77
K°. 149.
Leiden, 30 Juli 1926.
Bij besluit van 1 December 1924, G. S. no. 130, beschikten
Gedeputeerde Staten dezer provincie op de beroepen van
een viertal scüooibesturen tegen Uw besluit van 14 Mei 1923
tot vaststelling van het gemeentelijk voorschot voor 1923 op
de vergoeding als bedoeld bij artikel 101 der Lager-Onderwijs-
wet 1920. Ter toelichting van dit besluit vermelden wij, dat Ge
deputeerde Staten daarbij de bezwaren in vijf punten verdeel
den en dat de schoolbesturen door dat College op twee van
de vijf punten in het gelijk werden gesteld. Die twee punten
betroffen het niet in de berekening van het voorschot op
nemen van': a. de kosten van brandverzekering van school
gebouwen en -meubelen en 6. een deel der kosten wegens
salarissen, kosten van verzekering tegen ongevallen, pensioen
kosten van in dienst der gemeente zijnde personen, die op
eenigerlei wijze direct of indirect arbeid verrichten ten be
hoeve van de openbare scholen, waaronder begrepen
ambtenaren ter gemeentesecretarie, tot een bedrag van
0.50 per leerling, zoowel voor het gewoon- als voor het
uitgebreid lager onderwijs.
Thans is deze zaak in hoogste instantie door de Kroon
beslist. Bij Koninklijk Besluit van 18 Juni j. 1. (S. 201)
werd het bovengenoemd besluit van Gedeputeerde Staten
vernietigd in zoover daarbij was bepaald, dat de uitgaven
sub a genoemd bij de berekening van het voorschot in aan
merking moeten komen. Van al de bezwaren is in hoogste
instantie derhalve alleen het sub b genoemde bezwaar van
de schoolbesturen als juist erkend. Uitdrukkelijk wijzen wij
er op, dat tevoren reeds herhaaldelijk bij Koninklijk Besluit
was beslist, dat ook kosten als sub b bedoeld, niet in aan
merking konden worden gebracht. Had de Kroon ten deze
haar vroeger ingenomen standpunt gehandhaafd en daarop
moest onzerzijds toch worden gerekend, dan zouden dus
alle bezwaren van de schoolbesturen ongegrond zijn ver
klaard.
Juichen wij eenerzijds deze Koninklijke beslissing toe,
omdat het ons, daargelaten of de thans aangenomen maat
staf juist is, niet onbillijk voorkomt, dat wegens administratie
kosten en dergelijke een zeker bedrag aan de schoolbesturen
wordt toegekend, anderzijds betreuren wij de genomen
beschikking, aangezien aldus nimmer een vaststaande juris
prudentie wordt verkregen.
Uit het Koninklijk besluit vloeit voort, dat niet alleen het
voorschot voor het jaar 1923, maar ook de voorschotten voor
de jaren 1924, 1925 en 1926 moeten worden verhoogd. Voor
het jaar 1923 achten wij echter verhooging van het voorschot
niet noodig, nu inmiddels de gemeenterekening over dat
jaar is gesloten en mitsdien de vergoeding over dat jaar
thans definitief kan worden vastgesteld.
Ter toelichting van ons voorstel tot het verleenen van
die vergoeding deelen wij U mede, dat de gemiddelde kosten
per leerling en per jaar (met uitzondering van de kosten van
salarieering van vakonderwijzers) over 1923 hebben bedragen,
voor het openbaar gewoon lager onderwijs 16.61 en voor het
openbaar uitgebreid lager onderwijs 23.82. Deze bedragen
dienen echter, krachtens het genoemde Koninklijk besluit
met 0.50 te worden vermeerderd en derhalve gebracht op
17.11 en 24.32.
Verder kan thans ook de vergoeding voor vakonderwijzers,
als bedoeld bij art. 101, 9e lid, der wet, over 1923 worden
vastgesteld. Te dier zake heeft de gemeente in 1923 uitge
geven voor de scholen voor gewoon lager onderwijs, voor
nuttige handwerken gemiddeld 93.23 per wekelijksch lesuur
per jaar en voor lichamelijke oefening 115.52 en voor de
scholen voor uitgebreid lager onderwijs voor lichamelijke
oefening ƒ116.15 en voor wiskunde 150.
