134 MAANDAG 25 OCTOBER 1926. en Wethouders evenwel niet eerder verleend dan nadat de eigenaar zich civielrechtelijk tegenover de gemeente verbonden had den grond kosteloos in eigendom aan de gemeente over te dragen en ter verzekering van de nakoming dier verbintenis een waarborgsom van 100.in de gemeentekas had gestort; die ƒ100.krijgt adressant terug, indien hij den grond heelt overgedragen. Burgemeester en Wethouders hebben dus uitsluitend in het belang van de gemeente gehandeld en het gaat derhalve niet aan om, zooals men hier gedaan heeft, het voor te stellen alsof hier van het maken van misbruik sprake ware. De moeilijkheden zijn hier uitsluitend veroorzaakt door de om standigheid, dat er op den over te dragen grond hypotheek rust en dat de hypotheekhouder bezwaren maakt; ook daaraan is het toe te schrijven, dat adressant kosten heeft te maken om dit stukje grond uit het hypothecair verband los te maken, kosten, die een ander, wanneer er geen hypotheek op rustte, niet zou hebben. Voor de gemeente maakt dit echter geen verschil. Of zou de gemeente nu moeten betalen alleen omdat misschien indertijd bij het verleenen van de hypotheek een fout in de acte is gemaakt? De heer van Hamei, ontkent beslist, dat er in de hypotheek- acte een fout gemaakt is. Toen het perceel aan den heer van der Heijden verkocht werd, is het beschreven in de acte zooals het kadastraal bekend was. Als het niet opgemeten wordt, dan kan de af te stane grond niet uit het hypothecair verband ontslagen worden. De Voorzitter meent, dat men het perceel zeer goed zou kunnen splitsen. In het algemeen kost deze overdracht van grond bijna niets; alleen de hypotheek veroorzaakt de hoogere kosten. De gemeente moet echter van dergelijke voor den eigenaar waardelooze strooken grond den eigendom trachten te verkrijgen, omdat zij anders later een bron van vexaties of van groote kosten voor de gemeente worden. Wil de Raad door aanneming van het voorstel-Schüller in dit geval volstrekt de overdrachts kosten voor rekening van de gemeente nemen, dan zal men dat billijkheidshalve ook moeten doen in alle andere gevallen, waarin op den over te dragen grond hypotheek rust. Spreker vindt dat echter zeer verkeerd. De heer Splinter heeft zich voor een politiek college misschien niet voorzichtig genoeg uitgedrukt en daardoor heeft men zijn woorden onjuist opge nomen, maar spreker durft zeggen, dat het de gemeente is, waarvan men voortdurend tracht voordeel te trekken, doch niet omgekeerd. Nemen Burgemeester en Wethouders echter maatregelen, als in het onderwerpelijke geval, om te voorkomen, dat een eigenaar van een stukje grond, dat voor hem niets geen waarde heeft, nog ten koste van de gemeente zal profiteeren, dan rijst hier in den Raad verzet! De Raad moet echter maar beslissen De heer Knuttel zal niet voor het voorstel van den heer Schüller stemmen, omdat aanneming daarvan een gevaarlijk precedent zou scheppen; men mag in dergelijke gevallen de huiseigenaren niet begunstigen ten nadeele van de gemeente. In dit geval trouwens had de grond, waar het huis nog niet aan den openbaren weg staat en dit wel het geval moest zijn, reeds in het bezit van de gemeente moeten zijn; spreker acht het daarom juist, dat men van deze gelegenheid gebruik maakt om den grond in handen te krijgen. De Voorzitter zegt, dat de heer Sijtsma, Mevrouw van Itallie—van Embden, de heer Witmans en Mevrouw Dietrich— de Rooij de volgende motie hebben ingediend: »De Raad van oordeel, dat de verbouwing in het adres van den heer W. van der Heijden bedoeld niet bepaald in strijd is met art. 1 der Bouwverordening en dat daardoor het ge meentebelang niet is geschaad, verzoekt Burgemeester en Wethouders gunstig op het adres te beschikken en hem de gestorte som van ƒ100.