30 MAANDAG 22 FEBRUARI 1926. Artikel i wordt met 16 tegen 15 stemmen aangenomen. Vóór stemmen de heeren: Heemskerk, Sanders, Meijnen, Bergers, Zuidema, Oostdam, Wilbrink, Huurman, van der Reijden, Splinter, Wilmer, van Rosmalen, Eikerbout, Coster, Spendel en Deumer. Tegen stemmen de heeren Verweij, Eerdmans, Wilmans, Kooistra, Reimeringer, van Stralen, Sijtsma, van Hamel, Baart, Knuttel, Groeneveld, van Eek, de dames van Itallie van Embden en Dietrichde Rooij en de heer Schüller. Het eerste lid van artikel 2 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Het tweede lid, op verzoek van den heer Witmans in stemming gebracht, wordt met 26 tegen 5 stemmen aan genomen. Vóór stemmen: de heeren Heemskerk, Verweij, Eerdmans, Reimeringer, Sanders, Meijnen, Bergers, Zuidema, Oostdam, Wilbrink, Huurman, Sijtsma, van der Reijden, Splinter, van Hamel, Wilmer, Baart, van Rosmalen, Knuttel, Groeneveld, Eikerbout, van Eek, Coster, Spendel, mevrouw van Itallie van Embden en de heer Deumer. Tegen stemmen: de heeien Witmans, Kooistra, van Stralen, mevrouw Dietrichde Rooij en de heer Schüller. Artikel 3 wordt vervolgens zonder beraadslaging of hoofde lijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. Vervolgens is aan de orde XXVII. Voorstel: a. om de aan de gemeente verschuldigde annuïteiten voor een 6-tal premiebouwplannen, vanaf 1 April 1926 te berekenen, met inachtneming van een rentevoet van 5 b. om Burgemeester en Wethouders te machtigen ter uit voering van het sub a genoemd besluit het noodige te verrichter) c. tot vaststelling van den desbetreffenden begrootingsstaat. (Zie Ing. St. Nis. 38 en 39). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXVIII. Voorstel in zake de goedkeuring van eenige door Burgemeester en Wethouders genomen maatregelen in ver band met de arbitrale uitspraak in het geschil tusschen de vereeniging »Tuinstadwijk" en de aannemers van haar eerste bouwplan. (Zie Ing. St. No. 56.) Nadat de Voorzitter heeft medegedeeld, dat de aange vraagde gelden inmiddels door den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid zijn toegestaan, wordt zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De Voorzitter stelt alsnu spoedeischend aan de orde een voorstel van Burgemeester en Wethouders, zulks in verband met de op 1 Maart a. s. op te nemen leening, welk bedrag de gemeente niet dadelijk geheel noodig heeft en daarom voor belegging in aanmerking komt, om Volgnr. 691 «Terug ontvangst van tijdelijk belegd kasgeld" en Volgn.742: Tijde lijke belegging van kasgeld" van de begrooting, dienst 1926, beide met 1.000.000.— te verhoogen. Nadat zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot dadelijke behandeling is besloten en nadat de heer Huurman heeft medegedeeld, dat de Commissie van Financiën tegen de voorgestelde begrootingswijziging geen bezwaar heeft, wordt eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De Voorzitter vraagt, ot iemand nog iets in het belang van de gemeente in het midden te brengen heeft. De heer van Eck vraagt, of er een bijzondere reden is, dat het verslag van de Raadszitting van 25 Januari j.l. nog niet is verschenen; aangezien spreker zijn stenogram eerst laatst leden Vrijdag heeft gekregen, kan het aan de Raadsleden niet liggen. De Voorzitter antwoordt, dat dit het gevolg is van een ten Stadhuize genomen proef tot verkorting van het verslag, waarmede men bezuiniging op de drukkosten hoopt te bereiken. De heer van Eck acht dit niet in overeenstemming met den wil van den Raad, die indertijd de wenschelijkheid heeft uit gesproken, dat het verslag niet verder zou worden verkort dan reeds toen het geval was. De Voorzitter antwoordt, dat het verslag tot dusverre nog te weinig werd bekort; althans het door hem gesprokene werd vaak stenografisch in plaats van steno-analytisch weer gegeven. De thans genomen proef is een bezuinigingsmaatregel, waarvan men de resultaten behoort af te wachten. De heer Schüller zegt, dat in zijn stenogram van de vorige vergadering aan sommige punten, welke hij van belang achtte, geen aandacht was geschonken. Het blijkt nu, dat dit niet aan de stenografen heelt gelegen, doch een gevolg is van de ten Stadhuize plaats hebbende verkorting. Brengt men op het Stadhuis wijziging in den door de stenografen weergegeven kern van het verhandelde, dan is daarvan het gevolg, dat de Raadsleden toch weder gaan bijschrijven, hetgeen naar hunne meening in het verslag moet worden opgenomen, wat spreker dan ook gedaan heeft. Bovendien is hier van bezuiniging geen sprake, omdat de ambtenaren op het Stadhuis, die dat werk doen, ook betaald moeten worden. Spreker acht deze wijze van verkorting dan ook niet wenschelijk. De Voorzitter wijst er op, dat te Amsterdam een verkort verslag is ingevoerd in den geest als de Tweede Kamer het vroeger had. Alle, leden nemen daar ermede genoegen, dat hun niets ter correctie wordt toegezonden. Bovendien hebben de leden hier hun stenogram kunnen aanvullen, zooals zij wilden. Zooals gezegd, het gaat hier om een proef tot bezuiniging, ?doch deze zal mislukken, indien alle leden er op staan hun gulden woorden onverkort in het verslag te doen opnemen. De heer Groeneveld zegt, dat het hem is opgevallen, dat men in zijn stenogram twee velletjes tot één had samenge trokken, waardoor datgene, waarop het aankwam, was ge schrapt. Hij heeft dat er weer moeten bijschrijven. Hij gevoelt geen lust om den dienst der stenografen over te nemen. De Voorzitter maakt zich steik, dat de meeste Raadsleden tegen verdere verkorting van het verslag geen bezwaar zullen hebben; de enkele leden, die het door hen gesprokene uit voeriger opgenomen willen hebben, kunnen dat gedaan krijgen. De heer Groeneveld wijst er op, dat de hoek Hoogewoerd Korevaarstraat reeds eenige jaren wordt ontsierd, doordat aldaar een aantal huizen is afgebroken, en vraagt, hoe lang die toestand bestendigd zal blijven; het is nu bijna een jaar geleden, dat het stuk grond door de gemeente is verkocht en nog steeds ligt het braak. Voorts vraagt spreker, of spoedig zal worden overgegaan tot den aanleg van het park op het terrein vóór het voor malig Militair Hospitaal. Daarmede dient zooveel spoed te worden betracht, dat het nog dezen zomer in gebruik kan worden genomen. De Voorzitter antwoordt, dat met den aanleg van het wandelpark de grootst mogelijke spoed wordt betracht en dat met de bebouwing van het terrein Hoogewoerd, hoek Kore vaarstraat wel spoedig een aanvang zal worden gemaakt. Niemand meer het woord vei langende, sluit de Voorzitter de vergadering. Buiten de agenda om werden nog behandeld: 1°. een voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aankoop in het belang van de Volkshuisvesting van eenige perceelen tuinland, gelegen nabij den Morschweg aan de Pesthuislaan en aan de President Steijnstraat (blz. 20); 2°. een voorstel van Burgemeester en Wethouders tot ver hooging van een tweetal posten van de begrooting, dienst 1926, in verband met tijdelijke belegging van kasgeld (blz. 30).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 12