DINSDAG 7 SEPTEMBER 1926. 107 De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verzoek van F. Fisser e. a., allen bewoners van de Janvossensteeg, in zake het aanbrengen van een betere ver lichting en van trottoirs. 2°. Verzoek van den Leidschen Bestuurdersbond, om van gemeentewege aan werklooze hoofden van gezinnen en kost winners, gedurende het tijdvak 15 October 1926—15 April 1927, of zooveel langer als de weersgesteldheid het noodig mocht maken, gratis brandstoffen te verstrekken tot een hoeveelheid van een hectoliter per week. 3°. Verzoek van E. van Luiing, om vergoeding van schade, geleden door beslaglegging op gelden onder Rijnland en wegens het niet mogen storten van bagger in de Braassemermeer. 4°. Verzoek van de afdeeling Leiden van den Nederlandschen Roomsch-Katholieken Volksbond, om aan vereenigingen voor schotten te verstrekken, ten einde arbeiders in de gelegenheid te stellen een woning in eigendom te bekomen. Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. Aan de orde is alsnu II. Voorstel: a. tot opheffing van de Commissie van Bijstand voor het Marktwezen; b. tot instelling van eene Commissie van Bijstand voor den Markt- en Havendienst; c. tot vaststelling van de verordening, regelende de samen stelling en den werkkring van de Commissie voor den Markt- en Havendienst. (Zie Ing. St. No. 189.) De Voorzitter zegt, dat het hem het beste lijkt om alge- meene beschouwingen te houden omtrent het voorstel in zijn geheel, doch daarbij niet ter sprake te brengen de onder werpen, waarop de amendementen van den heer van Eek betrekking hebben, n.l. de uitbreiding van het ledental der Commissie en de vraag, of de commissie ten minste eenmaal in de twee maanden zal moeten vergaderen. Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De conclusiën van het voorstel sub a en b worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Bij art. 1 van de verordening, bedoeld in de conclusie sub c van het voorstel, komt tevens in behandeling het door den heer van Eek ingediend amendement, strekkende om in het eerste lid het woord »twee" te vervangen door »vier". Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer van Eck acht het, overeenkomstig het advies van de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen, beter, dat de Commissie voor den Markt-en Havendienst zal bestaan, met inbegrip van den Voorzitter, uit vijf leden, dan uit drie. In het belang der ingezetenen dient het marktwezen, een van de drie hoofdbronnen van bestaan voor Leiden, goed te worden verzorgd. Bovendien is bij de uitbreiding van den werkkring der Commissie tot den Havendienst een uitbreiding van haar ledental gewenscht. Immers een goede regeling van het scheep vaartverkeer bevordert de vestiging van nieuwe industrie en den bloei der bestaande. De heer Wilbrink heeft reeds een voorstel ingediend, dat daarop de aandacht vestigde. Spreker vindt het niet in overeenstemming met het belang der Commissie, dat deze slechts uit twee leden en een Wet houder zal zijn samengesteld. Het is reeds, met betrekking- tot de kaasmarkt, gebleken van hoe groot belang het is, dat actief wordt opgetreden op het gebied van het marktwezen. Bovendien is het met het oog op de toekomst van zeer groot belang, dat de Commissie zoo veelzijdig mogelijk zal zijn samengesteld. Het is toch mogelijk, dat men er toe komt het marktwezen en de inrichting der markten dienstbaar te maken aan de voorziening van de ingezetenen met goedkoope en goede levensmiddelen, een vraagstuk, dat alle ingezetenen in hooge mate zal interesseeren, en dan is het gewenscht, dat in een dergelijke commissie alle hoofdrichtingen in den Raad vertegenwoordigd zijn. In geval van een kleine commissie kan het College van Burgemeester en Wethouders den grootst mogelijken invloed uitoefenen, wat spreker niet in alle opzichten een voordeel acht. Het is meer in het belang van de gemeente, dat de burgerij zelve, door bemiddeling van haar vertegenwoordigers, die dichter bij de ingezetenen staan dan het College van Burgemeester en Wethouders, haar belangen kan behartigen. Daarom is het gewenscht de Commissie te doen bestaan uit vijf leden. Burgemeester en Wethouders wijzen er op, dat andere belangrijke commissie's slechts 3 leden tellen, de voorzitter inbegrepen, en dan noemen zij de Commissie van Fabricage, maar dat beroep aanvaardt spreker niet, want naar zijn oordeel moesten in een dergelijke gewichtige commissie meer leden zitting hebben. Volgens Burgemeester en Wethouders gaat de