20 trouwt, dat zijne groote kennis en ervaring op kunstgebied ook voor hare commissie van groote waarde zal blijken. Namens de Commissie, Aug. L. Beimeringer, voorzitter. J. C. Overvoorde, secretaris. Aan den Baad der Gemeente Leiden. N°. 50. Leiden, 1 Maart 1927. Nadat wij Uwe Vergadering bij Ingekomen Stukken No. 270 van 1926 ons voornemen hadden kenbaar gemaakt, de hef fing van tol- en bruggeld aan de Leiderdorpsche brug in het openbaar te verpachten, berichtte de tegenwoordige pachter, de heer Bamaker, ons, alsnog bereid te zijn den huurprijs, nu 1250.per jaar bedragende, te verhoogen tot 1500. Aangezien wij meenden, dat met den nader geboden huur prijs genoegen kon worden genomen, achtten wij, gelijk aan Uwe Vergadering in de zitting van 20 December 1926 werd medegedeeld, redenen aanwezig, om op het voornemen tot het houden van eene openbare verpachting terug te komen en de tolheffing alsnog ondershands aan den heer Bamaker, die reeds zoo lange jaren pachter is, te gunnen. Bij missive van io Januari 1927 berichtten wij dan ook den heer Bamaker bereid te zijn een hiertoe strekkend voorstel aan Uwe Vergadering te doen, terwijl belangheb bende als antwoord daarop ons kennis gaf, dat zijne bor gen eveneens met de verhoogde pachtsom accoord gingen. De voorbereiding van deze zaak was toen derhalve zoover gevorderd, dat zij bij Uwe Vergadering aanhangig gemaakt kon worden. En het desbetreffend voorstel had U ook reeds bereikt, indien niet inmiddels dus na het bertiken van overeenstemming tusschen den heer Bamaker en ons Col lege van een derde, den heer A. v. Hartevelt, alhier, een aanbieding was ontvangen om de brug te pachten voor 2700.per jaar. Wij hebben rijpelijk overwogen wat onze houding thans moest zijn. Daarbij zijn wij echter tot de conclusie gekomen, dat deze geen andere mocht zijn, dan die een particulier in gelijke omstandigheden behoort in te nemen, n.l. eene van moreele gebondenheid aan de eenmaal met den heer Bamaker, zij het ook behoudens Uwe goedkeuring, gemaakte afspraak. Ook de Commissie van Fabricage, wier gevoelen wij in wonnen, heeft, zonder bepaald te adviseeren tot handhaving van het voorstel tot onderhandsche gunning, blijkens den voorlaatsten zin van haar rapport, oog voor de positie van ons College tegenover den heer Bamaker. Hoewel niet blind zijnde voor het financieele voordeel, dat aanneming van het later ingekomen bod voor de gemeente kan medebrengen, meent ons College, dat het gegeven woord ons de verplichting oplegt, zonder eenig voorbehoud de aan den heer Bamaker gedane bereidverklaring gestand te doen niet alleen, maar ook om de bekrachtiging daarvan door Uwe Vergadering met aandrang aan te bevelen. Onder mededeeling, dat de voorwaarden hier en daar eene wijziging'van ondergeschikt belang hebben ondergaan, geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging het recht van tolheffing van schepen, voertuigen en voetgangers aan de Leiderdorpsche brug, overeenkomstig het bij Koninklijk Besluit van 17 Mei 1855 No. 51 goedgekeurd tarief, alsmede het koffiehuis met woning, stalling, wagenschuur en verder getimmerte, gelegen in de Kerkbuurt aan het Schouwpad bij bovengenoemde brug, onder de gemeente Leiderdorp, met ingang van 1 Mei a.s. wederom voor den tijd van 5 jaren te verpachten aan P. J. Bamaker, aldaar, voor een jaarlijksche pachtsom van 1500.en verder onder de in de Leeskamer ter visie liggende voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 51. Leiden, 4 Maart 1927. In verband met de ongesteldheid van den wethouder, den heer A. Mulder, en de vele, drukke werkzaamheden van den Voorzitter en de overige leden van Ons College, komt het ons gewenscht voor, dat tot de benoeming van een tijdelijk wethouder wordt overgegaan. