GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 159 van word* INGEKOMEN STEKKEN. N°. 260. Leiden, 25 November 1926. In Uwe zitting van 14 Maart 1918, besloot Uwe Verga dering, overeenkomstig ons ter zake uitgebracht praeadvies (Ingek. Stukken No. 54), aan de naamlooze vennootschap voorheen E. M. Beuth en Zonen, niet te verleenen een door haar gevraagde vergunning tot het overbouwen van de Zegersteeg, omdat door die overbouwing de belangen van de bewoners dier steeg zouden worden geschaad. Genoemde naamlooze vennootschap heeft thans opnieuw een verzoek om vergunning tot het maken van eene over bouwing van de Zegersteeg ingediend, welke overbouwing, blijkens de bij het verzoek overgelegde teekeningen, niet, zooals dit in 1918 het geval was, ter hoogte van de eerste verdieping van de beide hoekperceelen Kaiserstraat, hoek Zegersteeg, is ontworpen, doch op een hoogte van 7 M. boven den beganen grond. Met de Commissie van Fabricage is ons College van oor deel, dat tegen de thans gevraagde overbouwing geen bezwaar bestaat. Immers voor de vrees, dat tengevolge van de overbouwing de toetreding van licht en lucht in de Zegersteeg zal worden beperkt en tocht in die steeg zal ontstaan de bezwaren die tegen het verleenen van de in 1918 gevraagde vergunning golden bestaat geen aanleiding, wanneer de overbouwing op aanmerkelijke hoogte boven den beganen grond wordt gemaakt. Wij geven mitsdien Uwe Vergadering in overweging aan de naamlooze vennootschap voorheen E. M. Beuth en Zonen, vergunning te verleenen tot het overbouwen van de Ze gersteeg, onder de navolgende voorwaarden: a. dat de overbrugging geschiede overeenkomstig de inge diende teekeningen en worde uitgevoerd in allen deele ten genoegen van Burgemeester en Wethouders; b. dat in den ondervloer der overbrugging geene beweeg bare gedeelten of blijvende openingen worden gemaakt; c. dat het verkeer voor voetgangers door de Zegersteeg tijdens de uitvoering niet worde belemmerd; d. dat de onderdoorgang worde verlicht voor rekening van adressante met een lantaarn, die tijdens de uren der gewone straatverlichting brandende moet worden ge houden e. dat daags vóór den aanvang der werkzaamheden daar van kennis worde gegeven op het Bureau van Gemeente werken dat deze vergunning vervalt, indien daarvan op 1 Mei 1927 geen gebruik is gemaakt. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 18 October 1926. Aan Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Edelachtbare Heeren. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen De Naamlooze Yennootschap, voorheen E. M. Beuth Zonen, Leiden, kantoor houdend Kaiserstraat 23, Leiden: dat zij eigenaresse is van de huizen Kaiserstraat Nos. 25, 27, 29 en 31 te Leiden dat de bestaande toestand is weergegeven op bijgesloten teekening, gemerkt Blad 1 dat zij zich voorstelt, deze voorgenoemde perceelen te verbouwen als geschetst op bijgesloten teekeningen, gemerkt Blad 2 en 3 dat het noodig is, om deze verbouwing te doen uitvoeren, dat de Gemeente Leiden haar toestemming verleent tot over brugging van de Zegersteeg, ter verbinding van onze eigen pakhuizen Nos, 29 en 31, op ca. 7 Meter hoogte boven den beganen grond en op een breedte gelijk aan de diepte van het kortste dier pakhuizen, alles als geschetst op de teeke ningen Blad 2 en 3 dat ter toelichting, door ons erop wordt gewezen, dat wij reeds 10 jaar geleden een overbrugging van de Zegersteeg aangevraagd hebben, maar toen ter hoogte boven den beganen grond van ca. 3 Meter, waardoor de ingang van de Zeger steeg een lang, nauw gangetje zou worden, redenen waarom deze aanvraag door de Gemeente Leiden werd geweigerd dat in principieele