36 MAANDAG 25 OCTOBER 1926. noch het voorstel van spreker en den heer Witmans, noch dat van den heer Heemskerk willen; dat is duidelijk genoeg. Zij willen de zaak bij het Burgerlijk Armbestuur laten, nu de heer Heemskerk geen ander lichaam noemt. De heer Heemskerk voegt spreker toe, dat hij den Geneeskundigen Dienst heeft genoemd. Spreker blijft volhouden, dat de Com missie voor Sociale Zaken er heel goed op ingericht kan worden. Het Burgerlijk Armbestuur is voor dit onderzoek ongeschikt. Mocht onverhoopt blijken, dat de Commissie voor Sociale Zaken er niet op ingericht kan worden, dan moet men het onderzoek aan een ander lichaam opdragen; men kan niet de zaak ins Blauen hinein laten, zooals de heer Heemskerk doet, want, als Burgemeester en Wethouders te kiezen hebben, nemen zij bet Burgerlijk Armbestuur. Spreker beveelt daarom het amendement van hem en van den heer Witmans aan. De heer Knuttel meent, dat Burgemeester en Wethouders door de wijze, waarop zij het amendement van den heer Heemskerk overnemen, dat amendement waardeloos maken. De bedoeling is heel duidelijk; zij willen de zaak in handen van het Burgerlijk Armbestuur laten. Waar het onderzoek alleen loopt over de samenstelling der gezinnen en over het inkomen, dat zij hebben, ligt het instellen van dat onderzoek niet op den weg van het Burgerlijk Armbestuur; de hoegrootheid der inkomens kan men gemakkelijk in het belastingkohier nagaan. Wat de zaak voor spreker bedenkelijk maakt, is, dat de heer Meijnen nu bij herhaling weer spreekt van een onder zoek naar de armlastigheid dier gezinnen. Noemt men de personen, die niet de volle verpleegkosten kunnen betalen, armlastig, dan is ook spreker armlastig, want hij betaalt aan schoolgeld niet den kostprijs van het onderwijs. Het is dwaas heid in dergelijke zaken het Burgerlijk Armbestuur te be trekken is de Commissie voor Sociale Zaken nog niet voldoende geoutilleerd, dan moet men haar voor de vervulling van die taak inrichten. De heer van Stralen blijft hopen, dat bij de herstemming het amendement van de heeren Sijtsma en Witmans zal worden aangenomen, omdat dit de beste oplossing geeft. Mocht het echter worden verworpen en mochten Burgemeester en Wethouders daarna het amendement-Heemskerk over nemen, dan kan hij zich daarmede wel vereenigen, mits het College, waarop ook de heer Heemskerk zoowel in de vorige als in deze vergadering heeft aangedrongen, vooraf een duidelijke verklaring geeft, dat aanneming van dit amendement ook in zich sluit, dat het onderzoek aan een ander college zal worden opgedragen; gebeurt dit niet, dan blijft de zaak te veel op losse schroeven staan. De heer Schone veld zou ook gaarne van den Wethouder een duidelijke verklaring krijgenaan welke instelling het hierbedoeld onderzoek voortaan zal worden opgedragen. Het Burgerlijk Armbestuur is daarvoor niet bet aangewezen lichaam, omdat het niet over alle gegevens betreffende de ondersteunden beschiktaan spreker toch zijn uit den laatsten tijd gevallen bekend, waarin het het Burgerlijk Armbestuur niet is gelukt de noodige inlichtingen te verkrijgen, doch den Armenraad wei. De heer Witmans is van meening, dat het bezwaar, als zou de Commissie voor Sociale Zaken voor dit onderzoek niet voldoende zijn geoutilleerd, kan worden opgeheven door aan haar de gewichtige dossiers van het Burgerlijk Armbestuur over te dragen; zij zit dan daarmede direct te paard. Ook sedert de vorige vergadering is spreker nog gebleken, dat dit onderzoek niet aan het Burgerlijk Armbestuur moet opgedragen blijven. Het doet spreker genoegen, dat Burgemeester en Wethouders in elk geval het amendement-Heemskerk willen overnemen, al blijlt het bezwaar bestaan, dat men dan toch weder aan dat college zal worden overgeleverd, hetgeen spreker in deze materie beslist verkeerd acht. De heer Wilbrink blijft er bij, dat dit onderzoek niet kan worden opgedragen aan de Commissie voor Sociale Zaken, omdat deze zich alleen bezig houdt met het onderzoek naar de inkomsten van georganiseerde werklooze arbeiders en dus niet naar de honderden gevallen, die buiten dien beperkten kring omgaan. In verband daarmede zou spreker willen vragen, of het niet mogelijk is, dat Burgemeester en Wethouders verklaren, dat zij zich voor dit onderzoek meer speciaal tot den Armen raad zullen wenden, omdat dit college over meer dossiers beschikt dan het Burgerlijk Armbestuur en de Commissie voor Sociale Zaken tezamen. Tal van bezwaren zouden dan zijn opgeheven, te meer omdat men dan ook de zekerheid kreeg, dat personen, die in verschillende kringen toezicht houden en zich op de hoogte