoe geleid. Voor een enkele
vereeniging, die zeer accuraat en attent was, was het
wel eens onaangenaam, maar de goede moeten nu eenmaal
wel eens onder de kwade lijden. Meenen Burgemeester en
Wethouders deze vereeniging tot de goede te moeten rekenen,
dan moeten de andere, die ook goed zijn, zich dat niet zoo
aantrekken.
Wat betreft het plan van de bouwvereeniging «Eensge
zindheid", inderdaad is het plan van «de Eendracht" opge
schort en evenzoo is het plan van «Eensgezindheid" op dit
oogenblik nog niet ontvankelijk verklaard, lntusschen kan
spreker de verzekering geven, dat afgewacht zal worden, of
«Eensgezindheid" komt met een plan, dat het voor de gemeente
mogelijk maakt om haar daarvoor dien grond af te staan,
en dat men dien grond nog niet aan anderen zal geven
vóórdat men weet, dat die vereeniging al dan niet in de
mogelijkheid verkeert om tot den bouw over te gaan. Een
klein stukje zal er afgenomen worden voor een van de
vereenigingen, waarop de heer Wilmer doelde, ten behoeve
van den bouw van 5 woningen, maar dat zal aan het groote
plan van «Eensgezindheid" geen afbreuk doen.
Het plan, waarvan de heer Wilmer sprak, om de bewoners
eigenaar te doen worden van de woningen, is door het College
nog niet voldoende onder de oogen gezien; er zijn moeilijk
heden aan verbonden en die worden ook gevoeld door de
bestuursleden der betreffende organisatie. De bedoeling is,
dat de gemeente garant blijft. Dat is dus een soort van
premie. De gegadigden voor dergelijke woningen moeten
beginnen met ƒ750.te storten, maar het schijnt niet zoo
gemakkelijk te zijn om menschen te vinden, die dergelijk
bedrag kunnen bijeenbrengen.
Spreker zou het zeer op prijs stellen, als nu kon doorge
gaan worden met den bouw van de 174 woningen, en hij
had gedacht, dat de heer Kooistra tevreden zou zijn, ook
met de mooie gedachte van den ontwerper van dezen bouw,
om in het midden een zandbak aan te brengen, waar de
kinderen veilig kunnen spelen en zich vermaken, en genieten
van de frissche lucht.
De heer Kooistra zegt, naar aanleiding van het gesprokene
door den heer Schoneveld, dat hij geen bezwaar zou hebben
tegen het opdragen van de exploitatie dezer woningen aan
de Vereeniging tot Bevordering van den Bouw van Werk
manswoningen, indien die vereeniging leden had, maar dat
zijn bezwaar juist is gegrond op het feit, dat zij alleen be
staat uit bestuursleden. Daarom heeft hij zijn voorstel inge
diend en nu spreekt de heer Wilmer wel over de mede
zeggenschap als over een groot woord, maar het is spreker
bekend, dat. in de vereeniging «De Goede Woning", waar
hetzelfde stelsel wordt gehuldigd als in de stichting en in
de Vereeniging tot Bevordering van den Bouw van Werk
manswoningen, meerdere leden in opstand zijn gekomen,
omdat zij geen medezeggenschap hadden in het beheer der
door hen bewoonde woningen.
Men zegt, dat het tGch geen verschil geeft, maar spreker
ontkent dat. Als de menschen op een vergadering komen en
het bestuur met hen een ernstige discussie heeft, dan is dat
een bewijs, dat zij medewerken en mededenken, en zich niet
als machines door hen, die aan de touwtjes trekken, een
bepaalden weg op laten drijven.
De heer Knuttel wil blijkbaar niets, want hij weet even
goed als. spieker, dat eventueele voorstellen tot het bouwen
van woningen van grooter omvang, die meer uitgaven zouden
eischen, door den Raad toch niet zouden worden geaccepteerd.
De sociaal-democraten nemen door noodzaak gedwongen ge
noegen met het bereikbare.
Volgens den heer Knuttel is er slechts een betrekkelijk
tekort aan woningen, maar spreker meent, dat er een groot
tekort is, omdat er nog een groot aantal krotwoningen is,
die moeten worden opgeruimd. Daarom is het beter iets dan
niets te krijgen.
Spreker vindt het onaangenaam, dat de heer Wilbrink
spreker onserieus heeft genoemd. Spreker en de zijnen hebben
steeds aangedrongen en zullen dat ook blijven doen op het
bouwen van woningen onder gemeentebeheer en niet door
de bouwvereeniging.
De voorwaarden, waarover de heer Schoneveld het gehad
heeft, had spreker willen bespreken, nadat eventueel zijn
voorstel verworpen zou zijn.
