8 MAANDAG 25 JANUARI 1926. De heer Dubbeldeman geeft toe, dat in dezen het voorstel is uitgegaan van Burgemeester en Wethouders, maar wil verklaren, dat de heer Bomli op sprong zat om een dergelijk voorstel te doen. Uit blieven van de »Eendiacht" heeft spreker den vorigen keer voorgelezen, dat haar tweemaal kapitaal is aangeboden tegen een lagere rente, dan de gemeente in rekening heeft gebracht. In elk geval staat het vast, dat de heer Bomli, die van deze zaak speciaal op de hoogte is, den Raad het best kan voorlichten. Tegenover den heer Zuidema ontkent spreker, dat hij handig is opgetredener was geen handigheid noodig, omdat het er spreker alleen om te doen is den menschen, die daaraan groote behoefte hebben, aan een goedkoopere woning te helpen. Men kan beter van handigheid van den heer Zuidema spreken toen hij zoo straks, als het mogelijk was geweest, een amendement zou hebben ingediend, om den Wethouder van Onderwijs bij te brengen, dat deze een andere uitlegging aan de wet moest geven, die ook geld en iets meer zou hebben gekost dan waarom het hier gaat. Dit was van den heer Zuidema handig bedoeld, maar het was zoo onhandig, dat anderen het doorzagen. Men mag voorts niet, zooals de heer Zuidema, hier spreken van een willekeurigen toeslag, want de menscben zijn vaak verplicht om in een dure woning te trekken, omdat zij geen andere kunnen krijgen. De Voorzitter brengt steeds Amsterdam in het geding, maar spreker kan verklaren, dat daar naar verhouding de woningen niet duurder zijn dan te Leiden, indien men althans in aan merking neemt wat men voor zijn geld krijgt, ook al voegt de Voorzitter spreker toe, dat men te Amsterdam met de vermindering, die men wil aanbrengen, niet beneden een huur van 6.— komt. De aankoop van den grond en het bouwrijp maken daarvan zijn hier lang niet zoo duur als in Amsterdam, hetgeen toch een factor van beteekenis is. Wat de vraag van den Voorzitter betreft om 4 gemeenten te noemen, waar op het gebied der huurverlaging hetzelfde geschiedt als hier, spreker wil haar beantwoorden met deze vraag: in welke 4 gemeenten laat men de bewoners meer betalen dan de kosten voor de gemeenschap bedragen? Het kan nooit de bedoeling zijn geweest, toen het Rijk, de ge meenten en de woningbouwvereenigingen deze taak op zich namen, dat de gemeenten de bewoners op die manier zouden villen en het staat voor spreker nog absoluut niet vast, dat men door 572 rente te berekenen niet te veel in rekening brengt. Had de Wethouder op 21 December de toezegging gedaan, dat Burgemeester en Wethouders zouden voorstellen het van 1 Januari tot 1 Juli eventueel te veel betaalde met terugwerkende kracht terug te betalen, dan was de toestand waarschijnlijk anders geworden; er is evenwel de schijn gewekt, alsof men van 1 Januari tot 1 Juli 5V» zou betalen, waarna men dan verder zou zien. Welk bezwaar is er tegen om af te wachten wat Ge deputeerde Staten doen en waarom moeten Burgemeester en Wethouders altijd door dik en dun ingaan tegen een besluit van den Raad, dat hun niet bevalt P Bovendien is het de vraag, of de Kioon zal ingaan op de bezwaren van Gedeputeerde Staten. De kwestie is niet alleen hier aan de orde en geheel Nederland kijkt naar hetgeen hier zich afspeelt. Van zijn standpunt bezien, geeft spreker toe, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet zoo erg goochem was, maar daarvan profiteeren spreker en de zijnen. Het zou een mooi voorstel zijn geweest, als het niet alleen een gebaar ware. Ongecorrigeerd De heer Kooistra zegt, in verband met de uitnoodiging van den Voorzitter om eens 4 gemeenten te noemen, waar gedaan wordt op dit gebied wat Leiden doet, dat Leiden niet anders doet dan het geld, dat het van de bedrijven tegen een rente van 3 in déposito heeft, tegen hoogere rente aan de woningbouwvereenigingen te verstrekken. Overigens zou het toch geen bijzondere verdienste zijn, welke als voorbeeld voor andere gemeenten moet strekken, wanneer men het geld zou verstrekken tegen dezelfde rente als waarvoor men het zelf leent. In Almelo heeft men, zonder geld te leen te geven, 60.000.