112
a. Zevenhuizen bepaalt den prijs van het enkeltarief voor
stroomlevering door zijn Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf
in de jaren 1926 en 1927 op ten hoogste 50 cent per
K.W.U. en te beginnen met 1928 tot aan het einde der
stroomleveringsovereenkomst op ten hoogste 45 cent per
K.W.U. De overige tarieven zullen naar evenredigheid
hiervan worden vastgesteld.
b. Zoolang de stroomleveringsovereenkomst met de thans
daarin gebrachte wijzigingen onveranderd van kracht
blijft, zal Zevenhuizen eventueel door zijn Gemeentelijk
Electriciteitsbedrijf gemaakte winst (zullende in winst
een eventueel door Zevenhuizen te heffen retributie voor
het leggen van kabel in gemeentegrond geacht worden
te zijn begrepen) direct aanwenden tot verlaging zijner
electriciteitstarieven.
c. Het subsidie, hetwelk Zevenhuizen uit de gemeentekas
aan zijn Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf verleent, zal
in geen geval worden verlaagd. Integendeel zal het, zoo
mogelijk, worden verhoogd, teneinde verdere verlaging
van de electriciteitstarieven mogelijk te maken. Elke
subsidieverhooging zal gepaard gaan met een overeen
komstige tariefsverlaging en dit wel zoolang, totdat een
lichttarief (enkeltarief) zal zijn bereikt gelijk aan het
Leidsche enkeltarief, verhoogd met tien cent per eenheid
de overige tarieven naar evenredigheid.
Artikel III.
Deze overeenkomst wordt geacht in werking te zijn ge
treden op 1 Januari 1926.
Slotbepaling.
De kosten van deze overeenkomst komen voor rekening
van beide partijen.
Leiden, 9 Augustus 1926.
In verband met het bezwaar, dat de tegenwoordige
plaatselijke tarieven te Zevenhuizen een beletsel vormen
voor het leveren van electriciteit op eenigszins groote schaal,
zijn tusschen het Bestuur van genoemde gemeente en den
Directeur der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit
onderhandelingen gevoerd omtrent wijziging en aanvulling
van de in 1921 met Zevenhuizen gesloten stroomleverings
overeenkomst.
Het is inderdaad gewenscht, dat maatregelen worden ge
nomen tot verlaging van de tarieven daar ter plaatse, èn
om het gebruik van electriciteit meer ingang te doen vinden
èn om naast andere verlichtings- en verwarmingsmiddelen,
als bijv. petroleum, het debiet aldaar te behouden. Er be
staat derhalve alle aanleiding voor Leiden, om de pogingen
van Zevenhuizen in deze richting te ondersteunen. Over de
te nemen maatregelen is met het Gemeentebestuur van
Zevenhuizen volledige overeenstemming bereikt; zij zijn in
de hierbij gevoegde concept-wijzigingsovereenkomst neder-
gelegd.
Zooals daaruit kan blijken, zal, mede door financiëelen steun
uit de gemeentekas van Zevenhuizen, de prijs van het
enkeltarief tot voor korten tijd 65 cent en thans 62 cent
per K.W.U. terstond worden verlaagd tot een maximum
van 50 et., later van 45 ct., per K.W.U. Ook overigens zal
Zevenhuizen alles in het werk stellen om tot verdere ver
laging der tarieven te geraken (vgl. ook art. 2 lid 1 der
bestaande overeenkomst). In de hieruit voor Zevenhuizen
voortvloeiende derving van inkomsten (over de te verhoogen
garantie van 30.000 K.W.U. gerekend: 3600.per jaar)
deelt Leiden voor 1600.door de verschuldigde betaling
voor den toevoerkabel voorloopig te laten vervallen. Dit
ontmoet te minder bedenking, nu de kabel naar Zeven
huizen sinds eenigen tijd ook voor andere doeleinden, dan
uitsluitend voor stroomlevering aan die gemeente, wordt
gebezigd.
Daartegenover wordt de contractueele garantie van
Zevenhuizen van 16.000 K.W.U. tot 30.000 K.W.U. per
jaar verhoogd.
Op grond van het bovenstaande geven wij U in over
weging den Baad voor te stellen tot vaststelling van de
hierbij overgelegde concept-overeenkomst tot wijziging en
aanvulling van de op 10/11 Augustus 1921 met de gemeente
Zevenhuizen gesloten overeenkomst, betreffende de levering
van electriciteit aan die gemeente, over te gaan.
