192
WOENSDAG 1 DECEMBER 1926.
Spreker moet ernstig protesteeren tegen de verdachtma
king van den heer Groeneveld, alsof Burgemeester en Wet
houders, wanneer een Raadsbesluit genomen is, daaraan niet
de noodige medewerking zouden verleenen.
In hetgeen de heer Groeneveld gezegd heeft, ligt een be
schuldiging, welke hij niet kan handhaven en niet kan be
wijzen. De heer Groeneveld verlangt van zijne tegenpartij,
wanneer deze een beschuldiging uit, bewijzen, zooals gisteren
bleek onder de rede van den heer Spendel, maar dan past
het hem toch ook niet om ongemotiveerd een beschuldiging
te uiten aan het adres van Burgemeester en Wethouders.
De heer Spendel nu zou verstandiger gehandeld hebben,
als hij zijn betoog met bewijzen had gestaafd. Spreker zal
nu twee bewijzen voor dat betoog aanvoeren.
Spreker leest b. v. in «Cijfers en feiten":
»Ue nieuwe cultuur is niets anders dan de cultuur van
2000 jaar terug verkankerd door het Christendom".
In de tweede plaats wil spreker wijzen op een artikel in
«Het Volk" in de eerste week van November, waarin de
Leidsche correspondent van dat blad zich op laatdunkende
wijze heeft uitgelaten over een maatregel van den directeur
van een naamlooze vennootschap, welken deze meende te
moeten nemen om zijne Katholieke arbeiders, 30% van zijne
arbeiders, in de gelegenheid te stellen om op Allerheiligen
hun godsdienstplichten uit te oefenen.
Spreker protesteert tegen de bewering, als zouden Burge
meester en Wethouders het Raadsbesluit in zake den ophaal
dienst van schoolgelden niet juist uitvoeren. Burgemeester
en Wethouders doen niet anders dan uitvoeren het Raads
besluit van 9 December 1923, voorgesteld door de heeren
Heemskerk en Schoneveld, om de betaling van schoolgelden
door personen, met een zuiver inkomen van minder dan
f 2000.te doen geschieden in maandelijksc'ne of wekelijk-
sche termijnen, welk besluit genomen is met 18 tegen 9
stemmen en die van alle socialisten voor. Wanneer men dus
wekelijksche termijnen van 25 of 50 cents en geen hoogere int,
doet men dus niets anders dan dit Raadsbesluit juist uit
voeren.
Evenals in Zaandam en andere plaatsen zal de ophaal
dienst groote verliezen opleveren en de daarbij betrokken
sociale belangen zijn niet van dien aard, dat men er toe moet
overgaan. Het is ook de ondervinding van den Gemeente-
Ontvanger bij den ophaaldienst van schoolgelden hier, dat
degenen, voor wie die dienst vooral is ingesteld, degenen
dus, die hun wekelijksch inkomen niet goed beheeren, met
veel animo beginnen, maar na verloop van tijd afvallen.
Dezelfde ervaring heeft opgedaan de ontvanger te Haarlem,
dien spreker opzettelijk daarnaar gevraagd heeft. In Haarlem
zijn er van de 5000 700 afgevallen.
Bovendien bestaat een dergelijke dienst al bij verschillende
organisaties, ook bij de Katholieke en Christelijke. Die dienst
kan beter gedecentraliseerd worden over de verschillende
organisaties, want die hebben ook meer contact met de des
betreffende zwakke broeders dan de gemeente.
Wat de quaestie van het losse personeel in dienst van de
gemeente betreft, de salarisverordening bepaalt, dat het
minimum-loon voor tijdelijke werklieden, in dienst van de
gemeente, 4/5 kan bedragen van het minimum-loon van werk
lieden in vasten dienst.
Buiten deze tijdelijken heeft men ook nog losse arbeiders.
Nu heeft de toepassing van deze bepaling eenigen tijd geleden
aanleiding gegeven tot een conflict bij de steun verleening, omdat
die 4/5 bleef beneden het collectief contractloon van de des
betreffende arbeiders.
Toen dit aan het College ter oore kwam, hebben Burge
meester en Wethouders dan ook besloten om deze regeling
zoodanig toe te passen, dat in het algemeen het collectief
contractloon aan losse arbeiders wordt betaald, mits het niet
zou uitgaan boven 6/s van het minimum-loon van vaste werk
lieden. Spreker hoopt, dat hiermede aan het bezwaar van den
heer Baart tegemoet gekomen is.
De heer Baart heelt verder ter sprake gebracht de positie
van het losse personeel bij de verschillende bedrijven. Spreker
zal daarop antwoorden, voor zoover de Lichtfabrieken betreft
en het verder aan den heer Reimeringer overlaten. Op
1 Januari 1924 waren daar in dienst 109 losse ambtenaren
en werklieden en gemiddeld 50 daglooners, op 1 September
1926 51 en 16, zoodat hieruit het streven van de Directie
van de Lichtfabrieken blijkt om aan dit euvel een einde
te maken.
Spreker heeft evenwel een schrijven van de Directie ont
vangen, dat niet altijd tot vaste aanstelling kan worden over
gegaan. De leerlingen, 6 in aantal, komen daarvoor niet in
aanmerking.
Omtrent de losse arbeiders moet nog een beslissing worden
genomen. Bij de 6 werkvrouwen, die, hoewel in lossen dienst,
volgens de Pensioenwet 1922 pensioensgerechtigd zijn, hangt
de beslissing over een vaste aanstelling af van de uitspraak
van den Centralen Raad van Beroep, in zake de aanspraken
van los personeel op pensioen na de jongste wijziging der
Pensioenwet.
