GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. IXCtEKWKEX 8TÜKKEIT. N°. 12. Leiden, 17 Januari 1927. In de vacature van 2en geneesheer aan de gestichten „Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest", ontstaan tengevolge van het verleend eervol ontslag aan Dr. J. M. Rombouts, die meer in het bijzonder belast was met de behandeling- der patiënten in de vrouwen-afdeeling van het gesticht „Endegeest", is voorzien door de overplaatsing van Dr. H. C. Jelgersma, die aan de afdeeling voor jeugdige idioten „Voorgeest" werkzaam was. In de door die overplaatsing veroorzaakte vacature zal dus thans moeten worden voorzien. Mitsdien bieden wij Uwe Vergadering, na raadpleging van de Commissie van Beheer over de gestichten, de volgende voordracht ter benoeming van een 2en geneesheer aan de gestichten „Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest" aan: 1°. Dr. A. QUERIDO, assistent in de physiologie, te Amsterdam; 2°. A. M. BLOK, buitengewoon geneesheer aan de ge stichten „Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest". Wij verzoeken U alsnu tot eene benoeming over te gaan en daarbij te bepalen dat zij zal ingaan op een nader door ons College te bepalen datum. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 13. Leiden, 17 Januari 1927. In Uwe Vergadering van 16 Februari 1925, werd over eenkomstig ons voorstel van 5 Februari te voren (Ingek. Stukken No. 31), een bedrag van 22000.beschikbaar gesteld ten behoeve van de kosten van inrichting van den Districtskeuringsdienst van Waren in den linkervleugel van het Militair Hospitaal aan den Morschweg alhier; de helft van dit bedrag zou ten laste van het Rijk worden gebracht. Toen nu in Juni des vorigen jaars de verbouwing geheel was afgeloopen en de inrichting van het Laboratorium voltooid, bleken de werkelijke kosten te hebben bedragen 27151.20, of 5151.20 meer, dan door Uwe Vergadering was toegestaan. De meerdere kosten zijn hoofdzakelijk het gevolg van de door het Departement van Oorlog verlangde inrichting en wijziging van de militaire Jmreelen en van het verfwerk van den rechtervleugel van het gebouw, die bij de militairen in gebruik bleef. Trekt men deze kosten, die ƒ2000.hebben bedragen, van de geheele som af, dan blijft een bedrag van 25000.— over, zijnde de som die door ons aanvankelijk was geraamd en waarmede ook de toenmalige Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid accoord ging, doch welke later op verzoek van het Rijk tot 22000.werd teruggebracht. Een en ander gaf ons aanleiding tot den Minister het verzoek te richten, de toegezegde subsidie alsnog met 50 van de meerdere kosten te verhoogen, derhalve met een bedrag van 2575.60. Bij zijn schrijven van 15 Juli 1926 maakte de Minister er ons echter opmerkzaam op, dat de zegelkosten van het huur contract, de huur over het tijdvak 1 April 19251 Maart 1926 en het geraamde renteverlies tot de stichtingskosten behooren en niet op de exploitatierekening mogen wor den gebracht. Het totale bedrag werd daardoor verhoogd tot 28877.87. Een nader verzoek, om nu ook 50 bij te dragen in laatst genoemde meerdere kosten, werd door den Minister inge willigd. Bij zijne beschikking van 9 November d.a. v. werd eene bijdrage van ten hoogste 14438,94 of 50% van de totale kosten van inrichting, aan de gemeente toegekend. De andere helft der meerdere kosten zal derhalve door onze gemeente, als centrale gemeente, beschikbaar behooren te worden gesteld. De berekening is nu als volgt: Kosten van inrichting. 