— en in Arnhem 78.000. beschikbaar gesteld om een tegemoetkoming in de hooge huren te kunnen geven. Hier doet men echter niets anders dan ongeveer gelijk spelen en stelt men het voor alsof men bij een rente van 5 een schadepost zou hebben, maar die zou zeker een bedrag van 60.000 niet overschrijden, terwijl Almelo er financiëel misschien nog ongunstiger voorstaat dan Leiden. Spreker stelt dus deze twee plaatsen tegenover Leiden, welke meer hebben gedaan ter te gemoetkoming in de hooge huren. Door dat cadeau te doen, bewijst men den men schen een goeden dienst en spreker hoopt dan ook, dat dezelfde Raadsleden ook nu weer voor de verlaging zullen stemmen. De heer Knuttel neemt geen verantwoordelijkheid op zich voor hetgeen elders geschiedt. Vaststaat dat te Leiden de huren te hoog zijn en dat de gemeente, om die te doen dalen, eenig risico op zich moet nemen door iets verder te gaan dan met een financiëele dekking is overeen te brengen. De rente, welke voor het kasgeld der bedrijven wordt betaald, is inderdaad fictief, maar niet fictief is, dat de rente, die de bedrijven zouden maken, als zij het geld elders in déposito gaven, niet meer zou bedragen dan 3| a 4 Van de rente der déposito-gelden moet dus in elk geval een percentage worden berekend. De heer Wilbrink zegt, dat het voorstel van den heer Dubbeldeman in beginsel zijn sympathie had, omdat ook naar zijn meening al het mogelijke moet worden gedaan om de hooge woninghuren te verminderen, maar hij verschilt met hem van meening in de wijze, waarop dit doel moet worden bereikt. De heer Dubbeldeman rekent de indiening van dit voorstel Burgemeester en Wethouders niet als verdienste aan, omdat, wanneer zij het niet gedaan hadden, een lid van zijn ver- eeniging, dus zelfs nog geen lid van zijn fractie, een dergelijk voorstel zou hebben ingediend. Dat is toch de zaak niet van den reëelen kant behandelen. Al is spreker van meening, dat er wel geen groot gevaar voor de gemeente-financiën aan verbonden zou zijn geweest, indien Burgemeester en Wethouders iets verder waren gegaan, het blijft hunne verdienste, dat zij er eigener beweging mede zijn gekomen, met de toezegging, dat, zoodra zij het mogelijk achten, zij in den loop van het jaar nog tot verdere ver laging zouden overgaan. Spreker zal dan ook gaarne voor dit voorstel stemmen. De heer Zuidema moet nog even opkomen tegen de uitlating van den heer Dubbeldeman als zou spreker een handig be doelde, doch feitelijk onhandige poging gedaan hebben om iets voor het bijzonder onderwijs machtig te worden. Nu is dit op zich zelf zoo erg niet, doch de heer Dubbeldeman voegde er aan toe, dat die poging doorzien werd, waardoor de schijn wordt gewekt als zou spreker die poging gedaan hebben in de hoop, dat zij niet dborzien zou worden, dat hij iets zou wenschen wat niet door den beugel kon. Spreker heeft het voorstel van Burgemeester en Wethouders alleen bestreden, omdat hij meende, dat de wet op andere wijze moet woiden uitgelegd, niet echter om op handige wijze iets voor het bijzonder onderwijs in de wacht te sleepen. De opmerking, alsof spreker niet op het geld zou zien, wanneer het 't bijzonder onderwijs betreft, doch bezwaren zou maken zoodra het over zaken als deze gaat, is in het geheel niet op haar plaats. Het zijn twee geheel verschillende zaken. Zoo pas ging het over de vraag, hoe de wet moet toegepast worden, hierbij gaat het over de vraag, welke financiëele politiek de gemeente moet voeren en of het ver standig is in dit stadium toeslagen te geven, welke spreker als willekeurig heeft betiteld, omdat het voorstel van Burge meester en Wethouders slechts op een gedeelte van de woningblokken betrekking heeft en niet op alle. Of de ge meente toeslagen op de huur zal moeten gaan geven, daar over kan gesproken worden; langzamerhand zal het wel in die richting moeten gaan, maar dit punt is thans niet aan de orde. Om iets te bereiken, doet men het beste dit voorstel aan te nemen en genoegen te nemen met de toezegging van het College, dat zoo spoedig mogelijk tot verdere verlaging van den rentevoet zal worden overgegaan. Mevrouw van Itallie-van Embden zal, evenals den vorigen keer, ook er thans weer voorstemmen om de rente op 5% te bepalen, doch zij wenscht zich los te maken van de toe lichting, welke door de S. D. A. P. is gegeven. Vooreerst is haars inziens wel eenige waardeering voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders op haar plaats, maar wanneer zij tegenover elkander stelt de wijze, waarop de heer Dubbel deman dit voorstel heeft bestreden, en het feit, dat hij ten slotte heeft toegegeven, dat het geheele land naar dit voorstel keek, dan noemt zij de toelichting onpractisch en ontactisch. De heer Dubbeldeman antwoordt, dat hij meermalen waar deering voor het College en speciaal voor den Voorzitter heeft uitgesproken, maar houdt vol, dat, als Burgemeester en Wethouders niet met dit voorstel waren gekomen, dit een schande was geweest, terwijl hij er geen verdienste in kan zien, dat van de huurders niet meer wordt gevraagd dan de gemeente zelf betaalt. Zijn plicht doen is geen ver dienste, hem na te laten is een schande. Hetgeen spreker tot den heer Zuidema heeft gezegd, hand haaft hij. De eenige, die het in den Raad altijd alleen denkt te weten, is de heer Zuidema. De heer Zuidema zou met een amendement gekomen zijn,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 8