130 MAANDAG 25 OCTOBER 1926. uitgebreid lager onderwijs op Gereformeerden grondslag te Leiden, tegen het Raadsbesluit van 25 Januari 1926, houdende afwijzing van het verzoek om vergoeding van het salaris van een boventallige leerkracht aan de school Hooglandsche Kerkgracht 20. 3°. Beschikking van den Commissaris der Koningin, houdende benoeming van de heeren J. P. J. van Ewijk, M. Koert en H. J. Planjer tot zetter van 's Rijks directe belastingen. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verzoek van de Vereeniging »Oud-Leiden" om over te gaan tot vaststelling van een Monumenten-Verordening en tot benoeming van eene Commissie van advies, in zake oude gebouwen. 2°. Verzoek van de Vereeniging tot oprichting en exploitatie van een «Reizend Drankweer Museum", om toekenning van een subsidie voor 1927. Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. 3°. Verzoek van de afdeeling Leiden van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers, om beschikbaarstelling van gelden ten einde ook de kinderen van minvermogende ouders in de gelegenheid te stellen schoolreisjes te maken. 4°. Adhaesiebetuigingen aan dat verzoek van den Bestuurs raad van den Centralen Ouderraad en van het Bestuur van de afdeeling Leiden van het Nederlandsch Onderwijzers genootschap. Zullen worden behandeld bij de begrooting voor 1927. 5°. Adhaesiebetuiging van de Woningbouwvereeniging »Ons Doel" aan het adres van de Woningbouwvereeniging «Tuin stad wijk", in zake de oprichting van een badhuis. Zal worden behandeld tegelijk met het desbetreffend prae advies. 6°. Verzoek van den Leidschen Bestuurdersbond, in zake de openstelling van eenige ontspanningslokalen voor werk- looze arleideis en de beschikbaarstelling van de noodige ontspanningsmiddelen. Zal worden behandeld bij punt 22 der agenda. 7°. Adres van J. Diks, houdende beroep van de beslissing van Burgemeester en Wethouders, waarbij hem eene voor waardelijke vergunning is verleend tot het bouwen van een bioscooptheater in het perceel Breestraat 31. De Voorzitter stelt voor om dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om praeadvies. De heer Dubbeldeman zou het verzoek liever willen be handelen na afhandeling van de gedrukte agenda, omdat met het nemen van een beslissing niet lang kan worden gewacht. De Voorzitter moet zich daartegen verzetten; de zaak is niet zoo eenvoudig, zoodat de Raad alleen na kennisneming van de stukken een behoorlijk besluit kan nemen. Bovendien bevat het adres eenige onjuistheden, terwijl bij het nemen van de beslissing niet zoo'n haast is, omdat adressant ver gunning heeft verkregen het gebouw af te breken; alleen den gevel moet hij laten staan. De heer Dubbeldeman meent, dat Burgemeester en Wet houders straks de motieven kunnen mededeelen, waarom naar hunne meening het verzoek niet kan worden ingewilligd; daarvoor behoeft men niet tot de volgende vergadering te wachten. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders omtrent deze zaak het advies hebben ingewonnen van de drie door hen aangewezen deskundigen en van de Commissie van Eabricage, welke zich met de houding van het College kunnen vereenigen. Wordt de zaak nog eenigen tijd aangehouden, dan bestaat er goede hoop, dat zij door onderling overleg in orde komt; de thans door adressant gevraagde wijziging van den gevel is echter onacceptabel. De heer Dubbeldeman voegt spreker toe, dat er op dien gevel geen bouwverbod rust; deze opmerking bewijst nu juist, hoe verkeerd het is over deze kwestie onvoorbereid te gaan praten. Burgemeester en Wethouders zullen zoo spoedig mogelijk het praeadvies uit brengen; zij zijn verzoeker al zooveel mogelijk ter wille ge weest; hij mag het huis afbreken, doch alleen niet den gevel veranderen, zooals hij wenscht. De heer Sijtsma