Commissarissen der Stedelijke Fabrieken
van Gas en Electriciteit,
J. F. X. Sanders, Voorzitter.
E. Schotman, Secretaris.
X°. 164. Leiden, 17 Augustus 1926.
Bij de behandeling, in Uwe Vergadering van 17 Mei j.l.,
van ons voorstel in zake het uitdiepen en beschoeien van
den Nieuwen Bijn tusschen Bijn-Schiekanaal en Singelbrug,
diende Uw medelid, de heer Schüller, het voorstel in, om
gelijktijdig met de uitvoering van deze werken het Utrechtsche
Jaagpad te bestraten, welk voorstel om praeadvies in onze
handen werd gesteld.
Het Utrechtsche Jaagpad is thans, evenals de Bijn- en
Schiekade, de Bijnkade en andere soortgelijke wegen, die in
hoofdzaak voor het voetgangers- en kleine rijverkeer dienen,
met grind verhard. De kosten van het vervangen van deze
grindverharding door een klinkerbestrating zouden ongeveer
11.000.bedragen.
Met de Commissie van Fabricage zijn wij van meening,
dat, nu het aanbrengen van een bestrating ter plaatse niet
bepaald noodzakelijk is te achten, een dergelijke groote uit
gave voor het onderhavige doel niet gewettigd is, althans
voorloopig moet worden uitgesteld.
Ten einde echter de bestaande wegbedekking met de be
schikbare middelen zooveel mogelijk te verbeteren, zijn wij
voornemens het Utrechtsche Jaagpad in den vervolge jaarlijks
te laten teren, op dezelfde manier als o. a. ook met den
rijweg door het Plantsoen geschiedt. Aan de klachten over
de verharding van het jaagpad zal daarmede, wanneer ook
de nieuwe walbeschoeiing is aangebracht, op alleszins vol
doende wijze tegemoet gekomen zijn.
Op grond van het bovenstaande geven wij U in overweging
het voorstel van den heer Schüller niet aan te nemen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 165. Leiden, 18 Augustus 1926.
Het is ons gebleken, dat in het belang van de bestratin
gen in deze gemeente met het tegenwoordige toezicht op de
straatmakerij niet langer mag worden volstaan. In de laatste
jaren toch is het straatoppervlak der gemeente nagenoeg
verdubbeld, is het aantal straatmakers, helpers en leerlingen
tot bijna 40 man gestegen en zijn de bemoeienissen, ook op
administratief gebied, dermate toegenomen, dat het voor
één opzichter niet wel mogelijk is, een deugdelijk en doel
treffend toezicht op de straatmakers uit te oefenen. Dat dit
aan de bestratingen niet ten goede komt, behoeft geen
betoog.
Met de Commissie van Fabricage achten wij het dan ook
dringend noodig, dat een tweede opzichter wordt aangesteld.
Met het invoeren van een eVentueele verdere reorganisatie
der straatmakerij kan dan worden gewacht, totdat de nieuwe
opzichter eenigen tijd in dienst is. Hem zal n.l. ook worden
opgedragen aan den Directeur van Gemeentewerken advies
uit te brengen in zake bedoelde reorganisatie, zoowel wat
betreft mogelijke technische veranderingen, als wat de samen
stelling van het corps straatmakers aangaat.
Het is duidelijk, dat de gemeente voor dit doel de be
schikking over een bekwaam en flink man moet verkrijgen
en het ligt dan ook in ons voornemen om, indien Uwe
Vergadering zich met het onderhavige voorstel vereenigt,
den te benoemen functionaris in den rang van technisch
ambtenaar le klasse (wedde 30003400 'sjaars) in te
deel en.
Onder mededeeling, dat wij U te zijner tijd een voordracht
ter benoeming van een tweeden opzichter voor de bestra
tingen zullen aanbieden, geven wij U op grond van het
bovenstaande in overweging, over te gaan tot vaststelling
van de navolgende verordening:
V EB OltD EN ING,
houdende wijziging van de verordening van 14 November 1918
(Gemeenteblad No. 43), regelende de samenstelling van de
bureaux van Gemeentewerken, van den Gemeentelijken
Reinigings- en Ontsmettingsdienst en van het
Bouw- en Woningtoezicht, laatstelijk gewij
zigd bij verordening van 16 Februari
1925 (Gemeenteblad No. 4).
Eenig Artikel.
In artikel 1 van bovengenoemde verordening wordt in
plaats van „een opzichter, hoofdzakelijk voor de bestratin
gen," gelezen: „twee opzichters, hoofdzakelijk voor de be
stratingen,".
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leiden.