GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
uesKOMEsr ktdkken.
147
N°. 233. Leiden, 25 October 1926.
De Commissie van Financiën beeft de eer U mede te
deelen, dat zij geene bezwaren heeft tegen de voorstellen
van Burgemeester en Wethouders:
1°. tot kostelooze overname in eigendom en onderhoud bij
de gemeente van de de Wetstraat, en tot vaststelling van
de op de verbetering van die straat betrekking hebbende
begrootingsregeling (Ingek. Stukken No. 217);
2°. tot verkoop aan de gemeente Noord wijk van eenige
perceelen grond, huis en opstallen in die gemeente (Ingek.
Stukken No. 225);
3°. tot verkoop aan den heer P. J. Bomli q.q. van het
perceel bouwterrein, gelegen langs de Schelpenkade aan het
einde der Magdalena Moonsstraat en Leuvenstraat, ter
grootte van 1800 M2. tegen den prijs van ƒ7,50 per M2.,
en tot vaststelling van de op dezen verkoop betrekking
hebbende begrootingsregeling (Ingek. Stukken No. 226);
4°. tot vaststelling van de begrootingsregeling in verband
met het voorstel tot den bouw van 20 beneden- en 20
bovenwoningen op een terrein nabij den Haagweg (Ingek.
Stukken No. 227);
5°. tot vaststelling van de begrootingsregeling in verband
met het voorstel tot goedkeuring van de balans en verlies-
en winstrekening, dienst 1925, van de Yereeniging tot Bevor
dering van den Bouw van Werkmanswoningen (Ingek.
Stukken No. 230);
6°. tot vaststelling van de begrootingsregeling in verband
met het voorstel betreffende de verbetering bij den spoor
wegovergang over den It ijnsburger weg (Ingek. Stukken
No. 229).
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 234. Leiden, 26 October 1926.
Het is in den laatsten tijd wenschelijk gebleken eenige
wijzigingen aan te brengen in de Verordening op het Bijden
(zie Gemeenteblad 1924, No. 16 en latere wijzigingen).
In de eerste plaats heeft de heer Spendel in Uwe Ver
gadering van 7 September j.l. in overweging gegeven het
berijden van de Stille Mare in de richting van de Haarlemmer
straat met automobielen te verbieden. Hiervoor is inderdaad
veel te zeggen, immers, weliswaar is het verkeer over de
Stille Mare zelf niet druk, maar dit is wel het geval met
het verkeer door de Haarlemmerstraat en dit verkeer is het,
dat voor wie van de Stille Mare komt, gevaar oplevert,
doordat het uitzicht beperkt is en de stijging van de Stille
Mare noodzaakt om vaart te zetten. Tengevolge van den
gevaarlijken toestand, die daardoor op het knooppunt met
de Haarlemmerstraat ontstaat, moet de Stille Mare derhalve
voor het verkeer met automobielen (evenals trouwens met
voertuigen) in de richting naar die straat ongeschikt worden
geacht, zoodat wij U voorstellen een desbetreffend verbod
in art. 7 (voor voertuigen) en art. 24bis (voor motorrijtuigen)
der Verordening op het Bijden op te nemen.
In de tweede plaats hebben een aantal bewoners van het
Pieter Huibertshof, een smalle, doodloopende, voor voer
tuigen en automobielen niet toegankelijke zijstraat van den
Stationsweg, verzocht deze af te sluiten voor motorrijwielen
en rijwielen. Daar deze straat geen trottoirs heeft en de
tegenwoordige toestand derhalve in verband met de geringe
breedte inderdaad, in het bijzonder voor kinderen en ouden
van dagen, gevaar kan opleveren, terwijl er anderzijds geen
doorgaand verkeer is, dat het openblijven eischt, komt
inwilliging van het verzoek ons gewenscht voor, en geven
wij U derhalve in overweging een desbetreffend verbod in
art. 24 der Verordening op het Bijden op te nemen.