meent, dat de Raad thans wel een be slissing kan nemen; spreker heeft dat plan voor de verbouwing gezien en heeft daartegen geen bezwaar. Enkele Raadsleden, die bijzonder voor het behoud van monumenten ijveren, zullen misschien tegen het plan bedenking hebben, de meerderheid van den Raad zal het wel goedkeuren. De Voorzitter meent, dat de heer Sijtsma met zijn woorden bewijst, dat bij van architectuur niet veel verstand heeft; immers om één detail te noemen, nooit zou men kunnen goedkeuren, dat het bovengedeelte van het raam wordt ge maakt, zooals adressant dat wenscht. Dat zou den gevel in hooge mate ontsieren. Zij, die voor dadelijke behandeling zijn, kunnen tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen, maar spreker maant den Raad tot voorzichtigheid aan. De heer Sijtsma zal zich dan bij het voorstel van Burge meester en Wethouders neerleggen. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De heer van Hamel zegt, ter verklaring van een enkel woord, dat hij bij den aanvang van deze zitting wil spreken, dat waar het hart vol van is, de mond dikwijls overloopt. Toen dezer dagen den leden van den Raad het bericht be reikte, dat U, Mijnheer de Voorzitter, gemeend hadt met '1 Januari a. s. Uw ontslag als burgemeester te moeten nemen een bericht, dat U zoo vriendelijk waart aan de leden van den Raad mede te deelen, vóórdat het werd gepubliceerd is er zeer zeker een schok door geheel Leiden gegaan en niet in het minst door de leden van den Raad. Allerwege, ook in verschil lende persorganen, heeft men betreurd hetgeen U tot het indienen van Uw ontslag heeft genoopt. Wij moeten evenwel Uw besluit alsmede de redenen, die U daartoe hebben genoopt, eerbiedigen,ook al betreuren wij ze; gelukkig is Uw gezond heidstoestand niet zóó of wij hopen en vertrouwen, dat U nog wel een goede gezondheid moge ten deel vallen in Uw verder meer of minder ambtelijk leven. Spreker herinnert zich nog uit vroeger tijd een liedje van Judels, dat aldus eindigde: «eerst als men iets verloren heeft 't is dan dat men 't waardeert". Welnu, Mijnheer de Voorzitter, Gij, die hier altijd waardeering hebt gevonden, al moge het zijn, dat die waardeering zich niet overal uitte, zult bij Uw heengaan ook door hen betreurd worden, die vroeger U nog niet genoeg gewaardeerd hebben. Met dit weinige wil spreker thans volstaan; later zullen wij nog wel gelegenheid hebben van U afscheid te nemen. (Teekenen van instemming.) De Voorzitter dankt den heer van Hamel zeer voor de vriendelijke woorden, tot hem gericht, en de leden van den Raad voor de daarmede betoonde instemming. Het heeft spreker moeite gekost om het besluit tot heen gaan te nemen, maar hij achtte het met het oog op zijn gezondheid beter om ontslag te verzoeken. Aan de orde is alsnu: I. Benoeming van een lid van het Bestuur der Stedelijke Werkinrichting, buiten de leden van den Gemeenteraad. (Zie Ing. St. No. 207.) De Voorzitter verzoekt den heeren Heemskerk, Eerdmans, Deumer en Verweij het stembureau te willen vormen. Wordt benoemd met 21 stemmen de heer J. Heringa; de heer Dr. J. C. M. Timmermans verkreeg 5 stemmen, terwijl 1 biljet in blanco was. IIa. Benoeming van een 2den geneesheer aan de gestichten «Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest". (Zie Ing. St. No. 216.) Wordt benoemd, met ingang van een nader door B. en W. te bepalen datum, met 24 stemmen de heer Dr. H. C. Jel- gersma; Mej. P. H. C. Tibout verkreeg 5 stemmen. (De heeren Kooistra en Baart waren inmiddels ter verga dering gekomen.) lló. Voorstel tot het verleenen van eervol ontslag aan Dr. H. C. Jelgersma als buitengewoon geneesheer aan de gestichten «Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest". (Zie Ing. St. No. 216). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 2