— te restitueeren." Wat den inhoud van dit voorstel betreft, de verbouwing is wel in strijd met art. 1 der Bouwverordening en dat het gemeentebelang niet is geschaad, is onjuist. Over het terug geven van de gestorte ƒ100.gaat het voorts niet; het gaat alleen over de vraag wie de kosten van de overdracht van den grond zal betalen: de eigenaar of de gemeente. Deze motie wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadslaging uit. De heer van Hamel zegt, dat de man het geld niet terug- krijgt, als het is verbeurd verklaard. De Voorzitter zegt, dat voor de overdracht van den grond pas drie maanden uitstel is gegeven. De heer van Hamel zegt, dat, indien de man ook over drie maanden den grond niet heeft overgedragen, hij de gestorte ƒ100.kwijt zou zijn volgens den eisch door Burgemeester en Wethouders gesteld. De heer Huurman zal, waar het voorstel van den heer Schüller rauwelings in het debat is gebracht, daartegen stemmen, nu de Voorzitter aan aanneming daarvan de conse quentie heeft verbonden, dat in alle andere soortgelijke ge vallen de gemeente de overdrachtskosten zal betalen. De Voorzitter zegt, dat het voorstel-Schüller alleen voor dit speciale geval geldt, doch dat hij uit billijkheidsoverwe gingen tegenover anderen er op gewezen heeft, dat het eigenlijk een algemeene strekking heeft, zoodat bij aanneming ervan de gemeente feitelijk steeds de overdrachtskosten voor haar rekening zou moeten nemen. Het voorstel van den heer Schüller wordt met 20 tegen 12 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Wilbrink, van Stralen, Verweij, Schüller, Kooistra, Baart, Groeneveld, Wilmer, Huurman, Schoneveld, van Eek, Heemskerk, van Tol, Sijtsma, Witmans, Dubbeldeman, mevrouw Dietrichde Rooij, de heeren van Hamel, Eerdmans en mevrouw van Itallievan Embden. Tegen stemmende heeren Knuttel, van der Reijden, Bergers, Coster, Spendel, van Rosmalen, Deumer, Muider, Meijnen, Reimeringer, Sanders en Splinter. (De heer Huurman was inmiddels ter vergadering gekomen). De heer Sijtsma deelt, ook namens de andere onder teekenaars, mede, dat hij zijn motie intrekt. De Voorzitter zegt, dat het praeadvies nu kan worden aangenomen met dien verstande, dat de gemeente betaalt de kosten van de overdracht bij onderhandsch stuk en die van het royement van de hypotheek, terwijl de opmeting auto matisch zal geschieden. Heeft de overdracht voorts binnen den door Burgemeester en Wethouders gestelden termijn plaats gehad, dan krijgt van der Heijden de door hem gestorte 100.— terug. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeen komstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XXX. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 30 Juli 1923 (Gem.blad No. 25), regelende het openbaar gewoon lager- en uitgebreid lager onderwijs in de gemeente Leiden. (Zie Ing. St. No. 211). Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artikelen I en II worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. XXXI. Voorstel tot verkoop aan P. J. Bomli q.q. van een perceel bouwterrein, gelegen langs de Schelpenkade aan het einde van de Magdalena Moonsstraat en de Leuvenstiaat en tot vaststelling van den desbetrefïenden begrootingsstaat. (Zie Ing. St. No. 226.) De heer Dubbeldeman zegt, dat, zooals bekend is, zijn fractie in het algemeen is tegen verkoop van gemeentegrond en dat hij daarvan in dit speciale geval nog eens wil getuigen, nu bij dezen verkoop een partijgenoot van spreker is betrokken. Spreker had liever gezien, dat deze grond niet werd verkocht en dat daarop van gemeentewege woningen werden gëbouwd. In dit verband vraagt spreker, of Burgemeester en Wethouders aan de woningbouwvereeniging »de Eendracht" hebben ge vraagd, of zij bereid is daar woningen te bouwen, zooals zij reeds gebouwd heeft in de 3 Octoberstraat en de Magdalena Moonsstraat; dit zou wenschelijk zijn, omdat men dan wist wat er zal komen, terwijl dit nu niet bekend is. Hebben Burgemeester en Wethouders dat niet gedaan, is het College dan alsnog bereid met het bestuur dier vereeniging daarom trent in overleg te treden? De heer Huurman begrijpt de opmerking van den heer Dubbeldeman niet. Deze grond is naar spreker meent, in het grondbedrijf ingebracht en nu zou de heer Dubbeldeman later, aleer ergens anders een stukje grond werd voorgesteld te verkoopen, even goed kunnen vragen, of die grond eerst wel aan mijnheer A of mijnheer B is aangeboden. Welke reden is er, waarom men dezen grond niet zou verkoopen aan den man, die het wil hebben? De heer van Eek voegt spreker nu wel toe, dat zijn fractie in het algemeen tegen verkoop van gemeentegrond is, doch de kwestie van het ver-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 6