129
straat" in overweging. Vermits Louise de Coligny echter in
onze geschiedenis een meer op den voorgrond tredende
figuur is dan Anna van Saksen, geven wij aan den naam
van eerstgenoemde de voorkeur.
Het verlengde van de Marnixstraat kan uiteraard even
eens „Marnixstraat" heeten.
Voorts dient de straat tusschen den Hoogen Rijndijk en
het Utrechtsche Jaagpad, op de teekening met de letter D
aangegeven, van een naam te worden voorzien. Ter herin
nering aan de fraaie buitenplaats „Rijnstroom", welke voor
heen daar ter plaatse was gelegen, zouden wij deze straat
„Rijnstroomstraat" genoemd willen zien.
Ten slotte ware het onlangs voltooide plantsoen vóór het
vroegere Militaire Hospitaal aan den Morschweg te noemen
„Morschpark".
Op grond van het bovenstaande geven wij U, na raad
pleging van de Commissie van Fabricage en den Gemeente-
Archivaris, in overweging
a. de op de overgelegde teekeningen met de letters A,
B, C en D aangegeven straten te noemen resp. „Vinken-
straat", „Meezenstraat", „Louise de Colignystraat" en
„Rijnstroomstraat"
b. het verlengde van de Marnixstraat, tusschen de van
der Duynstraat en den Maresingel, eveneens te noemen
„Marnixstraat"
c. het plantsoen voor het voormalige Militaire Hospitaal
aan den Morschweg te noemen „Morschpark".
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 194. Leiden, 9 September 1926.
Uwe Vergadering stelde om praeadvies in onze handen
het door Uw medelid, mevrouw van Itallievan Embden,
ingediende voorstel, om de Steenstraat te verdoopen in
„Jan Steenstraat".
Blijkens de bij het voorstel gegeven toelichting is de
bedoeling daarvan, Jan Steen, ook door een straat naar
hem te noemen, bij de bevolking in levende herinnering te
houden.
Ons College wil geenszins achterstaan in waardeering van
den grooten schilder, doch meent, dat verandering van den
naam „Steenstraat" in „Jan Steenstraat" eigenlijk geen zin
heeft. Er bestaat immers geen enkel verband tusschen de
Steenstraat en Jan Steen, terwijl het ook ongewenscht is,
een historischen naam als die van de Steenstraat, ook al
is hij niet aan een bepaald persoon verbonden, te laten
verdwijnen.
Het komt ons daarom beter voor, later nader te overwegen,
welke straat zich voor benoeming naar Jan Steen het beste
leent. Daarmede dient dan gewacht te worden, totdat de
aanhangige herziening van het uitbreidingsplan dezer ge
meente haar beslag heeft gekregen; wellicht is er dan aan
leiding, om tegelijk met een nieuwe Jan Steenstraat enkele
andere naar schilders genoemde straten, thans in de stad
verspreid liggend, in een nieuwe schildersbuurt bijeen te
brengen. Mocht dit bezwaar ontmoeten, dan zou, bijv.,
verandering van den naam „Kooipark" in „Jan Steenpark"
overwogen kunnen worden.
De naam Steenstraat dient o.i. echter behouden te blijven.
Wij geven U mitsdien in overweging, het voorstel van
mevrouw van Itallievan Embden niet aan te nemen.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.