WOENSDAG 1 DECEMBER 1926.
193
Rijksregeering, dat Burgemeester en Wethouders zich daar
over niet in bijzonderheden kunnen uitlaten.
Spreker meent zelfs verder gegaan te zijn dan zijn ambtgenoot
te Haarlem!
De heer Mulder zegt, dat het hem over het algemeen niet
erg lastig is gemaakt.
De heer van Stralen heeft er op aangedrongen, dat de
gemeente zal overgaan tot daadwerkelijke werkverschaffing.
Spreker sluit zich aan bij hetgeen de heer Sanders daarover
reeds gezegd heeft en vraagt ooknoem daarvoor geschikte
werken. Dat de gemeente al bezig is met werkverschaffing
blijkt wel uit het feit, dat voortdurend een groot aantal
arbeiders, die geen gemeentewerklieden zijn, bij verschillende
door de gemeente uitgevoerde werken te werk wordt gesteld,
op 1 November b. v. zelfs 140. De heer van Stralen heeft
in dit verband aangedrongen op spoedige uitvoering van de
rioleeringswerken en vroeg, als het zoo lang moest duren,
of men het dan maar liever niet door particulieren moest
laten doen. Het heeft lang geduurd, maar er hebben al gun
ningen plaats gehad; voor het maken van het pompstation
en van de rioleeringen zijn vakmenschen noodig, onder wie
heel weinig werkloosheid is: voor werkverschaffing zal dus
dit werk niet van groote beteekenis zijn.
Dat het ook wel goed kan zijn om de zaak ernstig en lang
ts overwegen, blijkt hieruit, dat de heer de Meijier, die dit werk
uitvoert, voor de persleiding naar de z. g. Stinksloot een
anderen weg volgt dan in het oorspronkelijk plan was aange
geven, hetgeen een bezuiniging geeft van ongeveer ƒ30.000.—
niettegenstaande men daarvoor eenigen grond heeft moeten
aankoopen.
Spreker zal thans niet ingaan op de vraag, of de stichting
van een groot sportpark voor de gemeente gewenscht is,
maar vóórdat men met dergelijke en soortgelijke voorstellen
komt, de heer Sanders en de Voorzitter hebben er reeds op
gewezen, moet men het uitbreidingsplan, dat in handen is
van het architectenbureau Granpré Molière, afwachten. Boven
dien zitten Burgemeester en Wethouders niet stil op dit gebied,
want binnen zeer korten tijd zal een voorstel den Raad be
reiken in zake de exploitatie van het onlangs voltooide speel
veld aan het Rijn-Schiekanaal.
Wat den aanleg van de nieuwe veemarkt betreft, atgezien
nog van het feit, dat daaromtrent nog geen besluit door
den Raad is genomen, duurt het nog wel eenigen tijd, vóór
dat de zaak voor elkaar is en vóórdat men de geschiktste
plaats daarvoor gekozen heeft. Men moet daar niet licht
over denken.
Er is in verband met de werkverschaffing ook over den
woningbouw gesproken; de 40 woningen aan den Haag weg,
bestemd voor de vervanging van krotten, worden dezer dagen
aanbesteed, terwijl de goedkeuring van den Minister op het
bouwplan van de 174 woningen door de Vereeniging voor
den bouw van Werkmanswoningen pas enkele dagen geleden
ingekomen is, zoodat nu ook met de uitvoering daarvan be
gonnen zal kunnen worden.
Dat in de Korevaarstraat slechts één rijwielpad is aange
legd, waarover de heer Groeneveld klaagde, komt, omdat de
tram in het midden van de straat rijdt. Men kon niet anders
dan één fietspad aanleggen, gelet op de drukke passage, ook
van de tram. Als men er nog een tweede rijwielpad bij zou
aanleggen, had men voortdurend reparatie aan de trottoirs,
want de voertuigen zouden bij het uitwijken onwillekeurig
op die trottoirs terechtkomen.
Het zou uit financiëel oogpunt niet verstandig zijn, wanneer
Leiden zich ging bemoeien met de autobusdiensten naar de
verschillende plaatsen in de omgeving. En ook wanneer
Leiden zich ging bemoeien met autobussen in de stad, zou
men zich een aardig stropje om den hals kunnen halen.
Laat men dat aan particulieren overlaten
Bij hernieuwing heeft de heer Groeneveld geklaagd over
de luifel aan den Ouden Rijn. Daarover heeft ook de koetsiers-
vereeniging bij spreker geklaagd. Als men echter eens goed
oplet, wat spreker eenige keeren heeft gedaan, dan zal men
tot de conclusie komen, dat de hinder,dien de luifel voor het ver
keer oplevert, niet zoo erg is. Zij zou indertijd verdwijnen, maar
toen heeft de vereeniging »Oud Leiden" zich ermede bemoeid
en heeft haar voor hare rekening weder in orde gemaakt.
Op hetgeen de heer Dubbeldeman gezegd heeft over de
woningtelling en het daaromtrent uitgebracht rapport zal
spreker niet ingaan. De heer Dubbeldeman moest zelf toegeven,
dat hij nog geen gelegenheid had gehad om er behoorlijk van
kennis te nemen. Dat de heer Dubbeldeman over het resultaat
niet tevreden zou zijn, kon men overigens wel voorspellen.
Aan hetgeen op zoo juiste wijze is betoogd door den heer
Huurman omtrent de medezeggenschap van de bewoners
der gemeentewoningen heeft spreker niet veel toe te voegen.
Spreker wil er alleen dit nog van zeggen, dat het bestuur
van de Woning-stichting en in het bijzonder zijn secretaris,
de heer Witmans, voor zijn beheer alle hulde verdient.