De vergoeding voor vakonderwijzers wordt over een bepaald
jaar toegekend voor ten hoogste het gemiddelde aantal les
uren, dat in het onmiddellijk voorafgaand kalenderjaar door
vakonderwijzers aan overeenkomstige openbare scholen les
is gegeven. Hu is gedurende 1922 aan de scholen voor gewoon
lager onderwijs gemiddeld vakonderwijs gegeven in nuttige
handwerken en lichamelijke oefening respectievelijk 24.9 en
10.6077 urea en aan scholen voor uitgebreid lager onderwijs
in lichamelijke oefening en wiskunde gemiddeld respectievelijk
13.2 en 10 uren. Deze getallen gelden voor de uitkeering van
de vergoeding derhalve als maxima.
Op grond van een en ander en met verwijzing naar de
in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken, geven wij U
mitsdien in overweging:
I. de vergoeding, bedoeld in het 1ste tot en met het 8ste lid
van artikel 101 der Lager Onderwijswet 1920, over het jaar
1923, voor de besturen der na te noemen bijzondere scholen
vast te stellen, voor de school voor:
l.o. aan de Krauwelsteeg, met 213 leerlingen,
op3644.43
het Levendaal, met 160 leerlingen,
op2737.60
de Haarlemmerstraat 32/34, met 249
leerlingen, op4260.39
de Van der Werffstraat 98/100, met
302 leerlingen, op5167.22
het Rapenburg 48, met 297 leerlingen,
op„5081.67
de Pelikaanstraat 20, met 252 leer
lingen, op4311.72
de Haarlemmerstraat 240, met 479 leer
lingen, op8195.69
de Oude Vest 193/195, met 296 leer
lingen, op5064.56
het Koordeinde 1, met 111 leerlingen,
op1899.ai
de Middelstegracht 119, met 287 leer
lingen, op 4910.57, verminderd met
ƒ111.76 schoolgeld, is„4798.81
de Pasteurstraat 2b A, met 265 leer
lingen, op ƒ4534.15, verminderd met
ƒ172.92 schoolgeld, is„4361.23
de Pasteurstraat 2b B, met 271 leer
lingen, op ƒ4636.81, verminderd met
ƒ172.92 schoolgeld, is„4463.89
de Pieterskerkgracht 9 (thans aan het
Plantsoen), met 229 leerlingen, op
3918.19, verminderd met 324.17
schoolgeld, is„3594.02
het Koordeinde 40, met 343 leerlingen,
op 5868.73, schoolgeld 6564.91,
verschil 696.18.
de Hooglandsche Kerkgracht 20a, met
226 leerlingen, op 3866.86, vermin
derd met 1565.21 schoolgeld, is 2301.65
de Stadhouderslaan 1 b, met 184 leer
lingen, op 3148.24, verminderd met
509.71 schoolgeld, is2638.53
de Lusthoflaan 2, met 244 leerlingen,
op 4174.84, verminderd met 401.87
schoolgeld, is3772.97
de Oosterstraat 16 (1 Maart31
December), met 94 leerlingen, op 1340.29
de Munnikenstraat la, (1 Maart31
December), met 90 leerlingen, op1283.25
m.u.l.o. het Levendaal, met 160 leerlingen
in de af deeling voor gewoon lager
en 34 leerlingen in de afdeeling voor
uitgebreid lager onderwijs, op 3564.48
u.l.o. de Haarlemmerstraat 32/34, met 65
leerlingen, op1580.80
het Rapenburg 48 (thans aan het
Pieterskerkhof 4), met 84 leerlingen,
op2042.88
het Koordeinde 40, met 60 leerlingen,
op 1459.20, schoolgeld 1739.14,
verschil f 279.94.
de Hooglandsche Kerkgracht 20a, met
66 leerlingen, op 1605.12, verminderd
met 589.65 schoolgeld, is 1015.47
II. de vergoeding voor vakonderwijzers, bedoeld in het
9e lid van artikel 101 der Lager Onderwijswet 1920, over
het jaar 1923, voor de besturen der na te noemen bij
zondere scholen vast te stellen op 19214.47 en wel voor
de school voor:
l.o. aan het Koordeinde 1, op539.09
u.l.o. 40 (v/h. 38),'op 872.92
l.o. 40 (v/h. 38), op 639.43
de Pasteurstraat 26 A, op 2121.06
26 B, op2494.70®
de Middelstegracht 119, op 868.19
de Pieterskerkgracht 9, op 2023.44
de Lusthoflaan 2, op346.56
u.l.o. de Hooglandsche Kerkgracht 20a, op 547.14®
l.o. 20a, op 999.17
m.u.l.o. de Hoogewoerd 57, op1914.60
l.o. 57, op1833.52®
de Oosterstraat 16, op43.32
de Verlengde Munnikenstraat la, op. 64.98
de Oude Vest 193/195, op 1584.91
de Van der Werffstraat 98/100, op 2321.42®