MAANDAG 22 FEBRUARI 1926.
verplichting, te verleenen aan huwende onderwijzeressen eervol
ontslag het woordje »eervol" is in het voorstel van Burge
meester en Wethouders vergeten te verleenen; het auto
matisch ontslag is dan vervallen.
De heer Verweij betreurt, dat tijdens de rede van mevrouw
van Itallie de belangstelling bij de rechterzijde zoek was en,
voor zoover zij er was, zich op minder hoffelijke wijze uitte;
de Voorzitter moge opmerken, dat spreker en zijn partij-
genooten voortdurend hebben zitten praten, zij hebben zich
althans van onbehoorlijke interruptie's onthouden. Dit voorstel,
waarbij de huwende onderwijzeres in een uitzonderingspositie
wordt geplaatst, is wel eenige aandacht van den Raad waard.
De stelling van het College, dat de vrouw zonder meer in
het gezin behoort, is buitengewoon inconsequent, want er zijn
tallooze gehuwde vrouwen, die buitenshuis moeten gaan
werken, hetzij omdat de man werkloos is of omdat diens
verdiensten onvoldoende zijn om zijn gezin te onderhouden.
En als het College op dit standpunt staat, waarom oefent
dan vaak het Burgerlijk Armbestuur op de vrouwen der onder
steunden aandrang uit om werkhuizen te zoeken, teneinde
het gezinsinkomen te vermeerderen? Dat is toch wel een
groote inconsequentie.
Burgemeester en Wethouders stellen het voorts voor, alsof
het regel is, dat de huwende onderwijzeres in dienst blijft;
regel is echter, dat zij haar ontslag neemt om haar taak in
het gezin op te kunnen vatten. En wanneer eens een onder
wijzeres in dienst blijft, dan behoeft dit nog niet te geschieden
uilsluitend ter wille van het dubbele inkomen; er is ook nog
wel idealisme, de roeping om zich aan het eenmaal gekozen
beroep te blijven wijden.
Het argument van de werkverschaffing had beter achter
wege kunnen blijven. Door de groote vermeerdering van het
aantal leerlingen per klas zijn tientallen van onderwijzers
ontslagen. Het gaat toch niet aan om deze verslechtering van
het onderwijs te gebruiken om een andere door te voeren
Ook met de salarispolitiek hangt deze kwestie nauw samen.
Zijn de onderwijzerssalarissen behoorlijk, dan zal het aantal
onderwijzeressen, dat na huwelijk in dienst blijft, nog veel
geringer worden dan het al is. Is het tegendeel het geval,
dan zullen zij genoodzaakt worden bij het onderwijs te blijven.
Bovendien verspelen de onderwijzeressen, die op grond van
deze verordening worden ontslagen, de door haar gestorte pen
sioensbijdragen de wet toch laat niet toe die terug te betalen.
Voorts kunnen er tal van andere practische bezwaren
bestaan, als werkloosheid of lichamelijke hulpbehoevendheid
van den man, onderhoudsplicht van ouders enz., die de onder
wijzeres kunnen noodzaken in dienst te blij vendaarvoor mag
men niet blind zijn.
Met het geven van ontslag aan een goede onderwijskracht,
alleen op grond van het aangaan van een huwelijk, is het
onderwijs niet gebaat. Men geve alleen bij ongeschiktheid of
plichtsverzaking ongevraagd ontslag.
Spreker is geen extremist op het gebied van het feminisme,
maar, afgezien van de gelijkstelling tusschen man en vrouw,
maken politieke, onderwijskundige en practische bezwaren
aanneming van dit voorstel ongewenscht.
De heer Witmans zegt, dat alleen ongeschiktheid voor het
ambt aanleiding mag zijn tot ongevraagd ontslag uit den
dienst der overheid zoowel van man als van vrouw, doch
niet het aangaan van een huwelijk. De onderwijzeres ver
keert evenwel in een zeer bijzondere positie. Terwijl toch
een vrouwelijke sollicitant voor een burgerlijke betrekking
zich kan neerleggen bij de voorwaarde van ontslag bij huwelijk,
de onderwijzeres niet, deze heeft examen gedaan, baar akte
behaald en daarmede de bevoegdheid gekregen om onderwijs
te geven, welke door geen macht ter wereld haar kan worden
ontnomen.
Het argument van het dubbele inkomen gaat niet op; men
tolereert hier wel, dat echtgenooten van gemeente-ambte
naren er een winkel op nahouden, zoodat die gezinnen ook
een dubbel inkomen hebben, üok heeft spreker bezwaar
tegen de bepaling, dat aan onderwijzers en onderwijzeressen
bij het bereiken van den 65-jarigen leeftijd ontslag wordt
verleend, tenzij er redenen zijn om het ontslag op te schorten.
Evenals de Inspecteur vreest spreker, dat deze uitzonderings
bepaling aanleiding zal kunnen geven tot excessen.
Spreker hoopt, dat, wanneer de samenstelling van den Raad
nog eens verandert, deze verordening, die wel zal worden
aangenomen, met bekwamen spoed zal worden ingetrokken.
