72
MAANDAG 5 JULI 1926.
7°. Verzoek van de Vereeniging »Schoolkindervoeding en
Schoolkinderkleeding", om toekenning van een subsidie uit
de gemeentekas voor het jaar 1927 ten bedrage van 22.760.—.
Zal worden behandeld bij de begrooting voor 1927.
Aan de orde is alsnu
I. Benoeming van een Stadsgeneesheer voor het tijdvak
1 Juli 1926—1 Juli 1927.
(Zie Ing. St. No. 127.)
De Voorzitter verzoekt den heeren Heemskerk, Wilbrink,
Witmans en Verweij het stembureau uit te maken.
Wordt benoemd, voor het tijdvak 1 Juli 19261 Juli 1927,
met algemeene (23) stemmen de heer Dr. J. C. M. Timmermans.
II. Benoeming van een Stadsgeneesheer voor het tijdvak
1 Juni 1926—1 Juni 1927.
(Zie lng. St. No. 127).
Wordt benoemd, voor het tijdvak 1 Juni 19261 Juni 1927,
met 24 stemmen de heer J. A. Schreuder; 1 biljet was van
onwaarde.
(De heeren Schüller en Wilmer waren inmiddels ter ver
gadering gekomen.)
III. Vaststelling van eene opgave van personen voor de
benoeming van drie leden van het College van Zetters voor
's Rijks directe belastingen.
(Zie Ing. St. No. 128.)
Wordt besloten deze opgave als volgt samen te stellen:
I. 1°. Hendrik Johannes Planjer, metselaar, met algemeene
(26) stemmen
2°. Bernardus Buurman, architect, met algemeene (26)
stemmen
II. 1°. Marinus Koert, bouwkundige, met 25 stemmen;
1 biljet was in blanco;
2°. Philippus Rosdorff, timmerman, met algemeene (26)
stemmen
III. 1*. Johan Peter Jacob van Ewijk, behanger en stoffeerder,
met algemeene (26) stemmen;
2°. Johannes van Bemmel, behanger en stoffeerder, met
25 stemmen; 1 biljet was in blanco.
(De heer Kooistra was inmiddels ter vergadering gekomen).
De Voorzitter dankt het stembureau voor de genomen
moeite.
IV. Praeadvies op het verzoek van J. Verwer, om eervol
ontslag als leeraar aan de Hoogere Burgerschool met 5-jarigen
cursus.
(Zie Ing. St. No. 125.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
(De heer Splinter was inmiddels ter vergadering gekomen.)
V. Praeadvies op het verzoek van Mej. G. J. Wissenburgh,
om eervol ontslag als onderwijzeres aan de school Zuid
singel A.
(Zie lng. St. No. 126.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VI. Voorstel tot aanvaarding van de voorwaarden, waar
onder door Gedeputeerde Staten vergunning is verleend voor
den aanleg en de exploitatie van een hoogspanningslijn ten
behoeve van de electriciteitsvoorziening der gemeente Voor
schoten.
(Zie Ing. St. No. 129).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve
van de bezoldiging van twee aan te stellen brugwachters.
(Zie Ing. St. No. 130.)
De heer Baart vraagt, of Burgemeester en Wethouders bij
aanstelling van twee nieuwe brugwachters rekening willen
houden met het feit, dat aan de Centrale een aantal arbeiders
overcompleet is geworden of zal worden. Ook de Directeur
van den Markt- en Havendienst heeft in de met den Secretaris
van den Gemeentewerkliedenbond, den heer van der Hoeven,
gevoerde besprekingen zich bereid verklaard, zoo eenigs-
zins mogelijk te bevorderen, dat uit die personen een keuze
wordt gedaan.
De heer Reimeringer kan antwoorden, dat er naar ge
streefd wordt om aan het verlangen van den heer Baart te
voldoen, en dat besprekingen in dien geest ook reeds gehou
den zijn met den Directeur van den Markt- en Havendienst.
Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
VIII. Voorstel tot het verleenen van een subsidie voor
1926 aan de Leidsche Vereeniging voor School- en Werk-
tuinen en tot vaststelling van den desbetreffenden begroo-
tingsstaat.
(Zie Ing. St. No. 131.)
WTordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
IX. Voorstel tot het verleenen van eene jaarlijksche sub
sidie aan de Leidsche Zwemclub ten behoeve van hare red
dingsbrigade en tot vaststelling van den desbetreffenden be-
grootingsstaat.
(Zie Ing. St. No. 132).
De heer van Eck heeft tegen dit voorstel allereerst dit aan
te voeren, dat z. i. de gemeente tot taak heeft voor de aan
wezigheid van behoorlijk reddingsmateriaal te zorgen, hetgeen
valt ouder de krachtens artikel 179 der Gemeentewet aan het
Dagelijksch Bestuur opgedragen zorg voor de veiligheid van
het verkeer. Vooral in een stad als Leiden met haar vele
water, mag men die zorg niet afhankelijk stellen van de
goedgeefschheid van particulieren. Spreker zal echter geen
voorstel in dien zin doen, omdat dit in dezen Raad toch geen
kans van slagen zou hebben.
In de tweede plaats heeft spreker bezwaar tegen het bedrag
van de voorgestelde subsidie. Laat men de zaak aan de
Leidsche Zwemclub over, dan dient men te zorgen, dat het
zoo goed mogelijk gebeurt. Uit een door haar met den Com
missaris van Politie ingesteld onderzoek nu is gebleken, dat
uitbreiding van het reddingsmateriaal absoluut noodzakelijk
is. Burgemeester en Wethouders stellen evenwel niet voor om
het voor onderhoud van het materiaal noodig geacht bedrag
te geven, doch wenschen zelfs geen klein bedrag toe Ie staan
voor uitbreiding en aanvulling. Spreker kan zich daarmede
volstrekt niet vereenigen, omdat de toestand van de gemeente-
financiën niet zoo wanhopig is, dat men daarvoor niet zou
kunnen zorgen. Het is wel een beetje belachelijk, dat de zorg
voor dat materiaal moet afhangen van de opbrengst van een
propaganda-feestavond
Op grond van de adviezen van den Directeur van Gemeente
werken, die adviseert om jaarlijks ƒ150.toe te staan voor
onderhoud en ƒ300.voor completeer ing van het materiaal,
en van den Commissaris van Politie, die meent, dat in het
algemeen aan het verzoek van de Zwemclub moet worden
voldaan, wenscht spreker dan ook voor te stellen in plaats
van het door Burgemeester en Wethouders genoemd bedrag
van ƒ100.ƒ200beschikbaar te stellen. Dat gaat niet
boven Leiden's financiëele draagkracht.
Burgemeester en Wethouders beroepen er zich nu op, dat
de Zwemclub zich bij hun voorstel heelt neergelegd, doch
dat argument gaat niet op, omdat, wanneer men niet krijgt
wat men noodig acht, men wel niet anders kan doen dan
zich bereid te verklaren om met de beschikbare middelen te
doen wat men kan.
Spreker dient daarom het volgende amendement in:
»Ondergeteekende stelt voor in het ontwerp-besluit tot
verleening van subsidie aan de Leidsche Zwemclub (Ing. St.
No. 132) de bedragen van ƒ100.genoemd in sub a. en b.
te veranderen in ƒ200.-! en dienovereenkomstig eveneens te
wijzigen den begrootingsstaat, model D., en acbter »onderhoud"
in sub a. te voegen de woorden »en aanvulling".
Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt
mitsdien een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Sanders doet tegenover het bezwaar van den
heer van Eck, dat deze reddingsactie niet bij het gemeente
bestuur berust, opmerken, dat de heer van Eck gelijk zou
hebben, wanneer hier ter stede op dit stuk niets bestond,
maar er is een reddingsbrigade, onder leiding van de Leidsche
Zwemclub, welke uitstekend voldoet. Deze vereeniging kwijt
zich op voorbeeldige wijze van haar taak op dit stuk en