47 een zoodanig jaarlijksch bedrag, dat het kapitaal besteed voor de door Leiden ingevolge artikel 4, tweede lid, voor Noord wijk verder te maken hoogspanningsstations of uitbrei dingen van het hoogspanningsnet, met de rente daarvan, alsmede 1 voor bediening en onderhoud, op 31 December 1955 geheel zullen zijn afbetaald. Zoodra Leiden aan een kabel, welke als uitbreiding van het oorspronkelijke net voor Noordwijk dienst doet, volgens artikel 2 van deze overeenkomst zelf een of meer electri- citeitsafnemers aansluit, zal het door Noordwijk jaarlijks te betalen bedrag voor dezen kabel naar billijkheid worden verminderd. b. Per KW. van het maximaal in een kalenderjaar opge treden vermogen voor de eerste 50 KW.110.per KW. per jaar tweede 50 n 100. derde 50 90.— J? vierde 50 80. verdere 70— c. Per verbruikte K.W. Uur: 3 cent. d. Per verlies-K.W. Uur: 2 Onder verlies-K.W.Uren worden verstaan die K.W.U., welke verloren gaan bij de voortgeleiding in het hoogspanningsnet en bij de omzetting der energie in de transformatoren. Dit aantal verlies-K.W.U. zal worden gerekend te be dragen: 1 van het totaal voor Noordwijk geïnstalleerde trans formatorvermogen in K. Y. A., vermenigvuldigd met het aantal uren, dat dit vermogen in bedrijf is geweest, be nevens 2% van de door Noordwijk afgenomen hoeveelheid stroom in K.W.U. 2. Yoor de berekening van het sub b verschuldigde zal gelden de som van de K.W.-maxima in de verschillende stations gedurende de speruren aangewezen; echter zal gelden de som van de K.W.-maxima in de verschillende stations buiten de speruren aangewezen voor het geval, dat deze som grooter is dan de som van de maxima in de speruren Yoor de berekening van het sub c verschuldigde zal gelden de som van de K.W.U.-aanwijzingen. Als K.W.- resp. K.W.U.-aanwijzingen, hiervoren bedoeld, zullen gelden alle aanwijzingen van de volgens art. 10 te plaatsen meters aan de laagspanningszijde van de trans formatoren in de hoogspanningsstations, dienende voor de stroomlevering aan Noordwijk. Onder „speruren" worden verstaan de uren gedurende welke volgens de Leidsche Blectriciteitsverordening in de maanden Januari, Februari, Maart, October, November en December van elk kalenderjaar het normaaltarief geldt. Artikel 9. Dunrtetoeslag. 1. De in artikel 8, sub c en d, genoemde stroomprij zen gelden onveranderd, indien de kolenprijs niet lager dan 8,50 en niet liooger dan 10,50 per 1000 K.G. is. 2. Is de kolenprijs lager of hooger, dan wordt bij een kolenprijs beneden 24,50 per ton de prijs per K. W. U. verlaagd of verhoogd met 0,02 cent voor iedere volle tien cent, die de kolenprijs van 9,50 verschilt. Stijgt de kolenprijs boven 24,50 per ton, dan wordt de prijs per K.W.U. verhoogd met 3 cent, benevens met 0,15 cent voor iedere volle tien cent, die de kolenprijs meer bedraagt dan ƒ24,50 per ton. 3. Onder den kolenprijs in eenig kalenderjaar wordt hier verstaan de gemiddelde prijs, dien de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden in dat jaar per 1000 K.G. gaskolen met een calorische benedenwaarde (stook- waarde) van ten minste 7300 cal. betalen, berekend gelost op het terrein dezer fabrieken. Is de stookwaarde minder, dan zal naar billijkheid een verhooging moeten plaats vinden van den betaalden prijs. 4. Voor de maandelijksche berekening van het stroom verbruik wordt telkenmale een kolenprijs zoo juist mogelijk vastgesteld. De juiste berekening en verrekening heeft plaats na afloop van het betreffende kalenderjaar. 5. Zoodra door maatregelen van Overheidswege genomen, de prijs van gaskolen, geleverd aan Gasfabrieken, niet meer in een juiste verhouding staat tot den prijs van de overige kolensoorten, geleverd aan de Industrie, zal de prijs van prima stoomkolen (Nootjes IV), berekend gelost op het terrein der Stedelijke Fabrieken van Gas en Elec triciteit als kolenprijs gelden. Voor lossingskosten wordt berekend 50 cent per 3000 K.G. Artikel 10. Meters. 