stellen, ook b.v. van gevallen van stille armoede, den Genees kundigen Dienst zouden voorlichten. De heer Eerdmans meent, dat beide partijen het er wel over eens zullen zijn, dat het onderzoek moet plaats hebben namens een lichaam, dat onder het Gemeentebestuur staat, en dat het onderzoek goed is; er moet geholpen worden waar het noodig is. De kwestie namens welk lichaam de betrokken ambtenaar komt is van minder belang. Waar echter sommige heeren zich aan den naam «Burgerlijk Armbestuur" stooten en daardoor wellicht een goede regeling tegenwerken, heeft spreker zich afgevr aagd, of het niet wenschelijk is, dat Burge meester en Wethouders, bij wijze van compromis, de toe zegging doen, ernstig te zullen overwegen den naam «Burgerlijk Armbestuur" te vervangen door «College voor Maatschappelijk Hulpbetoon'. Men kan wel weer een nieuw lichaam met andere ambte naren in het leven roepen, maar dat zal op dezelfde manier moeten werken als de reeds bestaande. Waar mogelijk, moet men centraliseeren en spreker kan zich niet voorstellen, dat het bezwaar hierin zou bestaan, dat de thans in functie zijnde ambtenaren geen goede inlichtingen zouden kunnen geven. De heer Sanders zegt, dat het amendement van de heeren Sijtsma en Witmans niet zou zijn uit te voeren, omdat de dienst voor Sociale Zaken voor dit onderzoek niet is geoutilleerd. Het ligt daarom in het voornemen van het College om in den eersten tijd daar adviezen te vragen, waar zij het best te krijgen zijnzoo zal bij v. voor degenen, die in de administratie van het Burgerlijk Armbestuur zijn ingeschreven, het onder zoek door dat college, voor degenen, die in de administratie van den Dienst voor Sociale Zaken zijn ingeschreven, door dien dienst en voor hen, die bij geen van beide zijn ingeschreven, door den Armenraad geschieden. De bedoeling van het College is, te zien hoe deze methode werkt en of er een behoorlijke werkwijze, welke den geheelen Raad bevredigt, te vinden is. Het is dus de bedoeling het onderzoek voorloopig aan het Burgerlijk Armbestuur alleen in die gevallen op te dragen, waarin het personen betreft, die reeds bij zijn administratie zijn ingeschreven. Later zal dan zijn te overwegen, of de zaak op de door den heer Heemskerk aangegeven wijze kan worden geregeld. Het amendement van de heeren Sijtsma en Witmans, strekkende om in plaats van «het Burgerlijk Armbestuur" te lezen: «de Commissie voor Sociale Zaken", in herstemming gebracht, wordt met, 17 tegen 15 stemmen verworpen. Tegen stemmende heeren van der Reijden, Bergers, Wilbrink, Wilmer, Huurman, Coster, Spendel, Heemskerk, van Rosmalen, Deumer, Mulder, Meijnen, Reimeringer, Sandeis, van Hamel, Eerdmans en Splinter. Vóór stemmen: de heeren Knuttel, van Stralen, Verweij, Schüller, Kooistra, Baart, Groeneveld, Schoneveld, van Eek, van Tol, Sijtsma, Witmans, Dubbeldeman, de dames Dietrich de Rooy en van ltallievan Embden. Het amendement van den heer Heemskerk tot schrapping van de woorden «dooi' het Burgerlijk Armbestuur" wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen, waarna het aldus gewijzigd art. 3 eveneens zonder hoofdelijke stemming wordt 'aangenomen. XXXII6. Voortzetting van de behandeling van het Tarief van bijdragen, te voldoen wegens ziekenhuisverpleging van wege de gemeente Leiden. (Zie Ing. St. Nis. 122, 192 en 221.) Beraadslaging over bet door Burgemeester en Wethouders gewijzigde art. 5, thans luidende: «Voor de bepaling der bijdrage worden als leden van het gezin aangemerkt inwonende personen op wie, krachtens de artikelen 353, 376 tot en met 378 en 383 van het Burgerlijk Wetboek, de onderhoudsplicht rust, of die deswege recht up onderhoud hebben". De heer van Stralen meent, dat het artikel door de aan gebrachte wijzigingen wel verduidelijkt is, al heeft hij er bezwaar tegen, dat Burgemeester en Wethouders het voor stellen als zou bij betere lezing door den Raad ook de be doeling van de oorspronkelijke redactie wel duidelijk zijn geweest. Door invoeging van het woord «inwonende" is thans uitgemaakt, dat de uitwonenden hier niet bedoeld worden, het punt, waaromtrent den vorigen keer geen opheldering kon worden gegeven. Ook uit de vervanging van het woord «betaling" door «bepaling" blijkt duidelijk, dat de eerste redactie van het artikel verkeerd was. Spreker had het ten slotte beter gevonden, indien men dit artikel had doen aansluiten aan artikel 8, waardoor eerst zou zijn vastgesteld op welke wijze de bijdrage wordt bepaalden daarna naar wier inkomen de bijdrage wordt berekend. Het gewijzigd art. 5 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 8