27151.20 Zegelkosten60. Huur van 1 April 19251 Maart .19261466.67 Renteverlies, aanvankelijk geschat op 200. thans definitief vastgesteld op193.55 Totaal der stichtingskosten28871.42 5 Waarvan ten laste van de gemeente blijft de helft of14435.71 Wij verzoeken Uwe Vergadering alsnu door vaststelling- van den hierbij overgelegden suppletoiren begrootingsstaat de meerdere kosten van inrichting van den Districts-keu- ringsdienst van Waren in den linkervleugel van het Militair Hospitaal alhier ten bedrage van 6871.42, waarvan 3435.71 voor rekening van de gemeente komt, beschikbaar te stellen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 14. Leiden, 17 Januari 1927. Nu de onteigening van het strookje water, behoorende bij het perceel van K. den Hertog aan den Lagen Rijndijk, haar beslag heeft gekregen (zie Ingek. Stukken no. 251 van 1926) en aan de gemeente inmiddels ook is afgestaan het strookje water, deel uitmakende van het perceel van P. Geertsma (Ingek. Stukken no. 272 van 1926), kan de ver breeding van den Lagen Rijndijk en de Driftsloot worden voortgezet en daarmede het geheele werk tot een einde worden gebracht. Voor de thans nog uit te voeren werken (slootdemping, bestrating, omlegging van water- en gasleidingen, enz.) wordt een bedrag van ƒ9200.noodig geacht. Teneinde van de totale kosten een goed overzicht te hebben, mogen wij hierbij echter opmerken, dat van het bij Uw besluit d.d. 31 October 1921 (Ingek. Stukken no. 342) voor de verbetering van den Lagen Rijndijk toegestane crediet van 14.000.slechts een bedrag van 9827.99 werd verbruikt, omdat de werkzaamheden, tengevolge van de onteigeningsprocedure, voorshands geen voortgang konden hebben. Hoewel dus feitelijk van dit crediet nog een som van 4172.01 beschikbaar is, zoo moet om formeele reden thans toch het volle bedrag ad 9200.worden uitge trokken, aangezien het overschot van de oorspronkelijk ge voteerde som indertijd, met het oog op de onzekerheid van het tijdstip waarop de werkzaamheden weder ter hand zouden kunnen worden genomen, niet op de begrooting van volgende jaren werd overgebracht. Voor verdere bijzonderheden verwijzende naar de in de Leeskamer ter visie liggende stukken, geven wij Uwe Ver gadering, in overeenstemming met het advies van de Com missie van Fabricage, mitsdien in overweging door vast stelling van den hierbij overgelegden begrootingsstaat model D, dienst 1927, een bedrag van 9200.te onzer beschikking te stellen, ten behoeve van de verdere verbreeding van den Lagen Rijndijk nabij de Driftstraat, alsmede slootdemping en bestrating in laatstgenoemde straat. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 15. Leiden, 18 Januari 1927. Tegen het einde van het jaar 1925 werd door het Rijk, in verband met de opheffing van het Rijksopvoedingsgesticht voor Jongens, met ingang van 1 Januari 1927 de huur opgezegd van de perceelen land in den Pesthuispolder, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie L. nis 552 (nieuw .1344) en 1199. Als gegadigden voor deze perceelen hebben zich aange meld de heeren L. Menken en G. Schut, beiden alhier. Eerstgenoemde is bereid het op de situatie met roode arceering aangeduide gedeelte (weiland) groot 1.07.78 H.A., voor den tijd van drie jaren, tegen een jaarlijkschen huur prijs van 125.— te huren; laatstgenoemde voor den tijd van één jaar, tegen een huurprijs van 15.het gedeelte met zwarte arceering aangegeven (teelland), groot 500 M2. Belanghebbenden gaan voorts accoord met de aan de verhuringen te verbinden gebruikelijke voorwaarden, waar onder het recht van de gemeente om de huur tusschentijds met een termijn van resp. 6 en 9 maanden op te zeggen. Onder mededeeling, dat o. i. de geboden huurprijzen vol doende kunnen worden geacht, geven wij Uwe Vergadering, in overeenstemming met het advies van de Commissie van Fabricage, in overweging te verhuren: a. aan L. Menken, alhier, voor den tijd van drie jaren, ingaande 1 Januari 1927, de perceelen weiland in den Pest huispolder, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie L, nis. 1344 en 1199 ged., op de kaart met roode arceering aangeduid, ter grootte van 1.07.78 H.A. tegen een jaarlijk schen huurprijs van 125.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 1