MAANDAG 25 JANUARI 1926. 13 antwoord van Burgemeester en Wethouders berust, weder met geheel nieuwe zaken en nieuwe data is gekomen. Het maakt op spreker den indruk, waarin hij werd versterkt doordat de heer Schüller eens van »hier ter stede" sprak en blijkbaar daarbij Rotterdam op het oog had, dat het dooi' hem voorgelezen stuk niet door hem, maar door iemand te Rotterdam is geschreven. Spreker handhaaft overigens, voor zoover zijn kennis reikt, het antwoord van Burgemeester en Wethouders; op het nieuw aangevoerde zouden zij alleen na het hooren van hun adviseurs kunnen antwoorden en de conclusie van den heer Schüller om een commissie van onderzoek te benoemen acht hij daarom voorbarig. Hij vreest evenwel, dat men met deze zaak aan den gang zal kunnen blijven, indien de heer Schüller telkens met nieuwe feiten komt. De heer Splinter kan op de door den heer Schüller mede gedeelde nieuwe feiten thans niet antwoorden, doch wil mede- deelen, dat de aanleiding tot deze onverkwikkelijke geschiedenis is gelegen in het feit, dat in het begin van het werk geen Leidsche straatmakers daarbij te werk zijn gesteld. De aannemer Verhagen had twee aannemers, de heeren Spierenburg te Rotterdam en Verhoeven te Leiden, uitgenoodigd om prijsopgave te doen voor het leggen van de straat; beiden schreven in voor 23 cent per M2. Voordat de uitslag bekend was, trachtte Verhoeven van Spierenburg te weten te komen voor hoeveel deze had ingeschreven, waarop Spierenburg, die uit den aard der zaak zijn inschrijving niet wilde mededeelen, een hooger cijfer noemde. Waar Verhoeven bekend staat als aannemer van kleine werkjes, lid is van den Nederlandschen Straatmakersbond en dus te Leiden eigenlijk bekend staat als werknemer, zich bij de Arbeidsbeurs meldt, als hij geen werk heeft en dan ook nu en dan steun geniet, kan men hem moeilijk als aannemer beschouwen, die een loonwerk van ongeveer ƒ11.000.kan overzien. De heer Verhoeven moge te Leeuwarden een werk hebben gemaakt van ongeveer ƒ90.000.waaronder echter de levering der materialen was begrepen, bovendien zijn de aldaar door hem uitgevoerde werken gemaakt in combinatie met een zekeren van der Kooy. Toen op 15 Juni, dus niet op 22 Juni, het werk aan den heer Spierenburg was gegund, zijn twee Rotterdamsche straat makers aan het werk gesteld, omdat bij de Arbeidsbeurs slechts één straatmaker was ingeschreven, die naar bij infor matie bleek, voor banden stellen en tegels leggen niet voldoende bekwaam was. Dit bleek ook juist, want later heeft men hem aan het gewone straatwerk moeten zetten. Op 26 Juni heeft Verhoeven den Adjunct-directeur schriftelijk verzocht te werk te worden gesteld tegen een tarief van 23 cent per M2, waarop de Adjunct-directeur een onderhoud heeft, gehad met Verhoeven en de Ridder, waarbij hij hun heeft gezegd, dat zij zich bij den aannemer om werk moesten aan melden, terwijl hij den aannemer zou opdragen in de eerste plaats Leidsche werklieden te werk te stellen, zoodra het straatmakerswerk voortgang kon hebben. Omtrent het tarief moesten zij met den aannemer tot een accoord zien te komen; zij behoefden niet minder, maar ook niet meer dan de Rotter damsche straatmakers te verdienen. Het tarief van 20 cent per M2. was hun echter te laag en zij verlangden, dat de Rotterdammers ontslagen werden. Aangezien Verhoeven eerst op 29 Juni zonder werk zou komen, was daarvoor allerminst reden en het is zeer te begrijpen, dat de Adjunct-directeur daarop niet inging. Het gevolg was, dat de Algemeene Neder- landsche Straatmakersbond er zich mee ging bemoeien. Op 1 Juli kwam de brief van den Algemeenen Nederland schen Straatmakersbond uit Rotterdam, waarin stond, dat het bestek niet werd nageleefd en dat Verhoeven zich reeds had aangemeld, vóórdat de Rotterdamsche straatmakers gekomen waren, hetgeen onjuist is, omdat dezen reeds op 15 Juni aan het werk zijn gegaan, terwijl Verhoeven zich eerst op 26 Juni heeft aangemeld. Wat de tarieven betreft, bij uitgebreide bestratingswerken als deze is een doorsneetarief van 20 cent per M2, klinker- of tegelbestrating of per M. stellen van trottoirband niet te laag, vooral als men in aanmerking neemt, dat de materialen vlak bij de hand zijn en dat voor het zgn. »baati maken" door den aannemer afzonderlijke werklieden worden gebezigd, die door hem en dus niet door de straatmakers worden betaald. Het tegel leggen en banden stellen is het voordeeligst, indien, zooals hier, groote lengten achter elkander worden gelegd en er niet of nagenoeg niet »gehakt" behoeft te worden, hetgeen ook hier het geval was, omdat de breedte der trottoirs en rijwielpaden grootendeels juist op tegelmaat was berekend. Op een willekeurigen dag is door de Directie gecontroleerd, dat met het stellen van banden en het leggen van tegels per dag door een straatmaker +/12.kon worden verdiend en gemiddeld ruim ƒ52.50 per week. En het werk mag gezien worden! Het onvoordeeligst is de klinkerbestrating tusschen de tramsporen, omdat