78
MAANDAG 5
JULI 1926.
leeren, wat hij er op de ambachtsschool van kan opdoen. Nu
reeds worden vele candidaat-metselaars vaak als metselaars
gebruikt, terwijl er velen zich als metselaar uitgeven, die het
inderdaad niet zijn.
Bovendien, zooals de heer Sanders terecht opmerkte, bij
de tegenwoordige wijze van bouwen heeft een metselaar veel
minder vakkennis noodig dan vroeger het geval was. Spreker
zal daarom zijn stem aan het voorstel geven.
De heer Groeneveld zegt het schildersvak een reeks van
jaren te hebben beoefend. Hij heeft eerst aan een ambachts
school een driejarigen dagcursus gevolgd en er een heel mooi
diploma van gekregen, maar hij moet bekennen, dat hij na
afloop van die drie jaar nog niet veel van het vak kende.
Spreker acht het dan ook onmogelijk om in een avondcursus
van enkele maanden een schilder b.v. houten en marmeren te
leeren. Hij maakt zich sterk, dat de menschen niet eens hebben
geleerd de namen der hout- en marmersoorten, welke wel eens
gevraagd worden. Spreker is niet tegen het houden van een
cursus, maar men stelle zich niet voor, dat de menschen in
dien tijd bekwame vakmerischen worden.
Dat die menschen daardoor minder werkloos zullen zijn, is
ook een bewering, welke nergens op lijkt. Meer werk ontstaat
daardoor niet en bovendien is er geen gebrek aan menschen,
die het houten, marmeren en letteren verstaan, terwijl er
volledig bekwame schilders bij de vleet te krijgen zijn.
Spreker heeft geen bezwaar tegen een cursus, maar men
koppele dien niet vast aan het werkloosheidsvraagstuk. Ook
niet tegen een cursus voor opleiding van opperlieden tot met
selaar heeft spreker bezwaar, al verwacht hij er niet veel van
maar de regeling moet anders zijn. Men stelle hen, die er iets
voor gevoelen, die energie genoeg hebben om het door te
zetten, die het vrijwillig willen doen, in de gelegenheid om
zoo'n cursus te volgen en dan gedurende langeren tijd dan
5 maanden. Als men dwang toepast, dan komt er niets van
terecht.
De Voorzitter deelt mede het volgende voorstel van den
heer van Stralen ontvangen te hebben:
»De Raad besluit punt 12 van de agenda uit te stellen tot
een volgende vergadering en verzoekt Burgemeester en Wet
houders intusschen met de betrokken patroons- en werklie
denorganisaties overleg te plegen."
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt mits
dien een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer van Stralen acht het onbegrijpelijk, dat in dit
geval geen overleg heeft plaats gehad, terwijl, zooals de bladen
hebben bericht, de Directeur wel overleg heeft gepleegd met
verschillende organisatie's op typografisch gebied in zake
de voorgenomen opleiding van werklooze handzetters tot
machinezetters.
De heer Sanders zegt naar aanleiding van de geuite bewering,
dat men door middel van deze opleiding geen volmaakte
metselaars zal krijgen, dat zoo iets in de Ingekomen Stukken
ook niet beweerd is. Integendeel, er is wel degelijk voorzien,
dat deze lieden geen volmaakte vakmerischen zullen worden,
want in de toelichting wordt ook gesproken van het geven
van een bijslag van gemeentewege op het loon in den eersten
tijd na het volgen van den cursus. Daarmede wordt te kennen
gegeven, dat het dan nog geen volkomen vakmenschen zijn
en dat zij dan nog niet het volle loon van een metselaar
zullen kunnen bedingen.
Dat dergelijke cursussen, gelijk de heer van Tol mede
deelde, in andere plaatsen niet zijn geslaagd, vindt hierin zijn
oorzaak, dat daar menschen zijn genomen, niet zoo nauw bij
het bouwvak betrokken als met de opperlieden en de grond
werkers het geval is. Een van de bezwaren, welke te 's Hertogen
bosch zijn ondervonden, is dit, dat die sigarenmakers zich
geen meter ver boven den grond kunnen verheffen zonder
duizelig te worden. Dit bezwaar geldt voor opperlieden niet.
In het voorstel van den heer van Stralen om dit voorstel
van de agenda af te voeren en zich in verbinding te stellen
met de patroons- en werkliedenorganisatie's, ziet spreker geen
heil. Dit voorstel is gebracht in de Commissie van Advies,
waarin vertegenwoordigers zoowel van de patroons als van
de werklieden zitting hebben, en de arbeidersvertegenwoor
digers hebben ruimschoots gelegenheid gehad om zich met
hun organisatie's te verstaan, wat zij, als spreker zich niet
erg vergist, ook tijdig hebben gedaan. Na de behandeling in
de Commissie van Advies, waarin alle geledingen der maat
schappij vertegenwoordigd zijn, heeft het geen zin de zaak
nog eens apart in iedere afdeeling der organisatie's te gaan
bespreken. Men zou dan de Commissie van Advies wel kunnen
opheffen en zich onmiddellijk met de organisatie's in ver
binding kunnen stellen.