Van de 16 losse arbeiders staat niet vast, dat hun arbeid
blijvend noodig zal zijn; tot vaste aanstelling kan dus niet
worden overgegaan.
De heer Baart heeft er verder bezwaar tegen gemaakt, dat
veel reparatiewerk buiten de fabriek wordt uitgevoerd. De
Directie van de Lichtfabrieken schrijft daarover, dat het van
veel factoren afhangt, of een werk in eigen beheer moet
worden uitgevoerd, voornamelijk van den prijs; de reparatie
werkplaats heeft niet altijd volop werk; is er te veel, dan
wordt het door derden uitgevoerd. Uitbreiding van de werk
plaats met machines en personeel zou tot gevolg hebben,
dat werk gezocht moest worden, waardoor het veel duur
der zou worden. Tot uitbreiding kan de Directie dus niet
overgaan.
De heer Baart heeft er ook over geklaagd, dat het laden
van cokes eens is geschied door de cokesafnemers zelf.
Het verwondert spreker eenigszins, dat de heer Baart deze
quaestie hier ter sprake heeft gebracht. Als hij zijn partij
genoot van Eek daarnaar gevraagd had, dan zou die hem ook
hebben kunnen inlichten, omdat ook de heer van Eek deze
quaestie bij den Directeur aanhangig heeft gemaakt en deze
hem daaromtrent een brief heeft geschreven.
Het is voorgekomen op een dag van groote drukte, dat
ten gevolge van gebrek aan los personeel de brandstoffen-
handelaren cokes, die zij kwamen halen, zelf moesten op
scheppen. In het algemeen is zoo iets natuurlijk ongewenscht;
in elk geval wordt scherp toezicht uitgeoefend en dat toen
overvolle maten zijn afgegeven, acht spreker aan ernstigen
twijfel onderhevig. En mocht een goede maat gegeven zijn,
dan zou daarbij te bedenken zijn, dat dit een logische en
billijke vergoeding was voor het extra werk van het opscheppen,
dat zij nu zelf moesten verrichten. De brandstolfenhandelaren
zijn intusschen allerminst van dergelijken maatregel gediend.
Direct dienden zij klachten in en verzochten zij om zoo spoedig
mogelijk daarmede te eindigen. Men was echter tot dezen
maatregel gedwongen, omdat dien morgen zich geen los
personeel had aangemeld, waarschijnlijk omdat het regende.
Wat betreft de quaestie van de huren der woningbouw-
vereenigingen hebben Burgemeester en Wethouders ge
antwoord, dat men moet afwachten het resultaat van de
besprekingen en onderhandelingen van de Vereeniging van
Nederlandsche Gemeenten, den Nationalen Woningraad en
den Algemeenen Bond van Woningbouwverenigingen. Het
College had inderdaad geen ander antwoord kunnen geven.
Het betreft een zeer ingewikkelde quaestie en daarom hebben
dan ook genoemde organisatie's zich vereenigd om een rapport
uit te brengen aan de Regeering.
Te Leiden is ook reeds sinds geruimen tijd nagegaan,
welke oplossing aan deze quaestie gegeven zou kunnen
worden, met name door, zooals ook de heer Schoneveld
heeft bepleit, de bestaande leeningen over te nemen van het
Rijk en dan zelf te gaan leenen tegen lagere rente. Nu zit
Leiden met de moeilijkheid, dat voor de bouwplannen, welke
thans de laagste huren hebben, geleend is tegen 6%, en
dat voor enkele woningbouwcomplexen met hoogere huren,
zooals «Tuinstadwijk", geleend is tegen 5 Dus als men
tot boven aangegeven maatregel overging, dan zouden daarvan
wel profiteeren de woningen met de lage huren, doch niet
de woningen met de hooge huren.
Nu zou men kunnen zeggen: waarom gaat ge toch niet
over tot die conversie? Het is in elk geval medegenomen.
Ja, maar er zit nog een andere kant aan de zaak.
Wanneer de gemeente het Rijk los laat, dan laat ook het
Rijk de gemeente los, wanneer later de woningbouwver-
eenigingen de annuïteiten niet zouden kunnen betalen.
Nu is de bedoeling van Leiden en ook van den Bond van
de 3 genoemde vereenigingen juist om hieraan te ontkomen.
Ten einde eens na te gaan, hoe men zou kunnen komen
tot een oplossing, heeft spreker laten opmaken een taxatie
van de verschillende huren, zooals die zouden moeten zijn,
wanneer de huizen op dit oogenblik gebouwd werden. Men
zou dan komen tot een huurverhooging van 65.000.en
tot een huurverlaging van 45.000.Dus wanneer men deze
methode kon toepassen, dat men kon egaliseeren, dan zou
dat alleen reeds voldoende zijn om aan het groote bezwaar
van de hooge huren tegemoet te komen. De groote moeilijkheid
is natuurlijk om te komen tot huurverhooging.
Tot dezelfde conclusie zijn ook gekomen de 3 gecombineerde
vereenigingen; die hebben ook gezegd: wij moeten komen
tot een egalisatie. Intusschen wil men van de zijde van de
woningbou wvereenigingen van die egalisatie niets weten.
Deze zelfde zaak is ook in den Gemeenteraad van Haarlem
ter sprake gekomen en toen heeft de sociaal-democratische
wethouder Reinalda de critiek van verschillende sprekers
op de woningpolitiek van Burgemeester en Wethouders
beantwoord met de verklaring, dat deze quaestie financieel
en technisch zoo ingewikkeld is en zoo afhankelijk van de