41
commissie te dezer stede kan zich met de voorgenomen
uitbreiding vereenigen.
Mitsdien geven wij U in overweging om, onder intrekking
van Uw besluit van 17 Maart 1924 (Ingek. Stukken No 77)
voor zooveel dit het maken van 22 putten c.a. betrof, goed te
keuren, dat de Leidsche Duinwater Maatschappij hare prise
d'eau onder de gemeente Wassenaar uitbreidt door het maken
van 32 nieuwe putten, in voege als op de overgelegde
situatieteekening is aangegeven, zulks onder de gebruikelijke
voorwaarde, dat de Commissaris der gemeente bij de Leidsche
Duinwater Maatschappij bevoegd zij zich in de uitoefening
van zijri toezicht op de uitvoering der werken te doen ver
tegenwoordigen door den Directeur der Gemeentewerken,
met dien verstande, dat op- of aanmerkingen slechts door
tusschenkomst van den Commissaris bij de Directie der
Maatschappij zullen worden aangebracht.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Baad van de gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de Leidsche
Duinwater Maatschappij, gevestigd te Leiden
dat bij Eaadsbesluit van 29 September 1924 gunstig werd
beschikt op haar request van 1 Juli 1924 om de prise d'eau
onder de gemeente Wassenaar uit te breiden met 21 putten
dat deze uitbreiding zich aansloot aan de bestaande reeks
van 22 putten, waarvoor Uw Baad bij besluit van 20 Juli
1921 vergunning verleende;
dat zij het met het oog op het toenemend waterverbruik
thans noodig oordeelt het aantal putten opnieuw met 32
uit te breiden
dat de bedoeling is deze te plaatsen in de Zuid Ooste
lijke zijde van Groot-Berkheide, gemeente Wassenaar.
Bedenen waarom requestrant zich tot Uwen Baad wendt
met het eerbiedig verzoek haar de volgens art. 3 van het
compromis van 2 Augustus 1894 voor de uitvoering dezer
werkzaamheden vereischte vergunning te willen verleenen.
't Welk doende enz.
De Leidsche Duinwater Maatschappij,
Ch. van Spall, Dir.
Leiden 23 Februari 1926.
N°. 84. Leiden, 12 April 1926.
De eigenaar van het perceel Pieter de la Courtstraat
No. 35, hoek Narcissenstraat, heeft ons verzocht een ge
deelte gemeentegrond ter grootte van 7 M2., op de over
gelegde kaart blauw gekleurd, bij zijn perceel te mogen
voegen, ten einde de thans over het trottoir aldaar uit
stekende schutting volgens de op de teekening in rood
aangegeven lijn te kunnen plaatsen. Daartegenover is hij
bereid aan de gemeente af te staan den op de kaart in
roode kleur aangeduiden grond, die thans reeds deel van
den openbaren weg uitmaakt.
Door deze grondruiling zal de toestand ter plaatse inder
daad verbeteren; de openbare weg toch wordt dan geheel
gemeentelijk eigendom, terwijl de grond achter de te her
plaatsen schutting geheel particulier eigendom wordt.
Vermits de gemeente ten gevolge van deze transactie
meer grond 20 M2.) ontvangt, dan zij afstaat 7 M2.),
zijn er termen aanwezig, om in dit bijzonder geval de kosten
van de ruiling voor rekening van de gemeente te nemen.
Overeenkomstig het gevoelen van de Commissie van
Fabricage geven wij U mitsdien in overweging te besluiten
tot ruiling, met M. Splinter Gzn., van den aan de gemeente
toebehoorenden grond aan de Narcissenstraat, groot onge
veer 7 M2., op de overgelegde teekening in blauwe kleur
aangegeven, tegen den grond, deel uitmakende van het
perceel, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie M
No. 3355, groot 20 M2., op de teekening met roode
kleur aangeduid, zulks onder bepaling, dat de kosten, op
deze ruiling vallende, voor rekening van de gemeente
zullen komen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 85. Leiden, 12 April 1926.
In nevensgaand adres dringt de afdeeling Leiden van den
Centralen Bond van Transportarbeiders aan op vermeerdering
van het aantal dagen, gedurende welke aan losse transport
arbeiders, die van hun werkloozenkas zij ti uitgetrokken, van
gemeentewege crisisuitkeering wordt verstrekt.