Dat de organisatie's niet tevreden zijn gesteld, ja, dat zou
men anders ook hebben. Als spreker zich met de organisatie's
in verbinding stelde en daarna dit voorstel in den Raad bracht,
zou .hij, indien de meerderheid van den Raad met hem mee
ging, de organisatie's ook niet tevreden kunnen stellen.
De heer van Stralen handhaaft zijn voorstel, omdat z. i.
met de werkelijke deskundigen overleg moet plaats hebben,
hetgeen de vertegenwoordigers van de vakcentrale's in de
Commissie voor Sociale Zaken op dit punt niet zijn. Boven
dien hebben enkelen dier vertegenwoordigers geen rugge
spraak gehad met hunne wel deskundige bestuursleden en
juist daarin vindt het verzoek van de diie bouwvakbonden
om een conferentie met den Wethouder zijn oorsprong. Ook
de heer Strijk, voorzitter van den R. K. Bouwvakarbeiders
bond, blijkt het met het voorstel niet eens te zijn, terwijl
de vertegenwoordigers van de Katholieke en ook van de
Christelijke vakcentrale's in de Commissie wel voor deze
regeling gestemd hebben.
Het door spreker gewenschte overleg moet niet alleen
plaats hebben met vertegenwoordigers van de werklieden,
maar ook van de patroons, die blijkbaar allen van meening
zijn, dat deze proef moet mislukken; de heer Splinter is de
eenige, die de zijde van Burgemeester en Wethouders kiest.
Het voorstel van den heer van Stralen wordt met 16 tegen
14 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Eerdmans, Deumer, Bergers,
Sijtsma, Sanders, Reimeringer, Meijnen, Mulder, Wilbrink,
Zuidema, mevrouw van itallievan Embden, de heeren
Wilmer, Splinter, Huurman, Spendel en Coster.
Vóór stemmen: de heeren Witmans, van Tol, Heemskerk,
van Rosmalen, Baart, Eikerbout, van Stralen, Schüller, Kooi-
stra, Groeneveld, Knuttel, van Eek, Verwey en Dubbeldeman.
De Voorzitter zegt thans het voorstel van Burgemeester
en Wethouders in stemming te zullen brengen.
De heer van Stralen wenscht alsnog een voorstel te doen
ter wegneming van het element van dwang, dat in het voor
stel van Burgemeester en Wethouders is gelegen; het is wel
gebleken, dat met dwang niets bereikt zal kunnen worden.
Wordt dat element van dwang er uitgenomen, dan kunnen
spreker en zijne partijgenooten zich ten slotte wel met het
voorstel vereenigen, al achten zij het een bezwaar, dat geen
overleg is gepleegd.
De Voorzitter deelt mede van den heer van Stralen nog het
volgende voorstel te hebben ontvangen
«Ondergeteekende stelt voor een proef te nemen met vrij
willige aanmelding."
De heer Sanders moet zich hiertegen verklaren.
De heer Huurman zegt van deze motie niets te begrijpen.
Den geheelen middag is door de voorstellers van de motie
betoogd, dat dergelijke cursussen niets te beteekenen hebben,
dat de schilderscursus niets heeft uitgewerkt, en nu wordt
in eens de cursus geaccepteerd, wanneer de dwang weg
gelaten wordt!
Het tweede voorstel van den heer van Stralen wordt met
18 tegen 12 stemmen verworpen.
Tegen stemmende heeren Eerdmans, Deumer, Bergers,
van Tol, Heemskerk, van Rosmalen, Sanders, Reimeringer,
Meijnen, Mulder, Wilbrink, Zuidema, Eikerbout, Wilmer,
Splinter, Huurman, Spendel en Coster.
Vóór stemmen: de heeren Witmans, Sijtsma, Baart, Mevrouw
van Itallievan Embden, de heeren van Stralen, Schüller,
Kooistra, Groeneveld, Knuttel, van Eek, Verweij en Dub
beldeman.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt ten
slotte met 17 tegen 13 stemmen aangenomen.
Vóór stemmende heeren Eerdmans, Deumer, Bergers, Heems
kerk, Sijtsma, van Rosmalen, Sanders, Reimeringer, Meijnen,
Mulder, Wilbrink, Zuidema, Mevrouw van Itallievan Embden,
de heeren Wilmer, Splinter, Spendel en Coster.
Tegen stemmende heeren Witmans, van Tol, Baart,
Eikerbout, van Stralen, Schüller, Kooistra, Huurman, Groe
neveld, Knuttel, van Eek, Verweij en Dubbeldeman.
XIII. Voorstel tot wijziging en aanvulling van de op 30
November 1925 vastgestelde verordeningen, houdende regeling
van de jaarwedden der leeraren aan het Gymnasium, de Hoogere
Burgerschool met 5-jarigen cursus en de Hoogere Burger-