115
en 19, Lange Vrouwensteeg No. 7 en Kattenpoorfc (Clara-
steeg 35) Nis 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 16, 17,
18, 19 en 20.
Wij hebben in de Leeskamer ter inzage gelegd een lijst,
vermeldende 187 ontruimde woningen, onbewoonbaar ver
klaard bij de genoemde Raadsbesluiten.
Sedert de laatste opgave (Ingek. Stukken No. 50 van
1926) is het aantal dier ontruimde woningen derhalve met
36 toegenomen.
Tenslotte zij nog medegedeeld, dat bij de Regeering reeds
geruimen tijd geleden een plan werd ingediend voor den
bouw van gemeentewege van een 40-tal woningen, aanslui
tende aan het bouwplan bij den Haagweg, die speciaal
bestemd zijn voor de bewoners van onbewoonbaar verklaarde
woningen, terwijl de Minister van Arbeid bovendien reeds
in beginsel zijn medewerking heeft toegezegd tot den bouw
voor het zelfde doel van een aanzienlijk aantal woningen
door de Vereeniging tot Bevordering van den Bouw van
W erkmanswon ingen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 173. Leiden, 23 Augustus 1926.
Bij ons voorstel betreffende het verleenen van voorschot
en bijdrage voor het le bouwplan der vereeniging „Tuin-
stadwijk" aan en nabij de Heerenstraat (Ingek. Stukken
No. 271 van 1920), waarmede TJwe Vergadering zich ver-
eenigde in hare zitting van 2 Augustus 1920, wezen wij er
op, dat te zijner tijd een voorstel zou worden gedaan om
de vereeniging een extra-bijdrage in de betaling van de
annuïteit te verleenen voor het bedrag, waarmede de aan-
legkosten van de Koninginnelaan die van een normalen
hoofdweg overtreffen. Als normale breedte van een zoo-
danigen weg werd in dat voorstel aangenomen 15 Meter.
Een verzoek van het bestuur d.d. 23 Februari 1923, om
nu deze extra-bijdrage aan de vereeniging toe te kennen,
werd door Uwe Vergadering in hare zitting van 26 Februari
1923 om praeadvies in onze handen gesteld, doch de be
handeling daarvan moest worden aangehouden totdat de
werkelijke kosten van het bouwplan bekend waren.
Blijkens een van den Directeur van Gemeentewerken
ontvangen rapport zouden de kosten van een 15 Meter breede
laan 41182.hebben bedragenaangezien de totale kosten
van de 30 Meter breede Koninginnelaan 74107.50 beliepen,
dient derhalve, overeenkomstig de gedane toezegging, aan
de vereeniging een tegemoetkoming te worden verleend, die
een gekapitaliseerde waarde heeft van 74107.50 ƒ41182.
is rond 32925.
Deze restitutie kan het best geschieden door het verleenen
van een extra-bijdrage in de betaling der annuïteit over
het grondvoorschot, hetgeen derhalve voor de vereeniging
neerkomt op verlaging der door haar verschuldigde annuïteit.
Terwijl de gemeente de volle annuïteit betaalt aan het rijk,
ontvangt zij netto van de vereeniging jaarlijks een annuïteit,
die 5.132% van 32925.1689.71 lager is. Laatstgenoemd
bedrag vertegenwoordigt dus den jaarlijkschen last, dien de
gemeente wegens de grootere breedte van de Koninginnelaan
heeft te dragen.
Tengevolge van een en ander kan de bouwvereeniging de
huren gemiddeld met 11 cent per week en per woning
verlagen.
In overeenstemming met het advies van de Commissie
van Fabricage geven wij Uwe Vergadering, onder verwijzing
naar de in de Leeskamer ter visie liggende stukken, mitsdien
in overweging:
a. aan de woningbouwvereeniging „Tuinstadwijk" als
tegemoetkoming in de kosten van den aanleg der Koninginne
laan boven de bijdrage, bedoeld in het raadsbesluit van
2 Augustus 1920, uit de gemeentekas nog een jaarlijksche
bijdrage, groot 5.132% van 32925.ƒ1689.71 toe te
kennen in de betaling van de door haar aan de gemeente
verschuldigde annuïteit over het grondvoorschot voor het
le bouwplan, met dien verstande, dat bij verlaging van den
rentevoet, die aan deze annuïteit ten grondslag ligt, de bij
drage in evenredigheid wordt verminderd, zullende deze
bijdrage voor het eerst worden genoten ten aanzien van de
annuïteit, die op 14 December 1926 vervalt;
b. vast te stellen den hierbij overgelegden begrootingsstaat
model D, dienst 1926, groot 1689.71. Dit bedrag kan worden
gevonden door afschrijving van den post voor „Onvoorziene
Uitgaven", waarop bij aanneming van ons voorstel, opge
nomen in de Ingek. Stukken onder No. 159, nog ƒ99783.
beschikbaar is.
