MAANDAG 25
OCTOBER 1926.
139
eenmaal geageerd worden tegen den bouw van gemeente
woningen.
De heer Dubbeldeman acht de huren veel te hoog; daarin
heeft hij ten deele gelijk, maar er zijn ook krotbewoners, die
deze huur gemakkelijk kunnen betalen. Anderzijds stelt hij
weder hoogere eischen, die de huren nog hooger zouden doen
worden.
De heer Schüller maakt bezwaar, dat de schoorsteen in een
hoek van de kamer komt; maakt men echter den schoorsteen
midden in de kamer, dan kost dat heel wat meer ruimte.
Overigens zal de schoorsteen even goed of even slecht trekken,
of hij in een hoek dan wel midden in de kamer staat.
Wat de waterleiding betreft, indertijd was het bij den bouw
van de eerste gemeentewoningen het plan om de tapkraan in
den gang aan te brengen, maar mede op aandrang van den
heer Groeneveld is dat plan gewijzigd en is de tapkraan boven
den gootsteen aangebracht.
Gaat men in op het idee van den heer Huurman, wiens
opmerking overigens juist is, dan moet de huur worden
verhoogd met 18 a 20 cent. Over die kwestie is reeds meer
malen met de Leidsche Duinwater Maatschappij geconlereerd,
maar tevergeefs. De huur zou dan ongeveer 3.25 worden.
Het is gewenscht het voorstel van Burgemeester en Wet
houders aan te nemen, want dan kan er tenminste met den
bouw worden begonnen. De heer Schoneveld wil liever
eengezinswoningen, omdat de menschen een hekel hebben
aan bovenwoningen, maar spreker vraagt zich af, hoe men
het dan in de groote steden moet stellen, waar men onder
aan de straat 6 bellen ziet en de menschen dus zes hoog wonen.
Wordt dit voorstel van Burgemeester en Wethouders niet
aangenomen, dan komen er geen woningen ter vervanging
van de krotwoningen. Burgemeester en Wethouders zullen
met de geuite wenschen nog zooveel mogelijk trachten rekening
te houden, maar dan mogen de heeren later er het College
geen verwijt van maken, als het een of ander, dat gevraagd
was, niet is gebeurd. Er zal nog eens getracht moeten worden
met de Duinwatermaatschappij tot een vergelijk te komen
en, als dit gelukt, zal de aftapkraan boven den gootsteen
worden aangebracht.
Aan den heer Eerdmans belooft spreker, dat het toezicht
zoo goed mogelijk zal zijn.
De heer Dubbeldeman verkrijgt voor de derde maal het
woord en zegt, dat hij het verwijt van den Wethouder moet
terugwijzen, als zou hij spreken als er feitelijk niets te spreken
viel; de eischen, welke hij stelt, grenzen inderdaad aan het
minimale.
Met geen enkel woord heeft spreker overigens gezegd, dat
de huren te hoog waren. De heer Huurman heeft gezegd,
dat de gemeente ƒ3.— huur niet zou krijgen, en toen heeft
spreker opgemerkt, dat het hem koud liet waar de huur
vandaan komt. De huren zijn ook niet te hoog, integendeel,
zij zijn aan den lagen kant.
De Voorzitter waarschuwt tegen uitstel. Er worden geen
dwingende bepalingen omtrent de huren voorgesteld; in de
toelichting daarvan wordt slechts een gemiddelde huurprijs
genoemd. Burgemeester en Wethoudeis willen gaai ne trachten,
aan de uitgesproken wenschen te voldoen; als het mogelijk
blijkt, kan op ondergeschikte punten van het plan worden
afgeweken. Misschien is de Leidsche Duinwater Maatschappij
er voor te vinden, voor deze woningen tegen een lager tarief
water te leveren.
Het zou misschien overweging kunnen verdienen, om alleen
in de bovenwoningen een afvoer onder de tapkraan aan te
brengen, omdat daar het water veel meer onheil zou stichten
dan beneden.
De heer van Stralen meent, dat het voorstel van den
heer Dubbeldeman, zooals het luidt, alles kan beteekenen,
ook dat Burgemeester en Wethouders met een geheel ander
plan moeten komen, maar juist omdat de heer Dubbeldeman
speciaal gesproken heeft over bepaalde bezwaren tegen die
woningen, welke vooral betroffen het ontbreken van een
stookplaats in de keuken, zou spreker liever zien, dat Burge
meester en Wethouders in zake dit punt een nadere toe
zegging deden. Als hierin verbetering werd gebracht, zou al
in hooge mate aan de bezwaren tegemoet gekomen zijn.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders toe
gezegd hebben, dat zij alsnog de verschillende bezwaren
zouden overwegen, dus ook de quaestie van het aanbrengen
van een schoorsteen in de spoelkeuken.
Het voorstel van den heer Dubbeldeman wordt met 23 tegen
9 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren van der Reijden, Bergers, Wil
brink, Wilmer, Huurman, Coster, Schoneveld, Spendel, Heems
kerk, van Tol, van Rosmalen, Sijtsma, Witmans, Deumer,
mevr. Dietrich—de Rooy, de heeren Mulder, Meijnen, Reime-
ringer, Sanders, van Hamel, Eerdmans, mevr. van Itallie
van Embden en de heer Splinter.