De Wethouder heeft gezegd, dat de bouwvereenigingen er
niet op behoeven te rekenen, dat de voorwaarden, waaronder
zij geld van de Regeering en de gemeente zullen krijgen,
veranderd zullen worden, en dat het voorschot aan deze ver
eeniging onder andere voorwaarden zou worden verstrekt
dan indertijd geschied was aan de bouwvereenigingen.
Spreker komt hier met kracht tegen op, hij meent, dat
ook de bouwvereenigingen aanspraak zullen kunnen maken
op dezelfde rechten als deze vereeniging krijgt. Op welken
grond zou men kunnen staande houden, dat deze vereeniging
beter zal zijn dan de bouwvereenigingen, welke thans woningen
in beheer hebben?
Ook wijst spreker er op, dat in dit, voorstel niet voorkomen
een aantal voorwaarden, welke vroeger wel gesteld zijn, zoo
b.v. betreffende het toezicht op de uitvoering, de betalingen
door de vereeniging alleen na schriftelijke machtiging van
het College, de benoeming van bij den bouw werkzaam
personeel en de beslechting van uit de overeenkomst voort
vloeiende geschillen. Spreker begrijpt niet, waarom al die
bepalingen thans ontbreken. Voor de andere bouwvereeni
gingen geldt die bepaling wel en daarom zou spreker gaarne
vernemen, welke reden Burgemeester en Wethouders heeft
genoopt haar in dit geval niet volledig toe te passen?
De heer Knuttel meent, dat de heer Kooistra zeer onge
lukkig was door te zeggen, dat spreker, als hij dit plan
niet wil, niets wil, omdat de Raad niet bereid is iets meer
toe te staan. Daarmede stelt de heer Kooistra zich op het
standpunt, dat men tnaar moet goedvinden wat de bourgeoisie
gelieft te geven en geen moeite mag doen meer te krijgen.
De bourgeoisie zal dat in de ooren knoopen en voortaan met
het minste aanbod komen, wetende dat het toch geslikt wordt.
Het is een buitengewoon kortzichtig standpunt en bewijst
hoe ver het met de S. D. A.P. al gekomen is, nu zij een of
andere aalmoes, welke de bourgeoisie aanbiedt, al niet meer
durft weigeren.
Waar het wordt voorgesteld alsof spreker met groote
onverschilligheid en nonchalance over de geldelijke zijde
van het vraagstuk heenstapt, wil hij een berekening maken
om aan te toonen, dat, als hij iets vraagt dat aan bescheiden
eischen voldoet, dit de gemeentelijke draagkracht niet te
boven gaat. Als men woningen zet, die 1.huur meer
moeten doen dan thans zal worden gevraagd, dus ƒ4.80, dan
komt men tot een woninghuur, waarvoor woningbouwver
eenigingen aanmerkelijk betere woningen hebben weten te
bouwen. Stelt men nu de huur 0.50 lager, dan zal de
gemeente, als het Rijk zijn bijdrage intrekt, tenslotte per
woning 2.50 subsidie hebben te geven, wat voor 160 woningen
een bedrag van ƒ20.000.per jaar beteekent. Waar bij
andere kwesties over dergelijke bedragen met een betrekkelijke
lichtheid wordt heengestapt, kan men het geen buitensporigen
eisch noemen om dat offer te brengen, teneinde 160 gezinnen
aan een behoorlijke woning te helpen.
De heer Schoneveld vraagt, of de Wethouder de verklaring,
dat de woningbouwvereniging «Eensgezindheid" de eerst-
aangewezene zal zijn voor de terreinen tusschen de Waard-
straat en de Oosterstraat, namens Burgemeester en Wet
houders heeft gedaan.
De heer Mulder zegt, dat Burgemeester en Wethouders
zich niet aan banden kunnen leggen, maar dat het de be
doeling is om aan het verlangen van «Eensgezindheid" te
voldoen.
Wat betreft de opgelegde beperkende bepalingen, alle be
palingen zijn voor alle woningbouwvereenigingen gelijk. Slechts
voor één woningbouwvereniging is een uitzondering gemaakt,
omdat Burgemeester en Wethouders dat noodzakelijk achtten.
De heer Sijtsma zegt, dat volgens hun principe hij en zijne
partijgenoote zouden moeten zijn voor het brengen van deze
woningen bij de Woningstichting, maar spreker heeft van
jaren her het werk van de Vereeniging tot Bevordering van
den Bouw van Werkmanswoningen gadegeslagen. Nu heeft
deze vereniging steeds belangeloos werk op dit gebied verricht,
reeds toen Rijk en gemeente zich daarvan nog afzijdig hielden,
en het zou dus inderdaad zijn. zooals de heer Wilbrink zeide,
dat men die vereeniging een klap in het aangezicht zou geven
door haar thans achter te stellen bij de Woningstichting.
Op grond daarvan zal spreker stemmen voor het voorstel
van Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter zegt, dat hij thans eerst het voorstel van
Burgemeester en Wethouders in stemming zal brengen.