23
a. te ontbinden, ingaande op een nader door ons College
te bepalen datum, de ingevolge raadsbesluit van 18 December
1922 met H. J. J. M. Damen, alhier, gesloten huurovereen
komst betreffende het pakhuis aan de Burgsteeg Ifo. 6;
b. het sub a genoemde pakhuis tot en met 30 April 1928,
ingaande op een nader door ons College te bepalen datum,
tegen een jaarlijkschen huurprijs van 350.te verhuren
aan H. J. W. Peeters en H. Stol, alhier, met bepaling, dat
de huur verder geacht wordt telkens voor den tijd vanéén
jaar, tegen denzelfden huurprijs en onder dezelfde voor
waarden te zijn verlengd, indien zij niet drie maanden voor
het eindigen van den huurtermijn schriftelijk door een der
partijen is opgezegd, zullende de huur echter in elk geval
eindigen op 1 Mei 1938, zonder dat eenige opzegging daartoe
wordt vereischt en verder onder de in de Leeskamer ter
visie liggende voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 60. Leiden, 8 Maart 1927.
Ons vereenigende met het hierachter afgedrukte voorstel
van Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en
Electriciteit geven wij Uwe Vergadering, onder verwijzing
naar den inhoud van de missive van Commissarissen, in
overweging
a. de overeenkomst betreffende de levering van gas aan
de gemeente Voorschoten door de Stedelijke Gasfabriek te
Leiden, gesloten ingevolge raadsbesluit van 30 November
1925, in dien zin te wijzigen, dat artikel 7 wordt gelezen
als volgt:
„Prijs van het geleverde Gas. Garantie.
„De prijs van het aan Voorschoten geleverde gas zal,
„onverminderd het bepaalde in artikel 8, bedragen:
„6| cent per M3. voor de eerste 250.000 M3. per kalenderjaar;
cent per M3. voor de volgende 300.000 M3. per kalen
derjaar;
„3 cent per M3. voor alle daaropvolgende M3. per kalen
derjaar.
„Voorschoten garandeert een minimum-afname van 500.000
„M3. per kalenderjaar, de niet-verbruikte M3. tegen 21 cent
„per M3. bij te betalen."
b. te bepalen, dat deze wijziging geacht wordt te zijn
ingegaan op 1 Januari 1927.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 23 Februari 1927.
Met ingang van 1 Januari 1926 werd een nieuw contract
voor de levering van gas en gros aan de gemeente Voor
schoten met deze gemeente afgesloten (Ingek. Stukken 1925
No. 264). De prijs van het gas is in dit contract bepaald
als volgt:
61 cent per M3. voor de eerste 250.000 M3. per kalenderjaar;
51 cent per M3. voor alle volgende M3. per kalenderjaar.
Verplichting om een zeker minimum per jaar af te nemen,
bestaat voor Voorschoten ingevolge dit contract niet.
Eveneens met ingang van 1 Januari 1926 werd met Voor
schoten een contract afgesloten voor de levering van elec
triciteit en gros.
Het blijkt thans, dat de snelle toeneming van het aantal
aansluitingen voor electriciteit, welke van laatstvermeld
contract het gevolg is geweest, het gasdebiet heeft doen
achteruitgaan. Het gasverbruik, dat vóór de electrificatie
ruim 600.000 M3. per jaar bedroeg, zal thans, indien geen
tegenmaatregelen worden genomen, vermoedelijk tot beneden
550.000 M3. dalen. Het is derhalve gewenscht het gebruik
boven dit aantal door lager prijs aantrekkelijker te maken,
hetgeen mogelijk is, omdat bij grooter verbruik alleen de
variabele kosten stijgen. Hiertegenover is het dan echter
billijk, dat Voorschoten de verplichting op zich neemt, om
de afneming van een zeker minimum per jaar te garandeeren.
Onderhandelingen op dezen grondslag met Burgemeester
en Wethouders van Voorschoten gevoerd, hebben tot over
eenstemming geleid over het volgende nieuwe artikel 7:
Wij geven Uw College in overweging den Baad voor te
stellen, de overeenkomst betreffende de levering van gas
aan de gemeente Voorschoten door de Stedelijke Gasfabriek,
ingevolge raadsbesluit van 30 November 1925 gesloten, ge
rekend te zijn ingegaan 1 Januari 1927 te wijzigen als hier
boven is aangegeven.