vergelijking met de Commissie voor de Gestichten en met die voor de Lichtfabrieken niet op, omdat dit commissie's zijn met zelf standige bestuursbevoegdheden, terwijl de Commissie voor den Markt- en Havendienst in hoofdzaak een adviescommissie zou zijn. Volgens de wettelijke bepalingen is dat niet juist. Behalve de commissie's ad hoe kent de wet tweeërlei com missie's: commissie's van voorbereiding, bedoeld in art. 54, eerste lid, der Gemeentewet, zooals de Commissie van Finan ciën en de Commissie voor de Strafverordeningen, en com missie's van bijstand, bedoeld in het tweede lid van art. 54, die Burgemeester en Wethouders in het beheer van bepaalde takken van de huishouding der gemeente bijstaan. Nu is de Commissie voor den Markt-en Havendienst niet een commissie van voorbereiding, maar een commissie van bijstand, die nog iets anders heeft te doen dan het geven van adviezen, zooals trouwens ook blijkt uit de omschrijving van haar taak in art. 7 van de verordening. Bovendien is het, zooals gezegd, zeer goed mogelijk, dat de Commissie een veel belangrijker taak krijgt te verrichten en dat in de practijk een andere omschrijving noodig zal blijken. Spreker acht het dus niet in overeenstemming met de wet en niet gewenscht met het oog op het gewicht der Commissie om haar terug te dringen tot een commissie van advies. Men moet haar gelegenheid geven Burgemeester en Wet houders in het beheer van den betrokken tak van dienst bij te staan en dat kan beter gebeuren, wanneer zij uit 5 leden bestaat, dan wanneer het ledental slechts 3 bedraagt. Spreker hoopt, dat zijn amendement zal worden aangenomen. De heer Spendel zegt, dat hij van de noodzakelijkheid of wenschelijkheid van uitbreiding van het aantal leden der Commissie door den heer van Eck niet is overtuigd. Integen deel, deze heeft, door er aan te herinneren, dat in de kwestie van de kaasmarkt tijdig is ingegrepen, spreker versterkt in zijn meening, dat een kleine commissie degelijker werkt dan een groote. Spreker heeft als lid van de Commissie van Fabricage geleerd, dat een kleine commissie zaken doet en dat, bij uitbreiding van het aantal leden, het gevaar groot is, dat een dergelijke commissie een praatcollege wordt, waar mede men niet verder komt. Spreker zal dus tegen het amendementvan Eck stemmen. De heer Groeneveld zegt, dat weliswaar de Commissie voor het Marktwezen niet heeft te kennen gegeven, dat ze prijs stelt op uitbreiding van haar ledental, maar herinnert er aan, dat hij bij de behandeling van deze ontwerp-verordening in die Commissie in overweging heeft gegeven het ledental uit te breiden van 3 tot 5. Aangezien de meerderheid daarvan niet wilde weten, heeft spreker er niet verderop aangedrongen. Nu evenwel de Commissie voor de Huishoudelijke Veror deningen ook op uitbreiding prijs stelt, sluit spreker zich bij haar aan. Een commissie moet zoo zijn samengesteld, dat haar adviezen eenig gezag hebben bij den Raad en dat deze het vertrouwen bezit, dat in de Commissie de zaken van alle kanten worden belicht. Bij een kleine commissie is dat het geval niet. Burgemeester en Wethouders beroepen zich op de Commissie van Fabricage, doch ook spreker wil zich op dit slechte voorbeeld beroepen. Immers die Commissie, bestaande uit drie leden, allen van de rechterzijde, heeft kort geleden ge adviseerd om het straatwerk, in plaats dit van gemeentewege te doen geschieden, aan te besteden; dat voorstel was niet vreemd, omdat men van te voren wist, dat die drie leden politiek daar voor waren. Maar dan ligt het ook voor de hand, dat spreker en zijn partijgenooten- aan op dergelijk eenzijdige wijze tot stand gekomen adviezen niet de minste waarde hechten. Een meer gemengde samenstelling van een commissie daarentegen is een waarborg, dat de verschillende in den Raad levende inzichten ook in de commissie naar voren komen. Men komt voorts in een gemengde commissie ook gemakkelijker tot een compromis dan in den Raad. Spreker acht het daarom alleszins gewenscht, dat in een zoo belangrijke commissie als die voor den Markt- en Havendienst de ver schillende richtingen in den Raad vertegenwoordigd zijn. De heer Spendel ten slotte heeft, om te bewijzen, dat een kleine commissie snel werkt, er op gewezen, dat in de kwestie van de kaasmarkt tijdig is ingegrepen; dat is evenwel niet juist, want alle leden der commissie zijn er ontevreden over, dat deze kwestie, hoewel om redenen, buiten haar schuld gelegen, zoo lang heeft geduurd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 3