men voortdurend gestoord wordt door het tramverkeer en er bovendien nog al gehakt moet worden; voordeeliger weder zijn de breede vakken naast het tramspoor, waar men rustig kan doorwerken en waar weinig behoeft te worden gehakt. In het tramspoorwerk hebben de straatmakers dooreen verdiend ongeveer 42.50 per week; in het breede werk ƒ47.50, welk laatste bedrag het gemiddeld weekloon van de straatmakers is geweest. De verschillende soorten van werk worden zooveel mogelijk onder de straatmakers gelijkelijk verdeeld. Leiden bezit voor de straatmakers geen collectief contract wel heeft de gemeente voor hare vaste straatmakers tarieven, die in het algemeen hooger zijn, te hoog, ware er niet een bepaling bij, dat een straatmaker niet meer dan 50.— per week mag verdienen. In den Haag betaalt men 21J cent per M2., te Amsterdam 20 cent per M2. voor herstellings- en vernieuwingswerk en 18 cent voor uitbreidingswerken. Te Rotterdam is het tarief hooger, doch zijn sprekers inlichtingen juist, dan kunnen daar de straatmakers als vast loon niet meer verdienen dan f 35.40% of f 49.per week. Bij openbare aanbestedingen zijn de tarieven veel lager: te den Haag is onlangs werk aangenomen voor gemiddeld 17J cent en te Hillegersberg voor gemiddeld 18 cent per M2 en daar stuurt de heer Schoonderwoerd de werklooze straat makers dan heen. Hieruit blijkt, dat het tarief hier niet te laag was. Na onderlinge bespreking zouden op 9 Juli de 3 Leidsche straatmakers aan het werk gaan tegen het tarief van 20 cent per M2; één is aan het werk gegaan, de anderen zijn niet gekomen, deze hadden eerst eenige andere karweitjes te doen. Na dien tijd hebben zij zich niet meer aangemeld, terwijl de 2 Rotterdamsche straatmakers, die geen lid van den Bond zijn, aan het werk zijn gebleven. Na deze mislukking zat de Straatmakersbond niet stil. Op een in de maand November door den Voorzitter uitgeschreven vergadering, waarin zou worden gewezen op de noodzakelijkheid van handhaving der besteksbepalingen en vooral op de uit voering van kwaliteitswerk, was geen der aldaar werkzame straatmakers aanwezig, hoewel zij hadden toegezegd haar te zullen bijwonen. De heer Schoonderwoerd schreef dat hieraan toe, dat de werklieden onder suggestie van den aannemer Spierenburg stonden, hetgeen spreker evenwel ernstig be twijfelt, aangezien de werklieden tegenwoordig niet zoo bang voor een aannemer zijn. In een schrijven deelde hij tevens de Directie mede, dat hij, naar spreker meent, een keerin Julieneen keer in November den gang van zaken had nagegaan en dat hij, ook op verklaringen vari anderen, moest constateeren, dat er slecht werk was gemaakt, terwijl het niet aan hen zou zijn te wijten, indien andere autoriteiten zich ermede be moeiden. Dit heeft tot de interpellatie van den heer Schüller aanleiding gegeven. Nu wat den technischer! kant van de zaak betreft, een bestek dient zoowel door de Directie als aannemer met verstand van zaken te worden uitgelegd. Doet men dat niet, dan zijn botsingen wegens meeningsverschillen, die bij de uitvoering van een werk dagelijks kunnen voorkomen, onvermijdelijk, tot schade van het werk. Het ophoogen met zand ter dikte van 15 c.M. is in de stukken voldoende toegelicht. Persoonlijk heeft spreker zich op de hoogte gesteld en, waar alleen op het oude gedeelte van den weg het aanwezige zwarte zand is gebruikt, ziet hij niet de noodzakelijkheid in om eerst zand weg te voeren en daarna weer zand op te brengen. Bij het herstraten zullen er bovendien nog groote hoeveelheden zand noodig zijn. Dat op slechte wijze is gestraat en tegels gelegd, moet worden tegengesproken, eveneens dat er door te groote voegen minder steenen dan 92 per M2. ingaan. Spreker heeft op willekeurige plaatsen een opname laten doen en daarbij is gebleken, dat per M2. gebruikt zijn resp. 97|, 88, 95, 93, 95, 95 en 97 steenen, gemiddeld dus 94,35 of rond 95. De totale oppervlakte der uitgevoerde klinkerbestratingen bedraagt voor de twee perceelen (Leiden en Oegstgeest) 15.713 M2., waarvoor 1.402.000 steenen zijn gebruikt of 93,1 stuks per M2. Persoonlijk heeft spreker ook straatwerk gemeten, waar 95 steenen per M2. gelegd waren, terwijl de staat van aan wijzing tot nadere verrekening 92 stuks per M2. aangaf. Dit bewijst dus voldoende, dat de steenen wel degelijk sluitend tegen elkander zijn gebracht. Evenzoo is het met de voetpaden. Als men het ziet, moet men constateeren, dat het door de Rotterdamsche straatmakers gemaakte werk goed is. Wat de sluitkanten betreft, vooral bij bochten in den weg is het trottoir niet aangesloten, maar men vergete daarbij niet, dat het opnieuw gelegd moet worden, waarna, waar het kan, wel degelijk sluitstukken bijgemaakt zullen worden, alvorens het met cement aan te vullen. Aan spreker is voorts verzekerd, dat wel degelijk voldoende is gestampt, en dat het niet juist is, dat eerst na 28 November stampers op het werk zijn gekomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 13