GEMEENTERAID VAN LEIDEN.
127
IN«EKO>IEN STUKKEN.
N°. 192. Leiden, 9 September 1926
In Uwe Vergadering van 14 Juni j.l. werden een 5-tal
amendementen ingediend op ons voorstel, in zake de vast
stelling van een tarief van bijdragen, te voldoen wegens
Ziekenhuisverpleging vanwege de gemeente Leiden (Ingek.
Stukken No. 122), respectievelijk door den heer van Stralen,
de heeren Heemskerk, Spendel en Bergers en den heer
Deumer.
In verband met de aanhouding van ons voorstel zijn die
amendementen toen niet dadelijk in behandeling gekomen
en het lijkt ons daarom, en in het bijzonder met het oog
op den zeer ingrijpenden aard van de amendementen-van
Stralen en -Heemskerk c. s., gewenscht, Uwe Vergadering
omtrent alle ingediende amendementen vooraf schriftelijk
van advies te dienen.
De amendementen-van Stralen en -Heemskerk c. s. kun
nen, voor zooveel zij een wijziging van artikel 7 van het
tarief beoogen, gevoegelijk tegelijk worden besproken.
De heer van Stralen wenscht in zijn eerste amendement
de inkomensgrenzen van alle rubrieken met 200.te
verhoogen, met uitzondering van die genoemd in artikel 7 B.,
voor welke rubriek hij een verhooging, voor zooveel de
benedengrens betreft, met 100.voldoende acht.
De heeren Heemskerk c. s. wenschen zoo ver niet te gaan
hun amendement beoogt slechts een verhooging met 200.
van de inkomensgrenzen, genoemd in de rubrieken C., D. en E.
Wij mogen U niet adviseeren tot aanneming van deze
amendementen, omdat de daaruit voor de gemeente voort
vloeiende meerdere kosten niet onbelangrijk zullen zijn.
De heer van Stralen wenscht in de eerste plaats de inko
mensgrenzen van alleen-wonende personen (artikel 7 sub A.)
met 200.te verhoogen en het heffen van eene bijdrage
dus eerst te doen aanvangen bij een inkomen van 700.
Het komt ons voor. dat deze alleen-wonende personen
gevoegelijk bij een inkomen van 500.600.ƒ0.25
per dag in hunne verpleegkosten kunnen bijdragen.
Men vergete toch niet, dat bij opname in een Ziekenhuis
voor hen alle uitgaven ophouden, met uitzondering alleen
van een gering bedrag aan kamerhuur. Immers, kostgeld
wordt niet geheven, wijl de betrokken persoon geen kost
geniet.
Het heffen van eene bijdrage ad 1.75 bij een weekgeld
van 10.12.— en van 3.50 bij een weekgeld van
12.14.achten wij niet onbillijk. In beide geval
len behoudt de patiënt de beschikking over een bedrag
van 8.— a, 10.per week.
In dit verband wijzen wij U op de Amsterdamsche ver
ordening, waarbij reeds 0.25 geheven wordt bij een inko
men van 200.300.terwijl alleen-loopende per
sonen met een inkomen van 500.a. 600.(het aan-
vangsinkomen volgens ons voorstel) 1.per dag moeten
bijdragen.
Intusschen bedenke men wel, dat deze z.g. „opschuiving"
beteekent algeheele vrijstelling voor hen, die een inkomen
hebben van minder dan 700.en vermindering van de
bijdrage voor hen, die een liooger inkomen hebben.
En nu doet zich het feit voor, dat het getal van hen,
die een gering inkomen hebben, veel grooter is, dan van
hen, die beter gesitueerd zijn.
Hoewel wij U niet met veel cijfers zullen lastig vallen,
die bovendien ook moeilijk met juistheid zijn te geven,
willen wij U toch één voorbeeld noemen.
Het getal ongehuwde aangeslagenen in de gemeentelijke
inkomstenbelasting naar een inkomen van 700.tot
800.bedraagt 950. Dit getal daalt geleidelijk tot 360
bij een inkomen van 1100.tot 1200.
Nu zal men ons tegenwerpen, dat onder die getallen ook
inwonende personen begrepen zijn, maar dan wijzen wij
op het groot getal kamerbewoners, kostgangers, enz.
Uit een en ander volgt, dat de uitschakeling van deze
beide inkomensgrenzen een grooter finantiëel nadeel aan
de gemeente zal berokkenen, dan men oppervlakkig zou
denken.
Wat nu de rubrieken B, C, D en E betreft, hier doet
zich, hoewel in mindere mate, hetzelfde verschijnsel voor.
In rubriek B wordt uitgeschakeld de inkomensgrens 1100.
tot ƒ1200.in rubriek C ƒ1200.tot ƒ1400.in rubriek
D ƒ1400.tot ƒ1600.in rubriek E ƒ1600.tot 1800.
De personen, behoorende tot deze inkomensgrenzen, ge
nieten dus geheel vrije ziekenhuisverpleging op kosten van
de gemeente, terwijl zij, die tot de volgende inkomensgrenzen
behooren, eene mindere bijdrage behoeven te betalen.
Men schatte toch vooral het nadeel, uit deze vermindering
van bijdrage voortvloeiende, niet gering. Alle bijdragen, door
ons voorgesteld, verminderen bij aanneming van het amen
dement-Van Stralen met f 0.25 per verpleegdag, d. w. z.
met 1.75 per week.