1. In de in artikel 4 genoemde hoogspanningsstations wordt ten behoeve van de meting van de electrische energie door elk der partijen een K. W. U.-meter, met afzonderlijke maximaal-aanwijzing gedurende de speruren en buiten de speruren van deugdelijk fabrikaat, aangebracht. 2. De gemiddelde waarde van de aflezingen van deze beide meters zal als grondslag voor de berekening van het stroomverbruik worden aangenomen. 3. De maximaal-aanwijzers zullen zoodanig zijn ingericht, dat zij de hoogste gemiddelde belasting over perioden van 15 minuten aanwijzen. 4. Aanwijzingen van bewezen kortsluitingen worden niet als maximum-vermogen in rekening gebracht. Artikel 11. Verschil in aanwijzing der meters. 1. Bij een verschil van meer dan 6 tusschen de aan wijzingen van een der door Leiden geplaatste meters en den door Noordwijk op te stellen controle-meter, kunnen op aanvrage van een der partijen beide meters worden gëijkt in een door beide partijen als bevoegd erkende inrichting. 2. De kosten van deze ijking zullen worden gedragen door die partij, van welke de opgestelde meter de grootste mis wijzing vertoonde. 3. Voor den tijd, gedurende welken de aanwijzingen onjuist zijn, wordt het verbruik door de correctie van de meter aanwijzingen bepaald. Indien zulks niet mogelijk is, wordt het verbruik in gemeenschappelijk overleg geschat, waarbij rekening zal worden gehouden met de vroegere juiste aan wijzingen. Artikel 12. Meteraflezing Verrekening. 1. De opneming van het electriciteitsverbruik van Noordwijk geschiedt maandelijks door een door den Directeur der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden aan te wijzen persoon, ten overstaan van een beambte van Noordwijk. 2. De rekening voor het volgens artikel 8, sub a, b, c, d en artikel 9 verschuldigde zal per maand worden ingediend. Noordwijk verbindt zich deze binnen 14 dagen te betalen. 3. Voor de berekening van het per maand verschuldigde ingevolge artikel 8, sub b, wordt voorloopig gerekend met het maximum-vermogen, dat gedurende het voorgaande kalenderjaar is opgetreden. Aan het einde van een kalender jaar vindt in verband met het werkelijk opgetreden maximum vermogen verrekening van het ingevolge het vorige lid te weinig of te veel betaalde plaats. Artikel 13. Toegang tot gebouwen. Ter controleering van de naleving dezer overeenkomst en voor den goeden gang der exploitatie, zullen de Directeur der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden, zoomede de door hem aan te wijzen ambtenaren te allen tijde toegang hebben tot alle gebouwen, dienende voor de electriciteitsvoorziening van Noordwijk. Artikel 14. Electriciteits verordening. De stroomlevering door Leiden aan Noordwijk geschiedt verder volgens de bepalingen van de Electriciteitsverordening van Leiden, zooals deze thans luidt of nader mocht worden vastgesteld, alles voor zoover deze bepalingen toepasselijk zijn en voor zoover daarvan niet bij deze overeenkomst uitdrukkelijk wordt afgeweken. Artikel 15. Eindigen der overeenkomst. 1. Deze overeenkomst eindigt na afloop van den in artikel 1 genoemden termijn (31 December 1940)zij wordt telkenmale stilzwijgend met vijf jaren verlengd, tenzij een der partijen drie jaren vóór het einde van dien termijn of van een vijf jarigen verlengingstermijn deze overeenkomst schriftelijk opzegt. 2. Leiden is tevens bevoegd deze overeenkomst te doen eindigen, indien de Provincie Zuid-Holland van haar recht tot geheele of gedeeltelijke naasting van de voor Noordwijk dienende hoogspanningslijnen gebruik maakt. 3. Bij het eindigen van deze overeenkomst op de wijze als bedoeld in het tweede lid van dit artikel vóór 31 December 1955, blijft Noordwijk niettemin verplicht tot 31 December 1955 jaarlijks een bedrag als bedoeld in artikel 8, sub a, aan Leiden te voldoen, met dien verstande, dat dit kan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 16