Wat betreft de stichting van een badhuis aan de Heeren
straat, waarover de heer Dubbeldeman gesproken heeft,
binnenkort zal daaromtrent een praeadvies verschijnen, maar
er is nog heel wat meer te doen dan het bouwen van dit bad
huis: Gemeentewerken wordt overstroomd met werk; telkens
komen uit den Raad verzoeken om hiervan een begrooting te
maken en daarvan een plan, enz., en dat geeft groote stoornis
in de afdoening van zaken.
Spreker zal niet ingaan op het ingezonden stuk van den
heer Bomli, al was het alleen maar, omdat het eind er niet
van te zien zou zijn, indien Burgemeester en Wethouders
in den Raad op ingezonden stukken ingingen. Slechts wil
spreker ervan zeggen, dat de heer Bomli wel eens al te
lichtvaardig naar de pen grijpt. Hij is ditmaal niet op de
hoogte en zijn ingezonden stuk heeft daarom niet die waarde,
welke anders wel eens toegekend mag worden aan hetgeen
hij schrijft.
Verder zegt de heer Dubbeldeman, dat spreker een beste
man is; hij heeft dat al zoo dikwijls gezegd, dat spreker het
vervelend gaat vinden.
De heer Dubbeldeman zegt onomwonden, dat, als de Bur
gemeester er niet geweest was, er hier geen arbeiderswoningen
gebouwd zouden zijn, aangezien spreker er niets aan gedaan
zou hebben. Spreker wil niets afdingen op hetgeen de Bur
gemeester op dit stuk gedaan heeft, maar spreker moet op
komen tegen de beschuldiging, dat hij in deze niets zou
gedaan hebben. Er zijn nog andere menschen, ook uit de
partij van den heer Dubbeldeman, die zich daaromtrent op
andere wijze uitlaten.
Mevr. van ltallievan Embden heeft, sprekende over de
verbreeding van de Hoogewoerd, gezegd, dat, als men hier
destijds het voorbeeld van Utrecht ten aanzien van de
Nachtegaalstraat had gevolgd, reeds ongeveer één vierde ge
deelte van de huizen daar achteruit zou zijn gezet. In elk
geval zou dit alleen hebben kunnen geschieden aan één zijde,
niet aan de waterzijde, terwijl het nog de vraag is, of het
ook aan de andere zijde wel mogelijk zou zijn geweest.
Wat betreft den wensch van Mevr. van ltallievan
Embden om het stadsvuil niet meer te verbranden, maar om
het te gebruiken ten behoeve van het in cultuur brengen
van woeste gronden, hoe zou dat hier moeten gaan? Waar
zou Leiden met zijn stadsvuil heen moeten? Hier in de buurt
zijn geen woeste gronden. Men zou dus het vuil onmogelijk
anders dan met zeer hooge transportkosten weg kunnen
krijgen. De vuilverwijdering in den Haag op die wijze zal
ook zeer veel kosten; laat men dat eerst eens in finesses
onderzoeken.
Mevrouw van ltallievan Embden heeft voorts aangedrongen
op verdere asfalteering; de asfalteering, die heeft plaats gehad,
was een proef om te zien, wat het beste systeem is; het plan
is, zooals ook in de Memorie van Antwoord staat, om elk
jaar een gedeelte van de hoofdverkeerswegen te asfalteeren.
Dat er op de Breestraat nog geen proef is genomen, is de
schuld van de ietwat koppige Tramwegmaatschappij, die voor
het nemen van een kleine proef nog geen billijke bijdrage
heeft willen verleenen. Toch is het noodig, om tot overeen
stemming te komen, omdat de Maatschappij bij verdere as
falteering zich zal beroepen op de bijdrage, die zij voor het
proefstuk gegeven heeft; het is dus beter om nog iets langer
te onderhandelen en het resultaat daarvan af te wachteD.
De maatschappij moet de gemeente betalen wat haar toekomt.
Over de demping van het Levendaal zal spreker niet veel
zeggenmen verwacht over het algemeen veel heil van
baggeren om de onaangename lucht weg te krijgendie stank
wordt evenwel niet alleen veroorzaakt door verontreiniging
van den bodem. Men kan dat zien aan de slooten in het
polderland, waar jaren achtereen niet gebaggerd wordt en
die toch geen stank verspreiden. Men zal geduldig moeten
afwachten wat de centrale rioleering brengen zal. Dit moge
misschien nog lang duren, maar het volgende jaar zal wellicht
reeds een gedeelte klaar zijn, hetgeen dan aan een gedeelte
althans van de grachten ten goede zal komen; men kan het
dan als een proef beschouwen. Maar alle deskundigen zijn
het er over eens, dat er pas afdoende verbetering zal komen,
wanneer de nieuwe sluiswerken bij Gouda gereed zijn.
Wanneer men Leiden als woonstad onmogelijk wil maken,
dan moet men nu het Levendaal dempen. De Zoeterwoudsche
singel, Steenschuur en Rapenburg worden eerst recht dan
onbewoonbaar!
De heer Eikerbout heeft een pleidooi gehouden voor de ver
betering van de bruggen in den Nieuwen Rijn en van de
Havenbrug.
Wat de Havenbrug betreft, heeft de heer Schüller de reeds
lang aangenomen motie van de heeren Eikerbout en Huurman
nog eens aangedikt. Spreker heeft met veel genoegen den
heer Huurman gehoord, waar deze zeide, dat men het geld
daarvoor riet lichtvaardig moet uitgeven. Deze zaak verkeert
in het allerlaatste stadium en wordt nog alleen tegengehouden
door de H.T. M. Burgemeester en Wethouders hebben een