Hoewel het treffen van regelingen in deze in handen van
ons College is gelegd en het adres derhalve door ons dient
te worden afgedaan, zijn wij gaarne bereid Uwe Vergadering
in kennis te stellen met het standpunt, dat door ons College
ten opzichte van het in het adres gevraagde wordt inge
nomen, alsook met de motieven, welke ons daartoe hebben
geleid.
Zooals U bekend is en in het adres wordt aangehaald,
werd door ons College verleden jaar besloten de crisisuit
keering aan uitgetrokken losse transportarbeiders te beperken
tot 36 dagen per jaar en wel 15 dagen in de eerste helft
van het jaar en 21 dagen in de tweede helft. Het treffen
van eene aparte regeling ten opzichte van de transport
arbeiders, bestaande in beperking van het aantal steun-
dagen, is zoo rationeel, dat wij daarop hier niet nader
behoeven in te gaan. Omtrent de noodzakelijkheid van eene
dergelijke beperking is men het vrijwel eens en in het adres
wordt dan ook niet aangedrongen op eene onbeperkte steun-
verleening, doch enkel op verlenging van den termijn,
waarover de crisisuitkeering wordt verleend.
De vraag behoeft dus slechts onder oogen te worden
gezien, of er termen zijn, om tot die verlenging over te gaan.
Het komt ons voor, dat dit geenszins het geval is. Uit
het door de subcommissie voor de steunverleening over
gelegde rapport van den Directeur van den gemeentelijken
dienst voor Sociale Zaken, hetwelk in de Leeskamer ter
visie ligt, blijkt ten duidelijkste, dat van eene verslechtering
van den toestand in het transportbedrijf geen sprake is,
integendeel, dat die toestand in de laatste tijden belangrijk
is verbeterd. De gegevens van de afdeeling „arbeidsbemid
deling" van den dienst voor sociale zaken toonen aan,
dat de werkloosheid tot zeer geringe proportiën is terug
gedrongen en dat in het bijzonder in het bouwbedrijf, dat
ten nauwste samenhangt met het bedrijf der losse transport
arbeiders, een groote levendigheid heerscht, tengevolge
waarvan zoo goed als geen schilders of metselaars werk
loos zijn.
Het zal U niet verwonderen, dat er in deze omstandig
heden voor ons geen enkele aanleiding is, om den wensch
van adressante in te willigen en dat wij derhalve op een
tot ons College gericht verzoek van den Leidschen Bestuur-
dersbond van dezelfde strekking bereids afwijzend hebben
beschikt.
Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging het
adres van de afdeeling Leiden van den Centralen Bond
van Transportarbeiders te stellen in handen van ons College
ter afdoening.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Baad der gemeente Leiden.
Edelachtbare Dames en Heeren.
Het bestuur van de afdeeling Leiden van den Centralen
Bond van Transportarbeiders acht het dringend noodig Uw
College op de hoogte te stellen met de ongunstige toestand
in het Transportbedrijf, tengevolge waarvan de werkloos
heid onder de transportarbeiders groot is.
Het vorig jaar is door Burgemeester en Wethouders een
steunregeling voor losse transportarbeiders ingevoerd, die
zeer ongunstig afwijkt van de steunregeling welke voor de
overige werklooze arbeiders bestaat.
Terwijl voor andere van hun kas uitgetrokken werkloozen
de gemeentelijke steunregeling gedurende het geheele jaar
van kracht blijft, krijgen de uitgetrokken losse transport
arbeiders slechts ondersteuning over 15 dagen in het le en
21 dagen in het 2e halfjaar.
Op dit oogenblik zijn van onze afdeeling reeds 31 losse
transportarbeiders reglementair uitgetrokken van de werk
loozenkas en hebben van dezen reeds 18 de 15 dagen ge
meentelijke steun ontvangen. Wanneer geen wijziging in de
bestaande ondersteuningsbepalingen wordt aangebracht,
zullen de gezinnen van een aantal werklooze transport
arbeiders in de eerstvolgende maanden aan nijpend gebrek
zijn overgeleverd.
De transportarbeiders zijn ook mensehen. Ook zij hebben
evenals anderen gezinnen te onderhouden. Ook zij meenen
dus aanspraak te mogen maken op de hulp der overheid,
wanneer zij door gebrek aan werkgelegenheid niet zelf in
het onderhoud van hun gezin kunnen voorzien.
Het bestuur van onze afdeeling acht het dringend noodig
dat aan de onhoudbare toestand, waarbij een aantal van
haar leden die behoefte hebben aan ondersteuning daarvan
verstoken blijven, een eind worde gemaakt.
Zij doet daarom een dringend beroep op Uw College tot