MAANDAG 25 OCTOBER 1926. 141 De heer Mulder antwoordt, dat hem de vraag van den lieer Coster is geworden. Reeds voordat die vraag werd gesteld, was aan Burgemeester en Wethouders het bestaan van dit geschil bekend. Eerlang zullen daaromtrent nadere mededeelingen worden gedaan. De heer Coster wijst er, in verband met het voornemen van Burgemeester en Wethouders om den Stationsweg te ver broeden, op, dat bij gelegenheid van de 3 Octoberfeesten de Stationsweg, de Steenstraat en de Rijnsburgersingel, ja zelfs de Rijnsburgerbrug, vol stonden met tenten en kramen, waar door het verkeer, niet alleen voor voertuigen maar ook voor voetgangers, werd belemmerd. Op den Rijnsburgersingel is zelfs een hek omver geworpen. Spreker geeft in overweging die tenten en kramen voortaan te doen plaatsen op de Beestenmarkt. De Voorzitter antwoordt, dat deze aangelegenheid reeds door Burgemeester en Wethouders onder oogen wordt gezien. Den heer Schüller heeft het verwonderd, dat in het Leidsch Dagblad van '12 October j.l., een parliëele wijziging van het uitbreidingsplan, betrekking hebbende op den Hoogen Rijndijk en de Schelpenkade, is gepubliceerd, terwijl de Raad eenige maanden geleden besloten heeft de herziening van dit plan op te dragen aan het architectenbureau Granpré Molière te Rotterdam. De Voorzitter wijst er op, dat het hier slechts een paar kleine wijzigingen van ondergeschikt belang betreft. Indertijd heeft de vereeniging »Het Kaasmerk" aan den Hoogen Rijndijk een terrein gekocht, om daarop een gebouw te zetten, in verband waarmede het uitbreidingsplan moest worden gewijzigd; nu de vereeniging van plan is veranderd en het gebouw elders, aan het Rijn- en Schiekanaal, zal worden geplaatst, moest het uitbreidingsplan in den oor- spronkelijken toestand worden hersteld. De tweede wijziging betreft het doen vervallen van een ten Westen van de Heerenstraat geprojecteerde straat. Over beide wijzigingen is echter tevoren overleg gepleegd met het architectenbureau Granpré Molière. De Voorzitter doet alsnu de deuren sluiten. Na heropening van de openbare vergadering, wordt deze, niemand meer het woord verlangende, gesloten. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 13