MAANDAG 25
OCTOBER 1926.
133
De heer Splinter wil even mededeelen, waarom er, in
afwijking van het rapport van den Directeur van Gemeente
werken, is besloten dit stukje grond aan de gemeente Ie doen
overdragen.
De ervaring heeft reeds zoo vaak bewezen, dat, als de
gemeente aan huiseigenaren medewerking vraagt tot het
wegbreken van voortuinen om tot wegverbreeding te kunnen
overgaan, dit altijd afstuit op het bezwaar, dat men dien
grond niet kan of wil missen. Op dit oogenblik ondervindt
men dat weer aan de Haarlemmervaart, waar men druk
bezig is te trachten de voortuinen te krijgen. Dit is een van
de motieven, waarom men tracht om bij verbouwing den
grond in handen te krijgen.
De heer Wilbrink, is door de' verdediging van het voorstel
door den heer Splinter niet bevredigd. Hij is van meening,
dat artikel 1 van de verordening op het bouwen en sloopen
dient, om de gemeente tijdig den eigendom te doen ver
krijgen van voor straataanleg bestemden grond van particu
lieren; gaat men echter dit artikel zoo toepassen, dat men,
zonder dat van straataanleg sprake is, bij een kleine, in het
belang van den bewoner plaats hebbende verbouwing, den
eigenaar dwingt grond aan de gemeente af te staan en hem
bovendien de aan de grondoverdracht verbonden kosten laat
betalen, dan kan spreker zich daarmede niet vereenigen.
Aldus zou iemand, die een kleine arbeiderswoning bezit en
die haar eenigszins wil verbeteren, op financiëele bezwaren
stuiten, welke het optreden der gemeente zou veroorzaken.
Had de gemeente werkelijk den grond vóór dit huisje— ongeveer
6 M'. noodig, dan zou het zeer reëel zijn, wanneer zij de
kosten van de overdracht voor haar rekening nam. De ge
meente is echter reeds in het bezit van de voortuintjes, die
voor eventueele verbreeding van den Heerensingel, welke
overigens nog wel eenigen tijd op zich zal laten wachten,
noodig zijn; het gaat hier alleen om een strook van ruim
1 M. breedte, welke tegen de huizen aanligt en welken de
gemeente met toepassing van artikel 1 der verordening op
het bouwen en sloopen aan zich wil trekken, terwijl die
grond met de verbouwing aan den achterkant van het huis
niets te maken heeft.
Spreker zal daarom zijn stem aan het voorstel van den
heer Schüller geven.
De heer Sijtsma sluit zich aan bij het betoog van de tegen
standers van dit praeadvies.
Spreker meent, dat het gemeentebestuur er naar moet
streven, om de burgerij zooveel mogelijk te helpen en tegemoet
te komen en dit zou in dit geval al zeer gemakkelijk geweest
zijn, aangezien.de gemeente dit stukje grond niet noodig
heeft en het hier een verbouwing betreft, welke feitelijk
niets beteekent.
Spreker begrijpt dan ook niet, hoe men er toe komt om te
redeneeren als de heer Splinter gedaan heeft.
De heer Groene veld acht de bewering in het praeadvies,
dat deze zaak in handen van Burgemeester en Wethouders
zou moeten worden gesteld ter afdoening, onjuist, omdat
zoowel volgens de Woningwet als volgens de verordening op
het bouwen en sloopen iemand, wien een bouwvergunning
is geweigerd of op bepaalde voorwaarden is verleend, recht
van beroep op den Raad heeft.
Door adressant zijn wel de gestelde termijnen niet in acht
genomen, doch ook Burgemeester en Wethouders hebben
indertijd den gestelden termijn niet in acht genomen; de
geheele zaak is slordig behandeld.
De heer Eerdmans zegt, dat het voorstel van den heer
Schüller hem slechts half bevredigt en alleen dan zijn steun
krijgt, indien het niet mogelijk blijkt dezen man de bouw
vergunning zonder meer te verleenen. Spreker zou dat in dit
geval alleszins redelijk vinden en hij is eenigszins geschrokken
door de mededeeling van den heer Splinter omtrent de door
Fabricage gevolgde algemeene gedragslijn in dezendit stand
punt acht spreker niet eerlijk en niet billijk, al moge het
wellicht handig zijn. Bij de begrooting zal er welgelegenheid
zijn deze kwestie te bespreken. Spreker zou er echter de
voorkeur aan geven, indien aan de bouwvergunning niet de
verplichting tot grondoverdracht werd verbonden, een voor-
•waarde, welke met een juiste toepassing van de bouwver
ordening niet strookt.
De heer Mulder zegt, dat de gewone gang van zaken is
gevolgd. De kwestie is heel eenvoudig; dit stukje grond is
bestemd voor straat en er is geen enkele reden, de gelegenheid,
om het in handen te krijgen, te laten loopen. Van onbillijke
behandeling is geen sprake; integendeel, Burgemeester en
Wethouders zijn den man zeer ter wille geweest; zij hebben
hem de bouwvergunning gegeven, maar, waar de grond eerst
over eenigen tijd zal worden overgedragen, wilden zij in het
belang van de gemeente eenigen waarborg hebben, dat de
overdracht inderdaad zou geschieden, en daarom hebben zij
hem f 100.laten storten. Hij had daartegen geen beswaar,
doch schijnt eenige moeilijkheid met zijn hypotheekhouder te
hebben gekregen. Hij vraagt daarom drie maanden uitstel en
Burgemeester en Wethouders hebben ook daartegen geen
bezwaar gehad.