In de derde plaats is een voorziening gewenscht met
betrekking tot het verkeer met voertuigen en motorrijtuigen
over een gedeelte van het Bapenburg. Doordat dit verkeer
n.l. op het oogenblik plaats vindt langs ieder der beide
zijden van het Bapenburg in beide richtingen, wordt een
goede regeling van het zeer drukke verkeer op het knoop
punt der wegen BapenburgKort Bapenburg en Noord
eindeBreestraat belemmerd. Hierin zou afdoende verbe
tering worden gebracht door een voorschrift, dat men tus-
schen bedoeld knooppunt en de kruising van het Bapenburg
met den weg KloksteegNonnensteeg op het Bapenburg
steeds den rechterkant der gracht moet houden. Bedoeld
voorschrift zal trouwens ook de veiligheid van het verkeer
over het Bapenburg zelf, in het bijzonder wat de smallere
Westelijke zijde betreft, ten goede komen. Wij stellen U
derhalve voor een desbetreffend verbod in art. 7 (voor
voertuigen) en art. 24bis (voor motorrijtuigen) der Verordening
op het Bijden op te nemen.
Kan Uwe Vergadering zich met een en ander vereenigen,
dan geven wij U in overweging de volgende verordening
vast te stellen:
VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 23 Mei 1912
(Gemeenteblad No. 18) op het Bijden, laatstelijk
gewijzigd bij verordening van 14 Juni 1926
(Gemeenteblad No. 5).
Artikel I.
In artikel 7 van bovengenoemde verordening worden
achter „de Hooglandsche Kerkchoorsteeg in de richting
naar de Hooigracht;" drie nieuwe alinea's ingevoegd,luidende:
„de Stille Mare in de richting naar de Haarlemmerstraat;
het Rapenburg Westzijde tusschen de Nonnensteeg en
het Noordeinde in de richting naar het Noordeinde;
het Bapenburg Oostzijde tusschen de Breestraat en de
Kloksteeg in de richting naar de Kloksteeg."
Artikel II.
Artikel 24, eerste zinsnede, wordt gelezen als volgt:
„Het is den bestuurders van motorrijwielen op twee wielen
en van rijwielen verboden te rijden op de helling van de
Vischbrug in de richting naar den Nieuwen Bijn, op de
Karnemelksbrug en door het Pieterhuibertshof;"
Artikel III.
Artikel 24bis wordt gelezen als volgt:
„Het is bestuurders van motorrijtuigen verboden te rijden
door het Paterstraatje, de Huigstraat, op de Huigbrug, op
de Stille Mare in de richting naar de Haarlemmerstraat,
op het Bapenburg Westzijde tusschen de Nonnensteeg en
het Noordeinde in de richting naar het Noordeinde en op
het Bapenburg Oostzijde tusschen de Breestraat en de
Kloksteeg in de richting naar de Kloksteeg."
De Commissie voor de Strafverordeningen,
N. C. de Gijselaar, Voorzitter.
van Deventer, Secretaris.
Aan den Gemeenteraad.
N". 235. Leiden, 26 October 1926.
Een aantal bewoners van den Heerensingel hebben zich
tot Burgemeester en Wethouders gewend met het verzoek
maatregelen te willen beramen tot het tegengaan van het
stuiven van kalkstof, waarvan in de woningen van adressanten
tengevolge van het geregeld overladen van kalk uit spoor
wegwagons in schuiten, die aan den Heerensingel ligplaats
hebben, veel hinder wordt ondervonden.
Het komt onze Commissie, in wier handen het verzoek
met de daarover uitgebrachte adviezen van den Directeur
der Gemeentewerken en de Commissie van Fabricage gesteld
werd, voor, dat het hier inderdaad een misbruik van den
openbaren weg betreft, waardoor de openbare orde en de
openbare gezondheid geschaad worden, welk misbruik intus-
schen meer gelegen is in de wijze van overstorting, dan in
de overstorting zelve. Deze toch behoeft niet hinderlijk te
zijn, indien daarbij slechts zekere maatregelen genomen
worden; wij denken hier b.v. aan het gebruik van een
gesloten houten goot of trechter. Het is derhalve gewenscht
in de verordening op de Straatpolitie aan Burgemeester en
Wethouders de bevoegdheid te verleenen in ieder bijzonder
geval de door de omstandigheden geboden maatregelen voor
te schrijven. Hiertegen behoeft te minder bezwaar te bestaan,
omdat de verordening (zie Gem.Blad 1920, No. 45) reeds
thans in art. 10 een beperkende bepaling in dit opzicht, zij
het alleen voor asch en vuilnis, bevat. Waar de reden