Deze vermindering, berekend naar gezinnen van 2 tot 7
en meer personen, omvattende de rubrieken B, C, D en E.,
vertegenwoordigt een niet onaanzienlijk bedrag.
Dit bedrag vermindert eenigermate bij aanneming van het
amendement Heemskerk c.s., omdat dit slechts betrekking
heeft op de rubrieken O, D, en E.
De voorstellers hebben blijkbaar nog een anderen, zeer
belangrijken factor over het hoofd gezien.
Zooals reeds hiervoren werd opgemerkt, vallen vele personen
en gezinnen, bij uitschakeling van de eerste inkomensgrenzen
der verschillende rubrieken, in de geheel kostelooze verpleging.
Maar door de opschuiving van de verschillende inkomens
grenzen en de daarmede gepaard gaande verhooging van de
bovengrenzen van elk der rubrieken, komt een aantal per
sonen, dat volgens ons voorstel voor eigen rekening zou
worden verpleegd, voor rekening van de gemeente, zij het
dan ook met betaling van eene bijdrage.
Het zal daarom wel geen nader betoog behoeven, dat de
toevloed van patiënten naar het Academisch Ziekenhuis
veel grooter zal worden, dan thans het geval is. En als
gevolg daarvan zal de opname in vele gevallen wegens
plaatsgebrek moeten worden geweigerd, zoodat veel meer
dan thans gebruik zal moeten worden gemaakt van de
particuliere ziekeninrichtingen.
En als men bedenkt, dat de verpleegprijs in het Acade
misch Ziekenhuis 1.91 per dag bedraagt en die in de
particuliere ziekeninrichtingen 2.50 tot 3.50 en dat deze
prijs nog verhoogd wordt met de niet onaanzienlijke operatie
kosten, dan zullen wij wel niet behoeven te zeggen, dat
aanneming van de ingediende amendementen, wegens de
daaraan verbonden hooge kosten, de finantiën der gemeente
zeer zou bezwaren.
Voor zoover wij dit met eenige juistheid hebben kunnen
nagaan, zou het amendement-van Stralen een extra-uitgave
beteekenen van ruim 8500.'s jaars. Het amendement-
Heemskerk c. s. zal uit den aard der zaak een zóó hooge
som niet vorderen, doch zal niettemin ook nog een
belangrijke uitgave medebrengen.
Ten slotte moeten wij er nog op wijzen, dat het amende
ment-Heemskerk c. s., de verhouding tusschen dé grenzen
van de rubrieken B. en C. verbreekt.
Terwijl de eerste inkomensgrens van rubriek B. eindigt
met 1200.zou rubriek C. aanvangen bij 1400.
Kunnen wij U niet adviseeren tot aanneming van de
amendementenvan Stralen en Heemskerk c. s.op artikel 7,
evenmin kunnen wij dat ten opzichte van het amendement
van Stralen op artikel 8.
Bij dat artikel stelde ons College voor het inkomen van
het gezin te berekenen naar het inkomen van het hoofd,
vermeerderd met het gezamenlijk bedrag der inkomsten van
de verdere meerder- en minderjarige leden, terwijl indien
zes of meer meerder- of minderjarige kinderen tot het gezin
behooren, slechts 2/a van het gezamenlijk bedrag hunner
inkomsten zou worden berekend.
De heer van Stralen wil daarentegen het inkomen van
het hoofd van het gezin, ook bij de kleinere gezinnen, ver
meerderen met slechts 2/3 van de inkomsten van de verdere
gezinsleden.
Werd dit gedeelte van 's heeren van Stralen's amendement
aangenomen, dan zou dat ongetwijfeld een groote daling
van het totaal der te heffen bijdragen tengevolge hebben.
Juist het inkomen der gezinsleden is van groote betee-
kenis bij de berekening van het gezinsinkomen. Het inkomen
van den man alleen kan het gezin tot een „armlastige"
stempelen, doch het gezamenlijk inkomen van alle gezins
leden kan het tot een „in goeden doen" brengen.
En nu moge het waar zijn, dat de kinderen in gewone
omstandigheden niet hun geheele loon thuis brengen, het
komt ons voor, dat in tijden van ziekte en tegenspoed ieder
moet helpen, ieder der gezinsleden in de eerste plaats wat
men noemt, moet bijspringen en dat dan het ware gevoel
van saamhoorigheid tot uiting moet komen.
Ook tegen aanneming van dit amendement-van Stralen
moeten wij ons dus verzetten.
Het is ons trouwens niet recht duidelijk, waarom de
voorstellers wijziging van de artikelen 7 en 8 wenschen, nu
de deugdelijkheid van de in die artikelen opgenomen tarie
ven reeds gedurende een 20-tal maanden is gebleken.
Immers die tarieven zijn reeds sedert December 1924 bij
wijze van proef toegepast en in dat tijdvak is slechts een
gering aantal reclames ingekomen, waarvan' nog de helft
moest worden afgewezen.
Is men inderdaad van meening, dat de tarieven te hoog
zijn (artikel 7) en eveneens de berekening van de inkomens
(artikel 8), dari wijzen wij op de verzekering tegen zieken-