Commissarissen der Stedelijke Fabrieken
van Gas en Electriciteit,
J. F. X. Sanders, Voorzitter.
van Deventer, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leiden.
N°. 61. Leiden, 8 Maart 1927.
Blijkens de in de Leeskamer ter visie liggende staten
bedragen thans de gevoteerde kapitaals-uitgaven, waarin
nog niet door leening werd voorzien, na aftrek van gedane
of te verwachten kapitaalsontvangsten, rond ƒ3.755.000.
Hiervan werd reeds uitgegeven ruim ƒ2.000.000.welk
bedrag voorshands kon worden bestreden uit de vlottende
middelen der gemeente en uit een met het Algemeen Burgerlijk
Pensioenfonds gesloten kasgeldleening ad ƒ800.000.De
aflossing van deze tijdelijke leening werd echter bepaald
op 1 Mei a.s. Aangezien nu in de naaste toekomst boven
het genoemde bedrag van ƒ2.000.000.-— nog verdere beta
lingen voor buitengewone werken zullen zijn te doen, en
het daarenboven niet mogelijk zal zijn de sommen, die aan
de vlottende middelen onttrokken werden, daaraan ten volle
onttrokken te houden, achten wij het oogenblik aangebroken
een vaste leening te sluiten. Met een bedrag van 1.500.000.
zal, althans voorloopig, in de behoefte kunnen worden voorzien.
Van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds ontvingen
wij een offerte voor een vaste leening tegen den koers van
96|% bij een rente van 4 of tot den parikoers bij een
rente van 4f%. Mede met het oog op eventueele latere
conversie geven wij de voorkeur aan een leening a pari.
Vermits echter als datum van opneming der gelden door
het Pensioenfonds werd bedongen 15 Maart 1927 en de
tijdelijke leening ad ƒ800.000.gelijk werd opgemerkt,
eerst aflosbaar was op 1 Mei d.a.v., heeft het Pensioenfonds
op ons verzoek bewilligd in een tusschentijdsche aflossing
van de kasgeldleening op 15 Maart.
Aangezien de aanbieding ons alleszins aannemelijk voor
komt, geven wij Uwe Vergadering, onder verwijzing naar
het hieronder afgedrukte advies van de Commissie van
Financiën, alsnu in overweging het volgende besluit te nemen.
De Baad der gemeente Leiden.
Gelet op artt. 136 en 194 der Gemeentewet;
BESLUIT:
Artikel 1.
Ten laste van de gemeente Leiden wordt bij het Algemeen
Burgerlijk Pensioenfonds een geldleening aangegaan tot een
bedrag van 1.500.000.tegen parikoers en een rente van
43li% per jaar.
De geldleening wordt opgenomen op een door Burge
meester en Wethouders en het Algemeen Burgerlijk Pensioen
fonds overeen te komen datum.
Artikel 2.
De rente wordt voldaan in halfjaarlijksche termijnen,
verschijnende 2 Januari en 1 Juli van ieder jaar, voor het
eerst op den len Juli 1927 over het tijdvak van den datum
van opneming van de gelden tot en met 30 Juni 1927.
Artikel 3.
De leening wordt afgelost in 40 jaren, telken jare 1/40
gedeelte of 37500.op den eersten Juli van ieder jaar.
De eerste aflossing heeft plaats op 1 Juli 1928.
De gemeente is bevoegd telken jare op den 2en Januari
en den len Juli een extra bedrag af te lossen, mits van
het voornemen daartoe ten minste één maand te voren aan
den schuldeischer wordt kennisgegeven. De sommen, welke
buitengewoon worden afgelost, zullen worden afgeschreven
van de laatste termijnen der periodieke aflossing. De ge
meente zal bij het doen van eene zoodanige buitengewone
aflossing, indien deze binnen 5 jaren na het sluiten van de
overeenkomst van geldleening plaats heeft, van het bedrag der
buitengewone aflossing 1 percent vergoeding betalen aan
het Pensioenfonds.
Artikel 4.
Bij nalatigheid in de betaling van rente of aflossing, zal
door de gemeente over het bedrag daarvan en over den tijd