N°. 174. Leiden, 23 Augustus 1926.
Tijdens de beraadslaging over ons praeadvies op het ver
zoek van de Leidsche Koetsiers vereeniging „Verbetering zij
ons Streven" in zake het aanbrengen van keerplaatsen op
de Rijn- en Schiekade (Ingek. Stukken No. 116), diende Uw
medelid, de heer Groeneveld, een motie in, waarbij ons
College werd verzocht „alsnog de noodige maatregelen te
nemen, teneinde te bereiken, dat op ongeveer het midden
van de Rijn- en Schiekade een keerplaats voor voertuigen
wordt gemaakt", welke motie om praeadvies in onze han
den werd gesteld. Tevens werd toen op voorstel van den
heer Huurman besloten, de verdere behandeling van eerst
genoemd praeadvies tot een volgende vergadering aan te
houden (zie Handelingen 1926, blz. 64/65).
Bij onderzoek is ons gebleken, dat tegen het maken van
een keerplaats ongeveer in het midden der Rijn- en Schie
kade ernstige bezwaren bestaan. De eenige geschikte ge
legenheid voor het maken van zulk een keerplaats toch doet
zich voor tusschen de perceelen Nis 65 en 66. Evenwel zou
dan het Oostelijk einde van de aanwezige scheidingssloot,
welke particulier eigendom is, gedeeltelijk moeten worden
gedempt, terwijl verder het maken van een beschoeiing noo-
dig zou zijn. De kosten hiervan, gevoegd bij die van ver
harding en van het rooien van een tweetal boomen en bij
komende werkzaamheden, zouden naar raming rond 700.
beloopen. Bovendien is de eigenaar van de Zuidelijke sloot-
helft niet bereid tot de demping mede te werken, zoodat,
om daartoe te geraken, de weg van onteigening zou moeten
worden gevolgd. Bij bovengenoemd bedrag van 700.—
moeten dus nog de kosten worden gevoegd, voor de ge
meente uit de onteigening voortvloeiende.
Met de Commissie van Fabricage zijn wij van oordeel,
dat een dergelijke uitgave voor het maken van meer keer
plaatsen niet gewettigd is, te minder, nu de toestand op de
Rijn- en Schiekade voldoende verbeterd kan worden door
de maatregelen, in ons praeadvies van 5 Juni j.l. voor
gesteld.
Mitsdien geven wij U in overweging de motie van den
heer Groeneveld niet aan te nemen en alsnog overeenkom
stig ons voorstel van 5 Juni j.l. (Ingek. Stukken No. 116)
te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 175. Leiden, 23 Augustus 1926.
Aan nevensgaand advies van de Commissie van Financiën,
betreffende de rekeningen over 1925 van verschillende be
drijven, hebben wij nog toe te voegen, dat wij met de
Commissies van eenige dier bedrijven in overleg zijn getreden
omtrent een rentevergoeding aan de gemeente van door die
instellingen over 1925 extra gevormde reserves, tot tijd en
wijle aan deze gelden een definitieve bestemming wordt
gegeven. Dit overleg is nog niet geëindigd.
Wij hopen U te zijner tijd met de resultaten in kennis
te stellen en hebben onder voorbehoud, dat op deze aan
gelegenheid wordt teruggekomen, tegen de goedkeuring van
de desbetreffende rekeningen geen bezwaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 24 Augustus 1926.
De Commissie van Financiën heeft de eer U te berichten,
dat het onderzoek der navolgende stukken haar tot geene
opmerkingen aanleiding heeft gegeven:
1°. Balansen en Verlies- en Winstrekeningen, dienst 1925,
van de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit
2°. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1925, van de
gestichten Endegeest", „Voorgeest" en „Rhijngeest";
3°. Balans en Verlies- en Winstrekening, dienst 1925, van
de gestichten „Endegeest", „Voorgeest" en „Rhijngeest";
4°. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1925, van
het Openbaar Slachthuis;
5°. Balans en Verlies- en Winstrekening, dienst 1925, van
het Openbaar Slachthuis;
6°. Balansen en Verlies- en Winstrekeningen, dienst 1925,
van den Reinigings- en Ontsmettingsdienst;
7°. Rekening, dienst 1925, van den Armenraad.
Zij geeft U derhalve in overweging het stuk genoemd
sub 7 goed te keuren en de overige voorloopig vast te stellen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.