MAANDAG 5 JULI 1920. 85 De heer Groeneveld wil, gelijk hij reeds in de zitting van 22 Februari j.l. heeft gedaan, nogmaals aandringen op spoe- digen aanleg van het plantsoen bij den Morschweg. Sinds weken is daaraan niets gebeurd; alleen de weg is in orde gemaakt en er zijn vele hoornen gerooid. Zoodoende zal het park niet voor den winter gereed komen. Voorts vestigt spreker er de aandacht op, dat een bewoner van een der huizen aan de Zuidzijde van den Morschweg op een door demping van de Morschsingelsloot ontstaan stukje gemeentegrond, zonder dien grond te hebben gekocht of gehuurd, een tuintje heeft aangelegd. Spreker vraagt daarom trent inlichtingen. Ten slotte vraagt spreker, waarom de stenogrammen van de laatste Raadszitting nog niet in het bezit der leden zijn. Het verslag wordt meer en meer onvolledig en het duurt steeds langer voordat het verschijnt. De heer Mulder zegt, dat in het park, nu de slooten gedempt en de boornen gerooid zijn, de boel eerst moet be zinken, nadat alles gelijk gemaakt is. Omtrent het door den heer Groeneveld in de tweede plaats ter sprake gebrachte punt zal hij in een der volgende ver gaderingen inlichtingen geven. De Voorzitter zegt, dat op deze wijze de rondvraag een examen wordt. De Wethouders kunnen toch niet alles uit het hoofd weten! Waarom vraagt men niet eens van te voren inlichtingen aan den betrokken Wethouder? De heer Groeneveld zegt, dat hij reeds meermalen getracht heeft met Wethouder Mulder, buiten den Raad om, een zaak te behandelen, maar dat hij dit niet licht weer zal doen, omdat hij dan öf geen antwoord kreeg of met een kluitje in het riet werd gestuurd. De Voorzitter antwoordt den heer Groeneveld op diens vraag betreffende de stenogrammen van de laatste Raads zitting, dat het Raadsverslag in de laatste jaren altijd vóór de volgende vergadering is uitgekomen. Het is dezen keer echter later geworden, omdat de ambtenaar, die met de zorg voor het verslag belast is, ziek is geweest. Het doet spreker voorts genoegen, dat de heer Groene veld zooveel voor het park aan den Morschweg gevoelt. Thans reeds zijn er echter vele klachten, ook van militaire zijde, over baldadigheid ingekomen, in verband waarmede spreker den heer Groeneveld, dien hij min of meer als heer van den gebuurte beschouwt, verzoekt zijn invloed ten goede aan te wenden. Spreker is anders bang, dat de gemeente genood zaakt zal worden over de geheele breedte van het gebouw een hek te plaatsen, hetgeen veel geld zou kosten en het park zou verkleinen; hij hoopt dan ook, dat de ouders der kinderen zullen zorgen, dat aan deze baldadigheid een einde komt. De heer Dubbeldeman vraagt, hoe het staat met het resul taat van de woningtelling; het wordt tijd, dat dit eens aan den Raad bekend wordt gemaakt. Voorts dringt spreker aan op spoedigen bouw van woningen ter vervanging van krotwoningen, welke zaak zeer urgent is. Ten slotte vraagt spreker, of de Raadsleden een complete lijst van de onbewoonbaar verklaarde woningen kunnen krijgen, ten einde te kunnen contröleeren, of woningen, waar van het bordje om de een of andere reden is verwijderd, al of niet onbewoonbaar zijn verklaard. De heer Huurman voegt spreker toe, dat deze lijst in de stukken heeft gestaan, maar spreker meent, dat zij niet compleet is. Spreker vraagt, of er reeds, zooals in het voornemen lag, eenheid is gebracht in de verlengingstermijnen van de be woning van onbewoonbaar verklaarde woningen. De Voorzitter antwoordt, dat, wat de woningtelling betreft, er meer gegevens worden verzameld dan aanvankelijk in de bedoeling lag, waardoor het publiceeren van het. resultaat iets wordt vertraagd. Wat voorts den bouw van woningen ter vervanging van krotwoningen betreft, er is reeds een plan tot den bouw van 40 woningen in voorbereiding en bij de Regeering aanhangig gemaakt. Spreker begrijpt overigens niet, waarom het gemeentebestuur hier altijd in dezen in gebreke moet worden gesteld. In vergelijking met andere ge- meeriten als bijv. Amsterdam en Leeuwarden, waar men eerst onlangs aan de oribewoonbaarverklaring van krotten is begonnen, heeft men hier in zake de