De heer Eerdmans is het met de uitlating van den Voor
zitter van hedenmiddag eens, dat de Raad met stemmen
over dit voorstel had kunnen volstaan, omdat het toch een
politieke kwestie is, maar hij wil er dan toch zijn spijt over
uitdrukken, dat het College met een dergelijk politiek voor
stel is gekomen, een voorstel, dat het gemeentebelang niet
eischt, doch nu eenmaal bij rechts in de lucht schijnt te
zitten. Het heeft spreker bevreemd, dat, terwijl de Lager-
Onderwijs-wet ten deze vrijheid laat, Burgemeester en Wet
houders, eenvoudig omdat het College in meerderheid rechts
is, ingaan op hetgeen in het parlement bovendrijft. Een der
gelijke inschikkelijkheid van het, College jegens de in het land
bovendrijvende richting acbt hij weinig gelukkig.
De heer Oostdam wijst op de, ook ter gehouden »protest-
vergadering" gebleken, geringe belangstelling, welke voor
dit vraagstuk bestaat; het laat de groote massa koud.
Spreker heeft slechts één argument gehoord, dat zou kunnen
schijnen in te slaan, n.l. dat er zoo vele gehuwde vrouwen
buitenshuis moeten werken. Dit is helaas waar, doch het
bewijst juist, hoe hoogst noodzakelijk het is, dat de overheid
ingrijpt en de zeden des volks in de goede richting tracht
te leiden. Er wordt hier slechts een kleine stap in die richting
gedaan en het spijt spreker dan ook, dat de verordening niet
voor alle huwende onderwijzeressen geldt, doch alleen voor
haar, die beneden de 45-jaar huwen.
Het is jammer, dat de wet niet deze zaak, zooals het ambu-
lantisme, uniform voor hetgeheele land heeft geregeld. Debatten
daarover in de gemeenteraden waren dan niet noodig, hoewel
dit geen reden is om niet toe te juichen, dat Burgemeester
en Wethouders deze leemte in de wet voor Leiden trachten
aan te vullen.
Mevrouw van Itallie zegt, dat men, zooals in Utrecht, beter
doet bij gebleken ongeschiktheid ontslag te geven. Dit is
evenwel bij overheidsbetrekkingen, in tegenstelling met het
particuliere bedrijf, heel moeilijk. Om gevoeligheden en onrecht
vaardigheden te vermijden, is het stellen van een algemeenen
regel het beste.
Het belang van het onderwijs eischt, dat de huwende
onderwijzeres de school verlaat; langdurige verloven bij
zwangerschap storen den goeden gang van het onderwijs
aanmerkelijk. En al mogen daardoor voor het onderwijs goede
krachten verloren gaan, welnu, die zullen ook wel schuilen
onder de tallooze onderwijzers en onderwijzeressen zonder
emplooi.
De heer Verweij noemt allerlei bijzondere en abnormale
omstandigheden, welke zouden pleiten tegen het verleenen
van het ontslag bij huwelijk. Als men een algemeenen regel
stelt, kan men zich echter daarmede niet ophouden; ook in
het particuliere leven doet men zulks niet en het zou dus
onrechtvaardig zijn het hier te doen.
Mevrouw van itallie dringt er op aan, vertrouwen te stellen
in de vrouw, die immers bij huwelijk, door de natuur ge
dreven, vaak uit zich zelf ontslag neemt. Spreker wil dan de
natuur een handje helpen en de vrouwen, die tegen de stem
der natuur handelen, omdat zij gaarne een dubbel inkomen
hebben, er toe brengen eveneens daarnaar te luisteren.
Voorts gelooft spreker niet, dat men er in onderwijskringen
zoo licht toe zal overgaan, buitenechtelijk te gaan samenwonen.
Den heer Witmans wijst hij er ten slotte op, dat aan
niemand een verkregen bevoegdheid wordt ontnomen. Uit de
vele bevoegden kiest men alleen degenen, die niet een dubbel
inkomen zullen genieten; dit is een eisch van sociale recht
vaardigheid.
De heer Zuidema acht principiëele beschouwingen onnoodig,
mede omdat de zaak hier in hoofdzaak van den practischen
kant is bekeken.
De rechtsonzekerheid, welke Mevrouw van Itallie vreest,
zal in veel sterker mate bestaan bij aanneming van haar
amendement, dan bij die van het voorstel van Burgemeester
en Wethouders; wordt deze verordening aangenomen, dan
weet iedere onderwijzeres vooruit, waaraan zij bij een huwelijk
toe is.
Principieel is de zaak eigenlijk reeds beslist in de verorde
ning, regelende den rechtstoestand der ambtenaren en nimmer
heeft spreker den indruk gekregen, dat het verleenen van
ontslag bij huwelijk ooit als een onrecht is beschouwd; nooit
is dit punt, zelfs niet bij de begrooting, door eenig Raadslid
aangeroerd.
Aangezien thans zoowel bij Rijk als gemeente de huwende
ambtenaressen worden ontslagen, is er geen sprake van, dat
de onderwijzeres in een uitzonderingspositie komt te ver-
keeren; integendeel, zij vormt thans een uitzondering op den
algemeenen regel. Dit zou alleen met aan het belang van
het onderwijs of van de gemeente ontleende argumenten ver
dedigbaar zijn, maar zulke argumenten zijn noch hier, noch
in de gehouden protestvergadering, aangevoerd.
Het tegendeel is wel aan te toonen. De statistieken leeren
onwederlegbaar, dat het verzuim van de gehuwde onder
wijzeres veel grooter is dan van het overige onderwijzers
personeel. Men moge nu zeggen, dat vervanging zeer goed
mogelijk is, men behoeft geen deskundige te wezen om te
begrijpen, dat veelvuldige vervanging niet in het belang van
het onderwijs is. Maar verder is er nog een andere schade
voor het onderwijs. Van een onderwijzeres wordt verwacht,