Het geval van den afstand van grond door Nationaal Grond
bezit, door den heer Schüller aangehaald, was een geheel
ander dan het onderhavige, want daar werd iets cadeau
gedaan en een toestand, die niet in den haak was, gezond
gemaakt; bovendien hield deze grondoverdracht geen verband
met een bouwvergunning.
Er is geen enkel bezwaar tegen om dezen grond aan de
gemeente te doen overdragen. Hadden Burgemeester en Wet
houders dien eisch niet gesteld, dan zouden zij een vermaning
hebben verdiend; de gemeente toch mag niet de dupe worden
van het feit, dat een hypotheekhouder wat lastig is.
Be heer van Hamel kan zich niet vereenigen met het
praeadvies. Hij kan den Wethouder ten stelligste tegenspreken,
dat van der Heijden met een lastigen hypotheekhouder te
doen heeft. Hij kent den man en diens familie en toen hij
bij spreker als vertegenwoordiger van den hypotheekhouder
over den door het College gestelden eisch kwam klagen,
heeft spreker hem medegedeeld, dat aan die overdracht vooraf
moest gaan; de opmeting, het vrij leveren van de hypotheek,
dus de doorhaling (ontslag verband) en dan de overdracht
zelf. De Commissie van Fabricage schrijft nu wel, dat de
opmeting automatisch geschiedt, maar daarvan is geen sprake;
de eisch toch is gesteld, dat de grond overgedragen wordt
vrij van kosten, maar dan moet de man beginnen met den
grond te laten opmeten, want anders geelt de hypotheek
houder geen ontslag van verband. Hij zal dus hebben te
betalen de kosten van opmeting, van het royeeren van de
hypotheek en van de overdracht. Spreker wijst er op, dat de
Directeur van Gemeentewerken tot twee malen toe heeft
geadviseerd, om ontheffing te verleenen van artikel van de
verordening op het bouwen en sloopen, maar desondanks
maakt de Commissie van Fabricage van de verbouwing ge
bruik spreker zou haast zeggen misbruikom dien grond,
dat heel kleine strookje, aan de gemeente te brengen.
Spreker heeft van den heer van der Heijden deze verklaring
gekregen, welke hij dan ook namens hem kan doen, dat hij
geen bezwaar heeft tegen kosteloozen afstand van het stukje
grond, indien de gemeente er genoegen mede neemt, dat het
niet vóóraf wordt opgemeten, dat het dus niet vrij van hypotheek
wordt geleverd en dat de overdracht geschiedt bij onder-
handsch stuk. Tegen geen van deze drie punten kan bezwaar
bestaan; de gemeente krijgt dan wat zij wil en adressant
heeft dan maar weinig kosten te maken, misschien ƒ8.
Kan het College zich daarmede vereenigen, dan bestaat er
uitzicht op een bevredigende regeling voor beide partijen.
De heer Huurman acht het een onoverkomelijk bezwaar,
indien de grond niet vrij van hypotheek zou worden geleverd
de gemeente kan een dergelijke voorwaarde niet aanvaarden.
Als de grond niet vrij is van hypotheek kan dat voor iemand,
die in troebel water wil visschen, een aanleiding zijn om de
gemeente op kosten te jagen; bovendien, als de man zijn
rente niet betaalt, heeft er, wat de heer van Hamel bij
interruptie ontkende, wel degelijk verkoop plaats krachtens
artikel 1223 van het Burgerlijk Wetboek.
Welk bezwaar kan de hypotheekhouder trouwens hebben,
om dit strookje grond uit het verband te ontslaan, te meer
waar door de verbouwing de waarde van het pand is toe
genomen? Maar bovendien, gesteld al, dat de hypotheek
houder op zijn stuk bleef staan, zou dan de eigenaar, die het
geld had om het huis te laten verbouwen, niet het bagatelle
bezitten, noodig om dit stukje, waarom het gaat, uit het verband
ontslagen te krijgen?
In elk geval raadt spreker aan nooit grond te aanvaarden,
die niet vrij is van hypotheek.
De Voorzitter wijst er op, dat in gevallen, waarin de
gemeente niet tijdig zich den eigendom van grond verzekerd
had, dikwijls bezwaren zijn ondervonden, omdat dan de
eigenaren hun grond slechts tegen abnormaal hoogen prijs wilden
afstaan. Wat den juridischen kant van de zaak betreft, is de heer
Groeneveld in de war. In dit geval is er geen hooger beroep
op den Raa 1, omdat het hier niet betreft het vaststellen van
nadere eischen ten opzichte van in eeri verordening met be
trekking tot gebouwen bepaaldelijk aar gewezen punten, van
welke beslissingen het tweede lid van artikel 6 der Woningwet
alleen beroep op den Gemeenteraad toelaat; deze kwestie daar
entegen houdt verband met de door de Bouwverordening aan
Burgemeester en Wethouders verleende bevoegdheid tot het ver
leenen van vrijstelling van het voldoen aan in de verordening
bepaaldelijk omschreven eischen, waarvan dus geen beroep is
toegelaten. De vergunning tot verbouwing hebben Burgemeester