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging, om in de eerstvolgende raadsvergadering overeenkomstig het be paalde in artikel 90 der Gemeentewet een der leden van Uwen Baad tot tijdelijk wethouder te benoemen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 52. Leiden, 5 Maart 1927. In verband met een voorgenomen verbetering van den weg ter plaatse wenscht het Gemeentebestuur van Bloe- mendaal den eigendom te bekomen van het gedeelte van den Haarlemmertrekvaartweg op de overgelegde kaart in bruine en groene kleur aangeduid. Terwijl het groene gedeelte geheel aan de gemeente Haarlem toebehoort, is het bruine gedeelte, kadastraal bekend ge meente Hillegom Sectie A No. 2634 en gemeente Bloemen- daal Sectie D No. 892, hoewTel in onderhoud bij Haarlem, gemeenschappelijk eigendom van die gemeente en van Leiden, en is voor de overdracht van dit stuk weg mits dien ook de medewerking van de gemeente Leiden vereischt. Aangezien tegen afstand van bedoelde strook weg geenerlei bezwaar bestaat, en onder mededeeling, dat de Baad van Haarlem reeds een daartoe strekkend besluit heeft genomen, geven wij Uwe Vergadering in overeenstemming met het advies van de Commissie van Fabricage in overweging te besluiten den eigendom, voorzooveel het aandeel van de gemeente Leiden betreft, van het onder de gemeenten Hillegom en Bloemendaal gelegen gedeelte van den Haar lemmertrekvaartweg, kadastraal bekend gemeente Hillegom, Sectie A,, No. 2634 en Bloemendaal, Sectie D. No. 892, op de overgelegde kaart in bruine kleur aangeduid, om niet aan de gemeente Bloemendaal over te dragen, onder voor waarde, dat alle kosten vallende op deze overdracht voor rekening van de gemeente Bloemendaal komen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 53. Leiden, 5 Maart 1927. In verband met de voorgenomen verbouwing van het perceel Stationsweg 17 heeft de eigenaresse, de N.V. Crediet en Administratie Maatschappij „Uitgebreid Bezit" gevestigd te Leiden, zich bereid verklaard aan de gemeente in eigen dom over te dragen den haar toebehoorenden grond, gelegen vóór de bestaande voorgevellijn. Wij stellen U mitsdien, overeenkomstig het advies van de Commissie van Fabricage, voor, om zonder eenige kosten bij de gemeente in eigendom en onderhoud over te nemen het stukje grond aan den Stationsweg, deel uitmakende van het perceel kadastraal bekend Gemeente Leiden, Sectie A No. 868, een en ander zooals op de overgelegde situatieteekening in geel is aangeduid. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 54. Leiden, 5 Maart 1927. Het bestuur van de Vereeniging tot oprichting en instand houding van scholen voor lager- en meer uitgebreid lager onderwijs op Gereformeerden grondslag alhier verzoekt bij adres, d.d. 30 December j.l. de benoodigde gelden beschik baar te stellen voor de uitbreiding van zijn schoolgebouw aan de Hooglandsehe Kerkgracht No. 20a. Deze uitbreiding zal bestaan in het bouwen en inrichten van een gymnastiek lokaal. Bij kennisneming van de stukken zal U blijken, dat daarin sprake is van afstand van gemeentegrond, waaromtrent echter nog nadere onderhandelingen zullen worden gevoerd. Aan gezien evenwel met het nemen van een beslissing op het ver zoek om de voor den bouw benoodigde gelden beschikbaar te stellen niet langer kon worden gewacht, die beslissing bovendien in geen enkel opzicht praejudicieert op een met betrekking tot eventueelen afstand van grond te nemen besluit en het schoolbestuur bij zijne aanvrage de wettelijke voorschriften in acht genomen heeft, geven wij U in over weging medewerking te verleenen aan het bestuur der Ver eeniging tot oprichting en instandhouding van scholen voor lager- en meer uitgebreid lager onderwijs op Gereformeerden grondslag alhier voor de uitbreiding van zijn schoolgebouw

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 2