afwijking van toen, wij nu aanvragen toestemming tot overbrugging op ca. 7 Meter hoogte boven den beganen grond, waardoor dus de redenen tot weigering onze vroegere aanvraag als geheel vervallen moeten en beschouwd; dat de ligging van de Zegersteeg naar de windrichtingen zóó is, dat er door de overbfugging geen nadeelen ten op zichte van licht en lucht voor de inwoners van de Zeger steeg kunnen ontstaan; dat de op teekeningen Blad 2 en 3 geschetste verbouwing uit architectonisch oogpunt het aanzien van dit gedeelte van de Kaiserstraat, dus ook van den ingang van de Zegersteeg, belangrijk zal verbeteren; dat deze verbouwing in hooge mate de werkgelegenheid in de Gemeente Leiden ten goede zal komen; dat de N.Y. v/h E. M. Beuth Zonen zich voorstelt, indien toestemming wordt verkregen tot overbrugging vol gens bijgaand plan Blad 2 en 3, werkgelegenheid te schep pen voor minstens 30 menschen boven het thans bestaande aantal dat de N.V. v/h E. M. Beuth Zonen bereid is, voor hare rekening de doorgang van Kaiserstraat tot Zegersteeg 's avonds te doen verlichten met kunstlicht; dat zij ook bereid is, aan eventueele billijke wenschen en voorwaarden, die gesteld zouden kunnen worden, tegemoet te komen; dat zij om deze redenen met dezen tot Uw college komt met het beleefde verzoek, haar toestemming te willen ver leenen tot de boven omschreven overbrugging tusschen Kaiserstraat 29 en 31 ter hoogte van ca. 7 Meter boven den beganen grond en ter diepte als boven omschreven. Hetwelk doende enz. Met verschuldigde hoogachting, N.Y. v/h E. M. Beuth Zonen. S. Tii. Holst Webeii. N°. 261. Leiden, 25 November 1926. Insrevolge Uw besluit van 24 December 1925 (Ingek. Stukken No. 297) werd in de Kerstweek van dat jaar aan gehuwden, kostwinners en alleenstaande personen, die, hetzij door het Burgerlijk Armbestuur, hetzij door den Gemeente lijken Dienst voor Sociale Zaken, werden ondersteund, een extra ondersteuning van 25 op de gewone uitkeeringen verleend. De kosten, die op ongeveer 2500.waren geraamd, bedroegen voor het Burgerlijk Armbestuur 781.125 en voor den Gemeentelijken Dienst voor Sociale Zaken 1157.68. Dat is in totaal 1938.805. Aangezien ons College van oordeel is, dat in de omstandig heden, waaronder in 1925 besloten werd een Kerstuitkeering te verstrekken, geen wijziging gekomen is, geven wij Uwe Vergadering in overweging ook dit jaar eene extra onder steuning van 25% op de gewone uitkeeringen in de Kerst week aar* gehuwden, kostwinners en alleenstaande personen, die, hetzij door het Burgerlijk Armbestuur, hetzij door den Gemeentelijken Dienst voor Sociale Zaken, worden onder steund, te verleenen. Op de betreffende begrootingsposten zijn de vereischte gelden beschikbaar. - Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 262. Leiden, 26 November 1926. In verband met een schrijven van Mej. P. Thielman te Terborg, waarbij zij te kennen gaf, dat zij, door benoeming elders, in onze gemeente niet meer voor eene benoeming tot onderwijzeres bij het o.l. onderwijs in aanmerking wenschte te komen, werd op den 22en November j.l. door U besloten de benoeming van een zestal onderwijzeressen aan te houden. Na gepleegd overleg met den Inspecteur van het L. O. in deze inspectie, wiens advies in de Leeskamer ter inzage is gelegd, bieden wij U, ter vervanging van de voordrachten, opgenomen in ons voorstel van 15 November j.l. (Ingek. stuk n°. 245), de volgende voordrachten aan a. o. I. school aan de Vrouwenkerksteeg A 1. Mej. J. KEJA, onderwijzeres te Lopik; 2. J. J. VOSKUIL, onderwijzeres te Eaalte; 3. M. SLOTHOUWEE, tijdelijk onderwijzeres te Tiel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 1