Vóór stemmen: de heeren Knuttel, van Stralen, Verweij,
Schüller, Kooistra, Baart, Groeneveld, van Eek en Dubbeldeman.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt ver
volgens met 29 tegen 3 stemmen, die van de heeren Knuttel,
Schüller en Baart, aangenomen.
XXXIV. Voorstel in zake de verbetering van den spoorweg
overgang over den Rijnsburgerweg en tot beschikbaarstelling
van de daarvoor benoodigde gelden.
(Zie Ing. St. No. 229.)
De heer Groeneveld noemt het een dwaasheid, dat midden
op den rijweg de palen blijven staan, waarop de afsluitboomen
rusten; die palen moeten verdwijnen. De afsluitboomen
moeten dan maar langer worden gemaakt, of er moet een
andere oplossing worden gevonden.
Verder-hindert het spreker, dat men den indruk krijgt,
dat de gemeente altijd welwillend tegenover de spoorweg
maatschappij optreedt zij heeft o.a. f 8.000.bijgedragen
in de kosten van den leelijken houten trap, welke den ingang
van de staij, ontsiert en welke alleen wordt gebruikt door
reizigers en zelden door andere voetgangers terwijl aan
den anderen kant de spoorwegmaatschappij steeds weinig
toeschietelijk is. Men heeft hier te doen met een openbaren
weg, die in particulier bezit is, en nu moet volgens de des
betreffende verordening de eigenaar dien weg behoorlijk
onderhoudendeze overweg verkeert echter in een allesbehalve
goeden toestand.
De Voorzitter voegt spreker loe, dat het een spoorbaan is,
maar spreker meent, dat dit er niets mede te maken heeft.
Het heeft er bedenkelijk veel van, dat de spoorwegmaat
schappij, op welke de onderhoudsplicht rust, de onderhouds
kosten op de gemeente afschuift; immers behalve de kosten
van het aanhangige plan ad f 6.820.zal de gemeente boven
dien voor het jaarlijksch onderhoud van de twee trottoirs
over den spoorweg f 197.50 moeten betalen, wat spreker
bovendien riog al veel lijkt. In de stukken staat niet, dat
Gemeentewerken de begrooting van kosten heeft gecontroleerd
en goedgekeurd; de spoorwegmaatschappij maakt de begroo
ting en de gemeente zal wel betalen.
Spreker herhaalt, dat aan dien overweg de bestrating in
zoodanigen toestand verkeert, dat men gevaar loopt er den
hals te breken.
De heer Huurman voegt spreker toe, dat het bedrijf dat
eischt en de Spoorwegen er niets aan kunnen doen, maar in
elk geval moet de overweg als zijnde een openbare weg'in
een behoorlijken toestand worden gehouden.
Verder zegt spreker, dat de Rijnsburgerweg belangrijk is
verbreed hij schat de breedte op 30 a 40 M. terwijl
de spoorwegovergang de oude breedte heeft behouden.
In zoo'n geval dient ook het uitbreidingsplan der gemeente
te worden gewijzigd ten opzichte van de spoorwegovergangen.
Indien dit was gebeurd, dan zou de gemeente veel sterker
gestaan hebben tegenover de spoorwegmaatschappij. Het is
toch een onhoudbare toestand, dat de Rijnsburgerweg ruim
30 M. breed is en de spoorwegovergang slechts 14 M. breed blijft.
Hetzelfde geldt trouwens ook voor de spoorwegovergangen
op andere plaatsen in de gemeente; daar zijn ook soortgelijke
toestanden ontstaan.
Er wordt ook gesproken van verhoogde voetpaden, maar
dat lijkt spreker met het oog op de rails toch practisch
onuitvoerbaar.
De heer Mulder deelt mede, dat het College al lang met
de spoorwegmaatschappij over deze zaak heeft onderhandeld
en ten slotte omtrent deze oplossing tot overeenstemming
gekomen is.
Er is geen quaestie van, dat, zooals de heer Groeneveld
zegt, de spoorwegmaatschappij de kosten bepaalt en dat de
gemeente die zoo maar betaalt. Aanvankelijk bestonden er
geheel andere en duurdere plannen; die zijn evenwel niet
doorgegaan en ten slotte is men tot dit goedkoopere voorstel
gekomen. Er komt op den spoorwegovergang aan weers
kanten een trottoir en dat zal natuurlijk door de rails door
sneden worden.
Ook Burgemeester en Wethouders achten de bijdrage van
ƒ197.50 voor het jaarlijksch onderhoud van de trottoirs wel
wat hoog, maar moet men deze verbetering daarop laten
afstuiten en de onderhandelingen weder gaan openen? Dat
gaat ook bij de spoorwegen bureaucratisch en niet zoo snel
Gaat de Raad op dit voorstel niet in, dan komt er binnen
afzienbaren tijd geen verbetering. Er is reden tot dankbaar
heid voor hetgeen verkregen is, al is de bijdrage, welke de
gemeente zal geven, wat hoog.