krottenopruiming reeds veel gedaan. De heer Dubbeldeman zegt, dat de Voorzitter niet moet overdrijven. Hier en daar is een krot afgebroken, maar het is een schande, dat eigendommen van de gemeente, zooals bijv. op de Lammermarkt, nog bewoond worden. De Voorzitter zegt, dat dit menschen zijn, die geen huur betalen en die de gemeente daar maar laat wonendie men schen willen geen behoorlijke woning. De heeren willen alles maar onmiddellijk in orde hebben. Er is echter slechts een zeer klein percentage woningen, dat inderdaad onbewoon baar is. De heer Witmans zegt, dat de woningtelling eerst binnen drie maanden gereed zou zijn. Nu wordt het wel hoe langer hoe mooier gemaakt, 't is nu bijna zes maanden, het heeft zoo ook geen practisch nut meer naar spreker geloofthet resultaat, wanneer het bekend zal zijn, is dan verouderd. Bouw- en Woningtoezicht traineert veel te veel; Burge meester en V\ ethouders moeten er achterheen zitten. De heer van Stralen heeft op de agenda van deze ver gadering gemist het in de vorige zitting aangehouden voor stel in zake de vaststelling van een tarief van bijdragen wegens ziekenhuisverpleging vanwege de gemeente. Spreker acht deze zaak, waarvan de Raad op de hoogte is, van te groot belang om haar verder uit te stellen. Sprekers fractie is van oordeel, nu er mede door het voor stel van enkele Katholieke leden kans op een gunstiger tarief bestaat, dat met deze zaak spoed moet worden betracht en dat zij nog deze maand door den Raad moet worden behandeld. Zouden Burgemeester en Wethouders een dergelijke toezeg ging niet willen doen, dan zal sprekers fractie overwegen het aanvragen van een vergadering voor dit doel. De Voorzitter zegt, dat men in de vorige vergadering, toen het door den heer van Stralen bedoeld voorstel aan de orde was, wellicht heeft gedacht, dat wijziging van de in art. 7 bedoelde inkomengrenzen geen verdere gevolgen zou hebben. Bij nadere beschouwing evenwel zal men tot het inzicht komen, dat men, de inkomengrenzen vaststellende, tevens, zulks in verband met het bepaalde in de artikelen 3 en 4, bepaalt, welke personen voor verpleging ten laste van de gemeente in aanmerking komen. De ingediende amendementen, strekkende om door verhooging van die inkomengrenzen de kosten voor de verpleegden geringer te maken, hebben dus bovendien tot gevolg, dat de kring van personen, die voor verpleging ten laste van de gemeente in aanmerking komen, wordt uitgebreid, hetgeen geenszins de bedoeling van Bur gemeester en Wethouders was, omdat hun niet is geblek en, dat in dit opzicht de grens te nauw was getrokken. Het is dus gewenscht, dat het College omtrent deze amendementen, o. m. omtrent hunne financieeële gevolgen, praeadvies uitbrengt en dat de Raad daarvan op zijn gemak kennis neemt. Aan gezien het voorts aanbeveling verdient, dat de zaak in een zoo voltallig mogelijke vergadering wordt behandeld, is het College voornemens haar in September opnieuw aan de orde te stellen. Mochten de heer van Stralen en zijne partijgenooten een voorstel indienen, om haar eerder te behandelen, dan geeft spreker bij voorbaat in overweging dit niet aan te nemen. De heer van Stralen kan niet aannemen, dat die quaestie door zijn voorstel zoo geheel gewijzigd zou worden. Burge meester en Wethouders hebben een behoorlijken tijd gehad om die zaak onder de oogen te zien, wijl de proef reeds 2J jaar werkt. Sprekers voorstel brengt slechts de maximum-inkomengrens van 2600.op 2800.en heeft niet de consequentie's, die de Voorzitter op het, oogenblik meent. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders mis schien beter hadden gedaan niet metdit voorstel te komen,indien dat van den heer van Stralen werd aangenomen. Men zal dan wellicht wegens de meerdere gratis verpleging meer uitgeven dan men aan den anderen kant aan bijdragen ontvangt. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Buiten de agenda om werd nog behandeld een verzoek van de zwemvereeniging »de Zijl" tot het verleenen van een bijdrage in de kosten van een door haar te houden zwem feest. (pag. 71). Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 15